ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2392 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3741/11.143

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2392
Datum uitspraak: 09-01-2012
Datum publicatie: 08-02-2012
Zaaknummer(s): R. 3741/11.143
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager is bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld om een bepaalde opdracht aan een notaris te geven binnen twee weken na de betekening van het vonnis. Verweerster laat het vonnis direct betekenen. Geruime tijd later brengt de in opdracht van verweerster werkende deurwaarder een onjuist exploot uit waarin een te hoog bedrag aan dwangsom wordt gevorderd. De klacht behelst dat verweerster heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 19 door het vonnis te laten betekenen zonder eerst een redelijke termijn te stellen waarbinnen klager vrijwillig aan het vonnis kan voldoen en voorts dat verweerster een exploot heeft laten betekenen waarin een vordering werd gesteld die in strijd was met de eerdere mededeling van verweerster over de hoogte van de dwangsom. Verweerster heeft de belangen van haar cliënt naar behoren behartigd door aan de deurwaarder opdracht te geven het vonnis enkel te betekenen. De rechtbank had de termijn waarbinnen klager diende te handelen bepaald op 14 dagen na de betekening van het vonnis. In deze omstandigheden rustte op verweerster niet de verplichting om klager eerst nog een termijn voor vrijwillige voldoening te stellen. Verweerster heeft, nadat zij kennis had genomen van het onjuiste exploot, aanstond aan de deurwaarder opdracht gegeven een herstelexploot uit te brengen, hetgeen is gebeurd. Klacht in beide onderdelen ongegrond.

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 9 maart 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerster. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

De deken heeft het dossier aan de Raad toegezonden op 20 juni 2011.

1.2 Bij brief van 6 juli 2011 heeft verweerster stukken aan de Raad toegezonden.

1.3 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.4 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 7 november 2011. Ter zitting is klager verschenen, vergezeld van zijn gemachtigde. Verweerster is verschenen, vergezeld van haar kantoorgenoot mr. N.. Deze heeft een pleitnotitie overgelegd.

FEITEN

2.1 Klager is sedert meerdere jaren verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Klager wordt daarin bijgestaan door zijn gemachtigde. De inmiddels ex-echtgenote van klager wordt bijgestaan door verweerster.

2.2 Bij vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 4 augustus 2011 is klager onder meer veroordeeld tot het volgende:

“Veroordeelt K (RvD: klager) ertoe de notaris binnen twee weken na betekening van dit vonnis opdracht te geven om het depot van € 7.211,-- vrij te geven en aan B (RvD: de wederpartij) te betalen tegen verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag dat de man in gebreke blijft hieraan gehoor te geven binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, met een maximum van € 7.500,--.”

2.3 Bij exploot van 13 augustus 2010 heeft de deurwaarder in opdracht van verweerster het vonnis aan klager betekend.

2.4 Per e-mail van 30 augustus 2010 heeft verweerster aan de deurwaarder meegedeeld dat deze aan klager diende aan te zeggen dat hij vanaf 27 augustus 2010 een dwangsom van € 500,-- per dag verschuldigd was.

2.5 Per e-mail van 1 september 2010 heeft verweerster de deurwaarder meegedeeld dat klager voor drie dagen een dwangsom verschuldigd was en heeft zij de deurwaarder verzocht om betaling van die dwangsom aan te zeggen.

2.6 Op 14 december 2010 heeft verweerster de deurwaarder gevraagd om beslag te leggen voor de verschuldigde dwangsommen.

2.7 De deurwaarder heeft op 10 januari 2011 een exploot aan klager betekend waarin een bedrag van € 7.500,-- aan verbeurde dwangsommen werd gevorderd.

2.8 Nadat verweerster van het exploot had kennisgenomen, constateerde zij dat dit exploot onjuist was en heeft zij per e-mail van 10 maart 2011 de deurwaarder verzocht het onjuiste exploot onmiddellijk te corrigeren.

