ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2453 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3585/10.215

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2453
Datum uitspraak: 30-01-2012
Datum publicatie: 09-02-2012
Zaaknummer(s): R. 3585/10.215
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: De advocaat heeft gebrekkig dan wel niet met klager gecommuniceerd en is onzorgvuldig met klagers financiele belangen omgegaan. Klacht gegrond. Maatregel: onvoorwaardelijke schorsing voor twee weken.

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 31 mei 2010 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Het dossier is door de Raad ontvangen op 10 december 2010.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 28 november 2011. Ter zitting zijn klaagster en verweerder verschenen.

FEITEN

2.1 Verweerder heeft klaagster vanaf 12 december 2007 bijgestaan in een procedure betreffende een vordering die klaagster had op een derde ad

€ 5.000,--.

2.2 Klaagster heeft verweerder opdracht gegeven het bedrag inclusief rente terug te vorderen. In september 2008 heeft een comparitie plaatsgevonden.

2.3 Bij vonnis van 12 november 2008 heeft de Rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie ’s-Gravenhage, de vordering van klaagster toegewezen.

2.4 Op 20 november 2008 heeft verweerder de wederpartij aangeschreven met de mededeling dat het vonnis zou worden geëxecuteerd indien niet binnen acht dagen vrijwillig zou zijn betaald.

2.5 Op 17 februari 2009 heeft verweerder een brief aan de deurwaarder doen toekomen met het verzoek tot betekening en executie over te gaan.

2.6 Op 24 maart 2009 heeft de deurwaarder een brief aan verweerder gestuurd en gevraagd hoe de executie diende te worden voortgezet daar de wederpartij niet kon of wilde betalen.

2.7 Op 27 april en 30 juni 2009 heeft de deurwaarder een herinnering aan verweerder verzonden nu deze nog niets van zich had laten horen.

2.8 Klaagster heeft onbetwist gesteld dat zij veelvuldig berichten met het verzoek om de stand van zaken door te geven aan verweerder heeft verzonden, waarop zijn geen reactie ontving.

2.9 Op 7 september 2009 is klaagster bij verweerder op kantoor geweest tijdens welk bezoek het faillissementsrekest is opgesteld voor de deurwaarder teneinde het faillissement van de wederpartij aan te vragen. Op 17 februari 2010 heeft klaagster een brief van verweerder ontvangen, waarin hij haar bevestigde dat het faillissementsverzoek zou zijn ingeleverd bij de deurwaarder.

KLACHT

3. De kern van het verwijt van klaagster betreft de gebrekkige wijze waarop met haar door verweerder is gecommuniceerd over het verloop van de procedure alsmede het gebrek aan voortvarendheid waarmee verweerder klaagsters zaak heeft behandeld. Voorts heeft klaagster zich gestoord aan de vele fouten in de brieven van verweerder, waardoor hij de indruk bij klaagster heeft gewekt altijd in grote haast zijn brieven op te stellen. Ten slotte acht klaagster de verklaring van verweerder dat hij haar getracht heeft telefonisch te bereiken en dat hij berichten op haar voice-mail zou hebben ingesproken ongeloofwaardig, nu klaagster geen voice-mail heeft.

VERWEER

4. Verweerder heeft gesteld dat hij de normale incassowerkzaamheden voor klaagster heeft uitgevoerd. Verweerder heeft voorts gesteld dat hij in tegenstelling tot hetgeen klaagster stelt geen opdracht heeft aanvaard om de uitstaande lening inclusief alle kosten terug te vorderen. Dat hij een dergelijke opdracht niet heeft aanvaard, blijkt volgens verweerder uit het feit dat hij klaagster heeft gewezen op zijn website waarop informatie is te vinden over incassoprocedures. Daarop zou klaagster hebben kunnen lezen dat nooit alle kosten volledig gedekt worden aangezien kostenveroordelingen zien op forfaitaire en niet op de totale kosten van de in het gelijk gestelde partij. Verweerder heeft voorts gesteld dat er een steunvordering moest worden gezocht teneinde het faillissementsrekest met succes in te kunnen dienen. Deze steunvordering is door verweerder gevonden bij A., die een procedure tegen klaagsters wederpartij had gevoerd tot aan de Hoge Raad en die een aanzienlijke kostenvergoeding te vorderen had. Verweerder zou met het oog op de kosten hebben geprobeerd mee te liften op A. in een faillissementsprocedure doch heeft op enig moment vernomen dat A. de kwestie niet wilde voortzetten. Daarop heeft verweerder klaagster verzocht om de betaling van een voorschot. Aangezien klaagster het voorschot niet heeft voldaan, heeft verweerder het rekest niet ingediend. Verweerder is van mening dat hij zeer zorgvuldig, ook in financiële zin, met klaagsters belangen is omgegaan.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1 De Raad stelt vast dat de kern van het verwijt ziet op de gebrekkige wijze waarop verweerder met klaagster heeft gecommuniceerd over het verloop van de procedure alsmede over het gebrek aan voortvarendheid waarmee verweerder klaagsters zaak heeft behandeld. Uit de stukken volgt dat duidelijk drie tijdsvakken kunnen worden onderscheiden die in deze relevant zijn.

