ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3150 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3861/11.264

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3150
Datum uitspraak: 02-07-2012
Datum publicatie: 22-08-2012
Zaaknummer(s): R. 3861/11.264
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager heeft verweerder benaderd met een verzoek de belangenbehartiging voor zijn dochter in een BOPZ-zaak in behandeling te nemen. Verweerder neemt kennis van het dossier, waarvan een kopie door klager op kantoor wordt afgegeven, en laat enige tijd daarna weten dat hij de belangenbehartiging, die al door een andere advocaat wordt verricht, niet overneemt. Klacht dat verweerder ondanks een toezegging daartoe klagers zaak niet met spoed in behandeling heeft genomen en dat verweerder de gemaakte afschriften van het dossier niet aan klager terug heeft gegeven. De plaatsvervangend voorzitter oordeelt dat niet kan worden vastgesteld dat verweerder een opdracht van klager tot belangenbehartiging voor diens dochter heeft aanvaard. Het was niet aan klager, maar aan zijn (meerderjarige) dochter om te bepalen of zij door verweerder wenste te worden bijgestaan. Niet gebleken van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Verzet ongegrond.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 15 december 2011, door de raad ontvangen op 16 december 2011, heeft de deken van de Orde in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 11 januari 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen, welke beslissing op 12 januari 2012 aan partijen is verzonden.

1.3 Per e-mail van 25 januari 2012, door de raad op die datum ontvangen, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 4 juni 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan die de plaatsvervangend voorzitter heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 3.

2.2 Bij brief van 3 mei 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij ondanks zijn toezegging daartoe klagers zaak niet (met spoed) in behandeling heeft genomen. Voorts verwijt klager verweerder dat hij de gemaakte afschriften van de door klager aan verweerder beschikbaar gestelde stukken niet aan klager terug heeft gegeven.

3.3 In het verzet heeft klager zijn bezwaren tegen het handelen verweerder gehandhaafd. Volgens klager wilde verweerder de zaak behandelen en wilde deze daarom eerst de gegevens ontvangen. Die heeft klager persoonlijk gebracht en bij verweerder gekopieerd.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter.

De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klachtonderdelen en maakt die tot de zijne.

5.2 De raad voegt daaraan toe dat bij de behandeling van het verzet is gebleken dat klager in een telefoongesprek met het kantoor van verweerder te kennen heeft gegeven dat hij een andere advocaat zou benaderen en dat verweerder daarop heeft laten weten dat hij daartegen geen bezwaar had.

5.3 Voorts is aannemelijk dat verweerder de dossierstukken van klager slechts heeft willen ontvangen met het oog op de vraag of hij de behandeling ervan zou overnemen. Een advocaat is in beginsel niet verplicht kopieën van stukken te retourneren. De door klager gestelde spoedeisendheid behoefde verweerder niet tot eerdere berichtgeving te nopen daar het verweerder bekend was dat de dochter van klager in het kader van de Wet BOPZ al door mr H. werd bijgestaan.

5.4 Het voorgaande brengt mee dat het verzet ongegrond is.

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, P.S. Kamminga, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 juli 2012.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 4 juli 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden/ in het arrondissement ’s-Gravenhage/Rotterdam/Dordrecht

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.