ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3153 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3965/12.99

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3153
Datum uitspraak: 31-05-2012
Datum publicatie: 22-08-2012
Zaaknummer(s): R. 3965/12.99
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet kan worden vastgesteld dat verweerster in strijd heeft gehandeld met de gedragsregels 14 en 15. Voor zover klager stelt dat verweerster het gelijkheidsbeginsel en het beginsel van hoor en wederhoor zou hebben geschonden, wijst de voorzitter erop dat verweerster als advocaat van de wederpartij niet gehouden is deze beginselen toe te passen. Het is de taak van verweerster het standpunt van haar cliënte over te brengen. Dat het belang van de cliënte van verweerster strijdig is met klagers belang is een gegeven en het is aan de bestuursrechter om een beslissing te nemen in dat geschil.   Niet kan worden vastgesteld dat verweerster enige geheimhoudingsbepaling heeft geschonden.   Klachtenonderdelen kennelijk ongegrond.

De (plaatsvervangend) voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden d.d. 3 mei 2012, door de Raad ontvangen op 4 mei 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Verweerster behartigt de belangen van de voormalig werkgever van klager in een procedure tegen klager.

1.2 Klager was met ingang van 1 april 1989 in dienst getreden bij R., een zelfstandig bestuursorgaan. Klager vervulde een administratieve functie.

1.3 R. heeft klager met ingang van 15 augustus 2010 eervol ontslagen onder toekenning van de daarbij behorende uitkering.

1.4 Het ontslag is na bezwaar gehandhaafd bij besluit op bezwaar d.d. 14 januari 2011. Klager heeft daartegen beroep ingesteld.

1.5 In maart 2011 heeft klager een integriteitsmelding gedaan bij het meldpunt integriteit van R.

1.6 Op 22 augustus 2011 heeft een mondelinge behandeling bij de rechtbank ’s-Gravenhage, Sector Bestuursrecht, plaatsgevonden in de beroepsprocedure. Verweerster heeft in haar pleitnotitie de volgende passage opgenomen en voorgedragen:

“Bovendien wijst de R. (red.) er nogmaals op dat klager (red.) de enige was die moeite had (en nog steeds heeft) met X. (red.). Dat zulks het geval is, blijkt wel uit het feit dat klager (red.) na zijn ontslag een klacht jegens zowel X. (red.) als Y. (red.) heeft ingediend bij het meldpunt integriteit wegens vermeende integriteitschending. Het intern onderzoek is inmiddels afgerond en heeft niets opgeleverd. Klager (red.) heeft inmiddels mondeling aangekondigd dat hij om een extern onderzoek zal verzoeken.”

1.7 Klager heeft op 14 december 2011 een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster, dat zij:

a. in de beroepsprocedure betreffende het ontslag van klager vertrouwelijke informatie heeft prijsgegeven, de rechter heeft beïnvloed en een negatieve beeldvorming van klager heeft gecreëerd. Klager is van mening dat verweerster in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 14 lid 1 en gedragsregel 15 lid 1 en 2;

b. niet conform de Klokkenluidersregeling van R. heeft gehandeld, door klagers naam als melder van de klacht in de beroepsprocedure te noemen. Klager verwijt verweerster dat zij zich in opdracht van R. schuldig heeft gemaakt aan schending van de geheimhoudingsplicht.

3 BEOORDELING

3.1 Vooropgesteld wordt dat een advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.2 Het staat een advocaat vrij om, zonder voorafgaande aankondiging, een pleitnota tijdens een zitting te overleggen en voor te dragen aan de rechtbank. Op basis van hetgeen klager heeft gesteld – en door verweerster gemotiveerd is betwist – kan niet worden vastgesteld dat verweerster in strijd heeft gehandeld met de gedragsregels 14 en 15. Voor zover klager stelt dat verweerster het gelijkheidsbeginsel en het beginsel van hoor en wederhoor zou hebben geschonden, wijst de voorzitter erop dat verweerster als advocaat van de wederpartij niet gehouden is deze beginselen toe te passen. Het is de taak van verweerster het standpunt van haar cliënte over te brengen. Dat het belang van de cliënte van verweerster strijdig is met klagers belang is een gegeven en het is aan de bestuursrechter om een beslissing te nemen in dat geschil.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.3 Ten aanzien van dit klachtonderdeel kan niet worden vastgesteld dat verweerster enige geheimhoudingsbepaling heeft geschonden. Verweerster heeft gesteld dat het artikel waarop klager zich beroept geen onderdeel uitmaakt van de Klokkenluidersregeling van haar cliënte. Klager heeft gesteld dat het artikel deel uitmaakt van de algemene Klokkenluidersregeling die geldt voor de sectoren Rijk en Politie. Verweerster betwist dat deze van toepassing is. Nu klager zijn standpunt niet nader heeft onderbouwd, kan niet worden aangenomen dat een geheimhoudingsbepaling van toepassing dan wel geschonden is.

3.4 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a en b kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4 BESLISSING

wijst de klachtonderdelen a en b als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 31 mei 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 1 juni 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.