ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2449 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3709/11.111

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2449
Datum uitspraak: 06-02-2012
Datum publicatie: 09-02-2012
Zaaknummer(s): R. 3709/11.111
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht dat de advocaat door een brief van februari 1995 onjuist heeft geadviseerd over de mogelijkheid om rekest civiel in te stellen. Over het handelen van de advocaat is in 1996 al geklaagd en beslist. Klacht wegens tijdverloop kennelijk niet-ontvankelijk. Verzet ongegrond.

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 25 april 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Deze heeft het dossier aan de Raad toegezonden, alwaar het is binnengekomen op 16 mei 2011.

1.2 Bij beslissing van 23 mei 2011 heeft de voorzitter van de Raad de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. De beslissing is aan partijen verzonden op 23 mei 2011.

1.3 Bij brief van 28 mei 2011, bij de Raad ontvangen op 31 mei 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen voormelde beslissing.

1.4 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.5 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 5 december 2011, alwaar verweerder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2. FEITEN

Tegen de vaststelling van de feiten in de bestreden beslissing, is geen bezwaar aangevoerd. De Raad verwijst naar die feiten en neemt die over.

3. DE KLACHT EN HET VERZET

3.1 Klager verwijt verweerder dat hij in strijd heeft gehandeld met de zorg die hij als raadsman van de dochter van klager jegens haar had dienen te betrachten. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij ten onrechte bij brief van 25 februari 1995 heeft geadviseerd over de (on)mogelijkheid om request civiel in te stellen betreffende een arrest in de gerechtelijke procedure tegen de verloskundige, die bij de geboorte van de dochter van klager betrokken was. In plaats daarvan had verweerder volgens klager voor haar een medisch haalbaarheidsonderzoek dienen in te stellen naar de juistheid van het oordeel van één of meer medische deskundigen in die procedure. Verweerder heeft volgens klager voorts verzuimd klager te adviseren de deskundige(n) aansprakelijk te stellen. Tevens had verweerder klager moeten adviseren over een mogelijke aansprakelijkstelling van de vorige advocaten van zijn dochter, die haar volgens klager onjuist hadden geadviseerd en bijgestaan.

3.2 In het verzet heeft klager zijn bezwaren tegen verweerder gehandhaafd. Klager stelt zich, onder verwijzing naar zijn eerdere stukken, op het standpunt dat de Raad verplicht is over zijn klacht te oordelen, daar de uitspraak van belang kan zijn in een civiele procedure tot schadevergoeding. Volgens klager heeft verweerder hem destijds vrij toegankelijke en beschikbare informatie onthouden.

4. BEOORDELING VAN HET VERZET

4.1 De Raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de voorzitter dit onder nummer 4.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.

4.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de ontvankelijkheid van de klacht dan die van de voorzitter.

De Raad verenigt zich met diens beoordeling en maakt die tot de zijne.

Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

5. BESLISSING

5.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove,  mr. J.A. van Keulen, mr. J.H.M. Nijhuis, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 februari 2012.

griffier voorzitter