5.2 Het eerste tijdvak ziet op de periode november 2008 tot februari 2009. Uit de stukken volgt dat op 12 november 2008 vonnis is gewezen en dat op 20 november 2008 verweerder de wederpartij heeft aangeschreven met de mededeling dat het vonnis zal worden geëxecuteerd. Verweerder heeft met betrekking tot de periode na 20 november 2008 en 17 februari 2009 geen argumenten aangevoerd waarom hij niets in de zaak heeft ondernomen, noch heeft hij dit met klaagster gecommuniceerd. De Raad stelt derhalve vast dat verweerder met betrekking tot dit tijdvak de zaak onvoldoende voortvarend heeft opgepakt en dit ook gebrekkig met klaagster heeft gecommuniceerd.

5.3 Het tweede tijdvak ziet op de periode 24 maart 2009 tot en met 7 september 2009 namelijk het tijdvak, waarin is besproken dat verweerder een faillissementsverzoek zou indienen. De betreffende periode heeft de deurwaarder diverse malen herinneringsbrieven doen toekomen aan verweerder, waarop hij niet heeft gereageerd. Ook klaagster heeft onbetwist gesteld dat zij veelvuldig berichten aan verweerder heeft doen toekomen met het verzoek van de stand van zaken op de hoogte te worden gebracht. Ook zij ontving van verweerder geen reactie. Pas op 7 september 2009 heeft op verzoek van klaagster een bespreking op het kantoor van verweerder plaatsgevonden, tijdens welk bezoek het faillissementsrekest is opgesteld. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de Raad vast dat verweerder ook in dit tijdvak de zaak onvoldoende voortvarend heeft aangepakt en gebrekkig heeft gecommuniceerd met klaagster.

5.4 Het derde tijdvak ziet op de periode 7 september 2009 tot en met 17 februari 2010. Na de bespreking in september 2009 verkeerde klaagster (terecht) in de veronderstelling dat het faillissementsverzoek was ingediend. Pas op 17 februari 2010 heeft klaagster een brief van verweerder ontvangen, waaruit volgde dat het faillissementsverzoek toen pas was ingediend. Ook ten aanzien van dit tijdvak is de Raad van oordeel dat verweerder de zaak niet voldoende voortvarend heeft aangepakt en dit wederom gebrekkig c.q. niet met klaagster heeft gecommuniceerd.

5.5 Uit hetgeen door partijen over en weer is gesteld, acht de Raad aannemelijk de stelling van verweerster dat zij geen voice mail heeft en acht de Raad het derhalve niet aannemelijk dat verweerder middels voice mailberichten zou hebben gereageerd op verzoeken van klaagster. De Raad acht evenmin aannemelijk de stelling van verweerder ter zitting dat de e-mail berichten van klaagster aan hem “op de server zijn blijven hangen”.

5.6 Gelet op het vorenstaande acht de Raad de klacht gegrond.

MAATREGEL

6. Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding alsmede het feit dat verweerder op geen enkel wijze inzicht heeft getoond in de onjuistheid van zijn handelen, acht de Raad de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van twee weken, welke in zal gaan op het moment dat verweerder zich inschrijft op het tableau, passend en geboden. Voor het geval er meerdere schorsingen aan verweerder zijn opgelegd, geldt dat deze achtereenvolgens ten uitvoer zullen worden gelegd.

BESLISSING

7. De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 - verklaart de klacht gegrond en legt terzake aan verweerder op de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van twee weken, welke in zal gaan op het moment dat verweerder zich inschrijft op het tableau. Voor het geval er sprake mocht zijn van meerdere schorsingen zullen deze achtereenvolgens ten uitvoer worden gelegd.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, mr. W.J. Hengeveld, mr. P.J.E.M. Nuiten, mr. G.J. Schipper, mr. C.A. de Weerdt, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 januari 2012.

griffier          voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter¬lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.