ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2845 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.3734/11.136

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2845
Datum uitspraak: 02-04-2012
Datum publicatie: 20-05-2012
Zaaknummer(s): R.3734/11.136
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De advocaat heeft bijstand aan klager verleend in een geschil met de curator inzake bestuurdersaansprakelijkheid. Klacht dat de advocaat buitensporig heeft gedeclareerd, met name daar hij nodeloos tijd heeft besteed aan het bestuderen van klagers dossier. De advocaat heeft op verzoek van klager het instellen van een tegenvordering onderzocht en heeft daartoe twee ordners met stukken bestudeerd. De advocaat heeft voorts met de curator onderhandeld over een minnelijke regeling, die er is gekomen. Over de declaratie is door klager en zijn echtgenote een bespreking met de advocaat gevoerd. Daarin is een betalingsregeling getroffen, die later is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst. Deze is gedeeltelijk door klager nagekomen. De Raad komt tot het oordeel dat klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat de advocaat excessief heeft gedeclareerd. Klacht ongegrond

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 14 juni 2011, door de raad ontvangen op 15 juni 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 februari 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 In 2010 heeft verweerder klager bijgestaan terzake van een geschil met de curator in het faillissement van zijn vennootschap T. B.V.

2.2 Het geschil had betrekking op een aansprakelijkstelling (bestuurdersaansprakelijkheid), door de curator van klager en diens broer, die ook bij de vennootschap betrokken was.  

Klager en zijn broer waren door de curator gedagvaard voor de Rechtbank

’s-Gravenhage.

2.3 Bij brief van 17 juni 2010 heeft verweerder de verleende opdracht aan klager bevestigd. Tevens zijn daarin de afspraken over de behandeling van de zaak en het te voeren verweer vermeld. 

In die brief heeft verweerder bevestigd dat hij zijn werkzaamheden zou verrichten op basis van een uurtarief van € 225,-- exclusief 19% BTW en 7% kantoorkosten.

2.4 Ten behoeve van de door verweerder te verrichten werkzaamheden heeft klager een hoeveelheid stukken ten kantore van verweerder afgegeven, welke stukken door verweerder zijn bestudeerd en besproken met klager.

2.5 Verweerder heeft zich in de procedure gesteld teneinde voor klager verweer te voeren.

2.6 Verweerder heeft met de curator onderhandeld, hetgeen heeft geleid tot een schikking in de vorm van een vaststellingsovereenkomst tussen de curator, klager en diens broer.

2.7 Verweerder heeft een bedrag van omstreeks € 6.400,-- voor zijn werkzaamheden aan klager in rekening gebracht.

2.8 Klager heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het gedeclareerde bedrag.

2.9 Naar aanleiding van het bezwaar heeft verweerder op 20 oktober 2010 een bespreking gevoerd met klager en diens echtgenote.

2.10 Op 22 oktober 2010 is tussen verweerder en klager een vaststellingsovereenkomst/schuldbekentenis getekend, waarbij werd overeengekomen dat klager een bedrag van € 6.407,22 aan verweerder verschuldigd is, te betalen in termijnen. 

De overeenkomst is mede ondertekend door de echtgenote van klager in verband met het feit dat zij bij het maken van de afspraken en het vastleggen daarvan aanwezig is geweest.

2.11 Klager is de gemaakte betalingsafspraak deels nagekomen. Hij heeft enkele termijnen betaald; in totaal € 2.000,--.

2.12 Bij brief van 24 december 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 De klacht houdt meer in het bijzonder in dat verweerder buitensporig heeft gedeclareerd, daar de werkzaamheden en de kosten in geen enkele verhouding tot de zaak staan. Klager verwijt verweerder daarbij dat hij nodeloos tijd heeft besteed aan het bestuderen van de door klager afgegeven ordners.

4 VERWEER

Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 Uitgangspunt bij de beoordeling is de regel dat de advocaat bij zijn declaratie een, alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijk salaris in rekening behoort te brengen. Volgens vaste jurisprudentie van de raden van discipline en het hof van discipline is er slechts dan aanleiding voor ingrijpen van de tuchtrechter indien de advocaat excessief heeft gedeclareerd.

5.2 Uit de stellingen van partijen blijkt dat klager naar aanleiding van de inleidende bespreking met verweerder twee ordners met stukken aan verweerder heeft afgegeven. Klager had ook een opstelling gemaakt van zijn bezwaren tegen de inhoud van de dagvaarding, die door de curator was uitgebracht.

Verweerder heeft onbetwist aangevoerd dat hij van klager het verzoek had om een tegenvordering (loonvordering) bij de curator kenbaar te maken als verweer tegen de vordering van de curator. 

Aan verweerder kan aldus niet worden tegengeworpen dat hij de door klager afgegeven stukken heeft bestudeerd. 

Klager heeft onbetwist aangevoerd dat hij vier à vijf gesprekken met verweerder heeft gevoerd en met hem heeft gecorrespondeerd.

5.3 Vervolgens acht de raad van belang dat, op instigatie van de echtgenote van klager, een gesprek heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2010, waarbij een betalingsregeling is overeengekomen met betrekking tot het door verweerder gedeclareerde en de nog door verweerder te verrichten (na)werkzaamheden. 

Verweerder heeft, nadat de afspraak voor die bespreking gemaakt was, een en ander schriftelijk aan klager en zijn echtgenote bevestigd in een brief van 6 oktober 2010. Daarin ligt ook vast dat het onderwerp van gesprek zou zijn de financiële afronding en een betalingsregeling met betrekking tot de verrichte werkzaamheden. 

Gelet op het dossier is naar aanleiding van de gehouden bespreking een vaststellingsovereenkomst opgemaakt, welke enkele dagen later, te weten 22 oktober 2010, door partijen is getekend. 

De raad acht tenslotte van belang dat klager na de totstandkoming van deze overeenkomst de eerste termijnen betaald heeft.

5.4 Gelet op het voorgaande komt de raad tot het oordeel dat klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder excessief heeft gedeclareerd. De bezwaren van klager, die hij onder meer in zijn e-mail van 25 augustus 2010 aan verweerder heeft meegedeeld, zijn besproken op 20 oktober 2010 en korte tijd daarna is een vaststellingsovereenkomst door klager getekend, waarmee hij zich verbond om een afgesproken bedrag in termijnen aan verweerder te betalen.

5.5 Klager stelt dat hij tijdens de bespreking van 20 oktober 2010 onder druk stond en om die reden ertoe over is gegaan de vaststellingsovereenkomst te tekenen. Deze stelling heeft klager naar het oordeel van de raad, gezien de hiervoor beschreven gang van zaken, niet aannemelijk gemaakt.

5.6 Het voorgaande brengt mee dat de klacht ongegrond is.

5.7 Voor zover klager bedoeld mocht hebben in zijn klacht ook een verwijt te maken dat verweerder bij aanvang van de rechtsbijstand niet de mogelijkheden van een toevoeging met klager heeft besproken – hetgeen de raad noch in de klacht noch in de repliek van klager leest – is de raad van oordeel dat dit verwijt ongegrond is. Ter zitting is door zowel klager als verweerder meegedeeld dat de mogelijkheid van een toevoeging in het eerste gesprek is besproken en dat klager ermee ingestemd heeft om op betalende basis van de diensten van verweerder gebruik wenste te maken.

Verweerder heeft de gemaakte afspraken schriftelijk vastgelegd in zijn brief aan klager van 17 juni 2010. 

Een eventueel verwijt van klager aan verweerder op dit punt treft aldus geen doel.

De raad laat bij een en ander buiten beschouwing of voor klager überhaupt een toevoeging kon worden verkregen.

6 BESLISSING

 De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. J.P.M. Borsboom,  P.O.M. van Boven-de Groot, J.H.M. Nijhuis en L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 april 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 4 april 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl