ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2858 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.3796/11.198

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2858
Datum uitspraak: 19-03-2012
Datum publicatie: 18-06-2012
Zaaknummer(s): R.3796/11.198
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. derden, subonderwerp: Financieel belanghebbenden
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft op zijn derdengeldenrekening gestorte bedragen ten behoeve van zijn cliënt (de saniet) , die toegelaten was tot de WSNP, doorgestort aan de saniet, althans op rekeningen gestort waar de saniet de beschikking over had. Verweerder heeft daarmee actief vermogen onttrokken aan het wettelijke beslag. De op de derdengeldenrekening ontvangen bedragen hadden aan de boedel moeten worden voldaan. Het enkele feit dat verweerder een bedrag ten behoeve van de schuldeisers heeft gereserveerd maakt de handelwijze van verweerder, die de raad aanmerkt als het niet handelen zoals een behoorlijk advocaat betaamt, niet minder tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit in aanmerking nemende is het doen van een voorstel aan schuldeisers om akkoord te gaan met betaling van een deel van de vordering eveneens tuchtrechtelijk aan verweerder te verwijten. De klacht is gegrond. Als maatregel wordt opgelegd een schorsing in de praktijkuitoefening van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar  

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 13 september 2011, door de raad ontvangen op 16 september 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 januari 2012 in aanwezigheid van klagers en verweerder, die vergezeld werd door zijn kantoorgenoten mr. A. en mr. R. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Bij vonnis van 19 februari 2008 heeft de Rechtbank Dordrecht de wettelijke schuldsanering uitgesproken over C., een cliënt van verweerder, hierna ook de saniet. Klager sub 1 is tot bewindvoerder benoemd.

2.2 Verweerder heeft de saniet bijgestaan in een procedure tegen de Staat ten einde een door de Staat aan de saniet te betalen schadevergoeding vastgesteld te krijgen. Verweerder heeft de saniet tevens bijgestaan bij het doen van een voorstel aan de schuldeisers ten einde een akkoord te verkrijgen.

2.3 Bij brief van 16 december 2009 heeft klager sub 1 de saniet onder meer geschreven:

“(…)

U hebt aangegeven voornemens te zijn tot een akkoord te komen met de schuldeisers. U stelt een financier bereid te hebben gevonden een bedrag ter hoogte van 50% van de erkende vorderingen beschikbaar te stellen. Onderstaand stel ik u op de hoogte van de voorwaarden en vraagpunten met betrekking tot deze kwestie.

(…)”

2.4 In de periode februari 2010 en augustus 2010 is op de derdengeldenrekening van het kantoor van verweerder een bedrag van ruim € 430.000,= afkomstig van de Staat bijgeschreven ten behoeve van de saniet. In dezelfde periode zijn ten laste van de derdengeldenrekening van het kantoor van verweerder betalingen gedaan tot een bedrag van circa € 520.000,= op de bankrekening van de minderjarige zoon van de saniet.

2.5 Bij faxbrief van 31 augustus 2010 heeft verweerder namens de saniet een voorstel gedaan aan zijn crediteuren de saniet, waaronder klager sub 2, en onder meer geschreven: 

“(…)

Ik wend mij tot u daar cliënten u een voorstel wensen te doen, zodat de WSNP kan worden beëindigd. Namens cliënten stel ik voor dat 50% van uw vordering wordt voldaan. 

(…)”

2.6 Klager sub 2 heeft het voorstel op 16 september 2010 voor akkoord ondertekend en diezelfde dag per fax aan verweerder geretourneerd.

2.7 Bij brief van 4 november 2010 heeft klager sub 2 aan klager sub 1 onder meer geschreven:

“(…)

Tevens is door ons vastgesteld dat door het advocatenkantoor [het kantoor waar verweerder werkzaam is; red.] ten laste van de bankrekening [derdengeldenrekening van het kantoor waar verweerder werkzaam is; red.], betalingen worden gedaan aan [de saniet; red.] (bankrekening X), de minderjarige zoon van [de saniet; red.] en wel tot een totaal bedrag van € 520.896 met als omschrijving schadeuitkering.

Een saillant detail is dat [klager sub 2; red.] op 31 augustus 2010 door het advocatenkantoor [van verweerder; red.] wordt aangeschreven namens [de saniet en diens echtgenote; red.] met eens schikkingsvoorstel inzake de WSNP. Aangeboden wordt om in het kader van de WSNP tegen 50% van de bestaande vordering een schikking te treffen.

(…)

..werd door [de saniet;red.] en diens accountant X. het volgende verklaard:

(…)

- Uit de rechtszaak tegen de staat heeft de [saniet; red.] al € 500.000, - ontvangen en er zal nog meer binnenkomen;

- De rechtszaak tegen de staat is tot augustus 2010 gevoerd door advocatenkantoor [van verweerder; red.].

-Schade-uitkering aan de [saniet; red.] heeft plaatsgevonden via [advocatenkantoor van verweerder; red.] die de uitkering heeft overgemaakt naar de bankrekening van de minderjarige zoon van de [saniet; red.] die wordt aangehouden bij de ABN-Amro bank. Vervolgens zijn deze gelden door [saniet; red.] zelf doorgeboekt naar de bankrekening van X. BV.

(…)”

2.8 Op 29 november 2010 heeft klager sub 2 aangifte gedaan tegen de saniet en heeft klager sub 2 in de aangifte opgenomen dat 

“(…)

In ieder geval is het vermoeden voor strafbare feiten, waarbij zowel [de saniet; red.] als het Advocatenkantoor [ van verweerder; red.] aangemerkt kunnen worden als verdachten, voldoende gerechtvaardigd.

(...)”

2.9 Bij brief van 30 november 2010 aan de politie heeft klager sub 1 aangifte gedaan van onder meer het vermoeden van betrokkenheid van verweerder bij het plegen van strafbare feiten van de saniet.

2.10 Bij brief met bijlagen van 7 december 2010 heeft klager sub 1 zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2.11 Bij e-mailbericht van 17 december 2010 heeft klager sub 2 de deken meegedeeld zich te voegen in de tuchtrechtelijke klacht tegen verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klagersub 1 verweerderdat hij

de derdengeldenrekening van diens kantoor misbruikt heeft door deze te gebruiken voor doelen waarvoor deze niet bedoeld is. Verweerder heeft de door zijn kantoor ten behoeve van de saniet ontvangen schadebetalingen van de Staat ter beschikking gesteld aan de saniet en deze bedragen niet toe laten komen aan de boedel. Terwijl verweerder wist dat er sprake was van een wettelijke schuldsanering heeft verweerder de ontvangen bedragen via de bankrekening van de minderjarige zoon van de saniet, alsmede een bankrekening van X. BV, op welke rekening de saniet gemachtigd was, laten toevloeien aan de saniet. Klager sub 1 acht extra bezwarend de omstandigheid dat verweerder, wetende van het vermogen van de saniet, een akkoord heeft voorgesteld aan de schuldeisers,waarbij deze schuldeisers 50% van hun vordering zouden ontvangen.

3.3 De klacht van klager sub 2 spitst zich toe op het feit dat verweerder klager sub 2 heeft bewogen om akkoord te gaan met het ontvangen van de helft van de vordering op de saniet, terwijl verweerder wist dat saniet wegens de door verweerder ontvangen schadevergoedingsbedragen in staat was zijn crediteuren volledig te betalen.

4 VERWEER

4.1 Verweerder stelt zich lastig te kunnen verweren nu hij een geheimhoudingsplicht heeft jegens zijn cliënt en er daarenboven aangifte tegen hem is gedaan.

4.2 Verweerder erkent dat hij op zijn derdengeldenrekening voor saniet ontvangen bedragen aan saniet heeft doorbetaald. Verweerder heeft, na overleg met zijn kantoorgenoten, gemeend dat deze gelden aan de saniet betaald konden worden nu de schadevergoeding saniet toekwam en er bovendien een bedrag ter hoogte van de totale vordering van alle schuldeisers gereserveerd was op zijn derdengeldenrekening. De schuldeisers liepen derhalve geen risico.

4.3 Het stond verweerder vrij om namens de saniet een voorstel te doen aan de schuldeisers om akkoord te gaan met 50% van de vordering. Het had op de weg van de schuldeiser, althans de bewindvoerder gelegen om meer vragen te stellen. Verweerder was niet gehouden om meer informatie te verstrekken dan hetgeen in zijn brief stond vermeld. Hij heeft geen onjuiste informatie verstrekt.

5 BEOORDELING

Ten aanzien van de klacht

5.1 Verweerder heeft ter zitting erkend dat hij met zijn kantoorgenoten besproken heeft over de vraag of de op de derdengeldenrekening ontvangen bedragen doorgestort konden worden aan de saniet. Verweerder heeft gesteld dat hij de ontvangen bedragen mocht overmaken aan de saniet en niet behoefde te laten toevloeien aan de boedel aangezien er een bedrag gereserveerd was ter hoogte van de totale vordering van de schuldeisers.

5.2 Verweerder was zich er derhalve van bewust dat de ontvangen bedragen vielen in het vermogen waarop een wettelijk beslag rustte, zodat deze bedragen aan de boedel hadden moeten worden betaald. Verweerder heeft de onder meer in de aangifte van klager sub 2 gestelde constructie niet betwist, zodat wordt aangenomen dat verweerder actief heeft meegewerkt aan een constructie om geld buiten de boedel om naar de saniet te laten komen. Verweerder heeft daarmee actief vermogen onttrokken aan het beslag. Verweerder heeft aldus gehandeld zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt. Het enkele feit dat verweerder een bedrag ten behoeve van de schuldeisers heeft gereserveerd, maakt dit niet minder tuchtrechtelijk verwijtbaar, nog daargelaten dat de reservering ten tijde van de betaling mogelijk onvoldoende zou zijn geweest.

5.3 Het vorenstaande in aanmerking nemende is het doen van een voorstel aan schuldeisers om akkoord te gaan met betaling van een deel van de vordering, terwijl hij (a) via zijn stichting derdengelden bewaarder was van tot het vermogen van saniet behorende gelden waarmee (b)de vorderingen volledig hadden kunnen en moeten worden voldaan en (c) terwijl verweerder actief heeft bijgedragen aan het onttrekken van de gelden aan een wettelijk beslag , eveneens tuchtrechtelijk aan verweerder te verwijten.

5.4 Dit geldt temeer aangezien verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar handelde in relatie tot klager sub 2. Saniet was immers op grond van artikel 327 juncto 105 Faillissementswet gehouden (ook ongevraagd) inlichtingen te verstrekken aan de bewindvoerder. Door dat niet te doen heeft de saniet zijn verplichtingen onder de Faillissementswetgeschonden. Deze schending is gesanctioneerd in onder meer artikel 350 Faillissementswet (beëindiging toepassing wettelijke schuldsanering). Saniet heeft getracht zijn schuldeisers te benadelen en verweerder was zich daarvan bewust. Verweerder heeft door onder de gegeven omstandigheden namens saniet het aanbod aan de crediteuren te doen aan deze schending en benadeling medewerking verleend. Het stond verweerder niet vrij in deze omstandigheden namens zijn cliënt een voorstel te doen aan diens schuldeisers, die bij het ontbreken van de onjuiste informatie bij de bewindvoerder, werden misleid. Dat geldt te meer nu verweerder door bij het doen van het aanbod te verwijzen naar de WSNP, de suggestie heeft gewekt dat het aangeboden bedrag het maximaal haalbare was, terwijl verweerder wist dat dit niet het geval was.

5.5 De klacht is derhalve gegrond ten opzichte van zowel klager sub 1 als klager sub 2.

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad dehierna te melden maatregel passend en geboden.

7 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel op van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden;

- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd voor de duur van twee maanden, tenzij de raad van discipline later anders mocht oordelen op grond dat verweerder zich vóór het einde van de op de datum van de uitspraak ingaande proeftijd van twee jaren heeft schuldig gemaakt aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, R. de Haan, J.P. Heinrich, H.E. Meerman, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 maart 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 20 maart 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl