ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3133 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3754/11.156

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3133
Datum uitspraak: 07-05-2012
Datum publicatie: 20-08-2012
Zaaknummer(s): R. 3754/11.156
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft zonder overleg met of instemming van klager een brief aan de rechtbank gezonden in een zaak die in staat van wijzen was. Strijd met gedragsregel 15 lid 2. Klacht in zoverre gegrond. Enkele waarschuwing.  

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 8 augustus 2011 met kenmerk K146 2010/2011 ew/kme, door de raad ontvangen op 8 augustus 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 maart 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1 Verweerder is de raadsman van de wederpartij van een cliënt van klager in een civiele procedure.

2.2 In deze procedure is op 26 augustus 2009 een tussenvonnis gewezen waarbij een getuigenverhoor is gelast.

2.3 De enquête is gehouden op 2 juni 2010, de contra-enquête op 10 september 2010.

2.4 Partijen hebben vervolgens nog schriftelijke conclusies gewisseld waarna op de rol van 24 november 2010 de datum voor het vonnis is bepaald op 5 januari 2011. Op die datum is geen vonnis gewezen.

2.5 Bij brief van 28 januari 2011 heeft verweerder zich zonder overleg en instemming van klager tot de rechtbank gewend met het verzoek op grond van artikel 31 Rv het op 26 augustus 2009 gewezen tussenvonnis te verbeteren. In zijn brief aan de rechtbank heeft verweerder opgemerkt: “Uiteraard heb ik er geen bezwaar tegen indien de rechtbank deze kennelijke fout herstelt door in het thans te wijzen vonnis alsnog op deze provisionele vordering beslist, uiteraard voorzover dat te wijzen vonnis daardoor geen vertraging oploopt.”

2.6 De rechtbank heeft op 30 maart 2011 eindvonnis gewezen.

2.7 Bij brief met bijlagen van 8 maart 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij:

a. zich zonder enig overleg met of toestemming van klager bij brief van 28 januari 2011 tot de rechtbank heeft gewend met het verzoek op grond van artikel 31 Rv een (in zijn visie) kennelijke fout in een op 26 augustus 2009 gewezen tussenvonnis te verbeteren, terwijl de zaak sinds 24 november 2010 voor vonnis stond;

b. de rechtbank met zijn brief van 28 januari 2011 onjuist heeft geïnformeerd althans heeft misleid door niet te vermelden dat de door zijn cliënte ten laste van de cliënt van verweerder gelegde beslagen in maart 2009 waren opgeheven en dat twee van de opgeheven beslagen in september 2010 opnieuw zijn gelegd. 

4 VERWEER

4.1 Verweerder erkent zonder overleg met en instemming van klager zijn brief van 28 januari 2011 aan de rechtbank te hebben gezonden. Het verzoek tot herstel betrof volgens hem een tussenvonnis naar aanleiding van een provisionele vordering van de cliënt van klager, waarop de rechtbank ten onrechte niet had beslist. Met betrekking tot die provisionele vordering was volgens verweerder al in maart 2009 vonnis gevraagd en op 26 augustus 2009 door de rechtbank beslist. Het tuchtrechtelijke verbod ziet volgens verweerder niet op een geval als het onderhavige, waarbij de advocaat zich tot de rechtbank wendt met een verzoek tot herstel/aanvulling van een reeds gewezen tussenvonnis ten aanzien van een punt waarover in dat tussenvonnis reeds is geoordeeld en welk oordeel in het vervolg van de procedure niet nog eens door de rechtbank zal worden gegeven.

4.2 Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel betwist verweerder dat hij de rechtbank onjuist heeft geïnformeerd of misleid. Volgens hem stond in het buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte proces-verbaal ten onrechte vermeld dat alle ten laste van de cliënt van klager gelegde beslagen zouden worden opgeheven maar was enkel de opheffing van het ten laste van de cliënt van klager onder de Postbank gelegde beslag, afgesproken.

5 BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1 Gedragsregel 15 lid 2 bepaalt dat een advocaat zich nadat om een uitspraak is gevraagd, enkel met toestemming van de wederpartij tot de rechter mag wenden. Door zich zonder toestemming van klager tot de rechter te wenden op het moment dat de datum voor het vonnis was bepaald, heeft verweerder die regel overtreden. Dat zijn verzoek aan de rechtbank zag op het tussen partijen al ruim een jaar voordien gewezen tussenvonnis, maakt dat niet anders. Dat klemt te meer nu verweerder in zijn brief aan de rechtbank een suggestie doet voor de inhoud van het eindvonnis en beide vonnissen ook dezelfde procedure betreffen. Ten overvloede wijst de raad erop dat verweerder meer dan een jaar de tijd had gehad de door hem verzochte wijziging te vragen zonder dat hij daarvoor de toestemming van klager behoefde omdat de zaak toen (nog) niet in staat van wijzen was. Verweerder heeft geen verklaring gegeven voor het feit hij zo lang heeft gewacht.

5.2 De raad acht dit klachtonderdeel gegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.3 De stellingen van klager en verweerder ten aanzien van het al dan niet onjuist informeren c.q. misleiden van de rechtbank door verweerder staan haaks op elkaar. Op basis van de inhoud van het dossier kan de raad de gegrondheid van dit klachtonderdeel niet vaststellen.

5.4 De raad acht dit klachtonderdeel derhalve ongegrond.

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad dehierna te melden maatregel passend en geboden.

7 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a. gegrond;

- legt aan verweerder terzake de maatregel van enkele waarschuwing op;

- verklaart klachtonderdeel b. ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten, G.J. Schipper en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 mei 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 8 mei 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl