ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3157 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3986/12.120

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3157
Datum uitspraak: 06-07-2012
Datum publicatie: 22-08-2012
Zaaknummer(s): R. 3986/12.120
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Handelen van een deken, lid R.v.T, R.v.D, Hof
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het stond verweerder vrij zijn visie aan klager weer te geven ten aanzien van de door klager ingediende klachten. Verweerder heeft immers als taak bij het vervullen van zijn functie van deken om te trachten kennelijk niet-ontvankelijke of kennelijk ongegronde klachten zoveel als mogelijk af te doen zonder dat deze tot een procedure bij de raad leiden. Uit de stukken volgt niet dat verweerder in redelijkheid niet tot zijn oordeel is kunnen komen   Klacht kennelijk ongegrond.

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden d.d. 7 juni 2012, door de raad ontvangen op 8 juni 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Verweerder heeft een aantal klachten van klager tegen mr. B. onderzocht.

1.2 Op 15 februari 2012 heeft klager een drietal nieuwe klachten tegen mr. B. ingediend.

1.3 Verweerder heeft klager bij brief van 15 februari 2012 laten weten dat deze klachten niet nieuw waren en al in behandeling waren genomen door de Raad van Discipline in een verzetprocedure.

1.4 Op 23 februari 2012 heeft verweerder een brief aan klager doen toekomen, waarin hij onder meer aan klager laat weten dat hij meent dat de nieuwe klachten van klager tegen mr. B. niet aan de tuchtrechter behoren te worden voorgelegd, maar dat hij overeenkomstig klagers dringend verzoek deze klachtzaken ter beoordeling aan de Raad van Discipline zal doen toekomen.

1.5 Bij brief van 26 januari 2012 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de voorzitter van de raad. De voorzitter heeft bij verwijzingsbeslissing van 14 maart 2012 de zaak ex artikel 46c lid 4 van de Advocatenwet verwezen naar de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden, teneinde deze te onderzoeken en af te handelen.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij klager heeft bericht van mening te zijn dat klagers klachten tegen mr. B. niet nieuw waren, maar dat deze al eens zijn ingediend en zelfs al eens zijn beoordeeld door de plaatsvervangend voorzitter van de raad. Voorts stelt klager dat hij de brieven van verweerder als vijandig en denigrerend heeft ervaren.

3 BEOORDELING

3.1 De aard van de functie van deken brengt mee dat bij de tuchtrechtelijke controle, waaraan ook het optreden van een deken is onderworpen, terughoudendheid dient te worden betracht vanwege de beleidsvrijheid die een advocaat in die functie toekomt. De beleidsvrijheid van de deken is in deze zaak in geding.

3.2 Het stond verweerder vrij zijn visie aan klager weer te geven ten aanzien van de door klager ingediende klachten. Verweerder heeft immers als taak bij het vervullen van zijn functie van deken om te trachten kennelijk niet-ontvankelijke of kennelijk ongegronde klachten zoveel als mogelijk af te doen zonder dat deze tot een procedure bij de raad leiden. Uit de stukken volgt niet dat verweerder in redelijkheid niet tot zijn oordeel is kunnen komen. Meer in het bijzonder is het feit dat klager nieuwe bezwaren heeft geformuleerd tegen mr B. naar aanleiding van  ontvangen nieuwe  informatie onvoldoende om aan te moeten nemen dat reeds daarom sprake is van nieuwe klachten die  los staan van de reeds eerder aanhangig gemaakte klachten en verweerder om die reden gehouden zou zijn die nieuwe klachten in behandeling te nemen.  Verweerder heeft overigens op verzoek van klager alsnog de klachten ter beoordeling naar de raad doorgestuurd, zodat verweerder de vervulling van zijn taken als deken niet heeft veronachtzaamd.

3.3 De inhoud van de brief van verweerder aan klager van 23 februari 2012 kan niet worden gekwalificeerd als “denigrerend” en/of “vijandig” jegens klager. Het betreft een zakelijke weergave van hetgeen zich heeft voorgedaan en de visie van verweerder hierop.

3.4 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4 BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 6 juli 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 9 juli 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.