2.9 Op 11 maart 2011 heeft de deurwaarder een herstelexploot aan klager uitgebracht waarin is meegedeeld dat het bedrag aan totaal verbeurde dwangsommen werd verminderd naar € 1.500,--.

KLACHT

3.1 De klacht behelst de volgende verwijten:

a. verweerster heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 19 door het vonnis van 4 augustus 2010 te laten betekenen zonder klager een redelijke termijn te stellen om vrijwillig aan het vonnis te voldoen;

b. verweerster heeft bij het betekeningsexploot van 10 januari 2011 executiemaatregelen doen aankondigen tot een bedrag van bijna € 15.000,--, hetgeen in strijd is met de mededeling van verweerster op 22 februari 2011 dat het depot wel vrijgegeven was, zij het enigszins te laat.

VERWEER

4. Verweerster heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1 Gezien de samenhang tussen de beide klachtonderdelen zal de Raad deze gezamenlijk behandelen.

5.2 Ter zitting heeft verweerster aangevoerd dat klager in zijn klacht niet-ontvankelijk is. Verweerster stelt dat gedragsregel 19 zich richt tot advocaten in hun onderlinge betrekking zodat klager er geen beroep op kan doen.

5.3 De Raad volgt verweerster niet in dit verweer. Voorop staat dat het handelen of nalaten van de advocaat over wie geklaagd wordt, getoetst wordt aan de norm van artikel 46 Advocatenwet. De gedragsregels kunnen daarbij een richtlijn vormen, maar de tuchtrechter is daaraan niet gebonden.

De Raad is daarbij van oordeel dat klager in beginsel belang heeft bij de naleving van gedragsregel 19, omdat hij immers de partij is jegens wie de in de gedragsregel genoemde rechtsmaatregelen of executiemaatregelen genomen (kunnen) worden of zijn. Dit ligt ook besloten in de formulering van gedragsregel 19, die meebrengt dat onder omstandigheden de kennisgeving van het voornemen aan de wederpartij zelf moet worden gedaan.

5.4 Bij de beoordeling van klachtonderdeel a staat voorop dat verweerster tot taak had de belangen van haar cliënte te behartigen. Zij diende dat te doen zonder daarbij de belangen van klager als wederpartij van haar cliënte nodeloos te schaden.

5.5 Uit het dossier blijkt dat verweerster op 9 augustus 2010 de deurwaarder enkel opdracht heeft gegeven het vonnis aan klager te betekenen.

Door aldus te handelen heeft klaagster naar het oordeel van de Raad de belangen van haar cliënte naar behoren behartigd, daar de rechtbank aan de cliënte van verweerster een dwangsom had toegekend voor het geval klager de opdracht aan de notaris niet had gegeven binnen 14 dagen na de betekening van het vonnis.

Door enkel opdracht tot betekening te geven heeft verweerster anderzijds de belangen van klager niet nodeloos geschaad. Door de betekening op 13 augustus 2010 wist klager dat hij binnen twee weken nadien de notaris opdracht moest geven om het depot van € 7.211,-- vrij te geven en aan de cliënte van verweerster te betalen.

5.6 In de gegeven omstandigheden rustte op verweerster niet de verplichting om klager eerst nog een termijn voor voldoening aan het vonnis te stellen alvorens het vonnis te laten betekenen.

5.7 Wat klachtonderdeel b aangaat overweegt de Raad dat uit het dossier blijkt dat verweerster op 10 maart 2011 kennis heeft genomen van de door klagers gemachtigde ingediende klacht. Zij heeft aanstonds, te weten op 10 maart 2011, aan de gemachtigde van klager meegedeeld dat het door de deurwaarder op 10 januari 2011 uitgebrachte exploot haar onbekend was en dat het exploot niet klopte. Verweerster heeft op dezelfde dag een e-mail aan de deurwaarder gezonden waarin deze werd opgedragen de fout onmiddellijk te corrigeren. De deurwaarder heeft hierop het voornoemde herstelexploot van 11 maart 2011 uitgebracht.

5.8 Naar het oordeel van de Raad heeft verweerster gehandeld zoals van haar mocht worden verwacht door aanstonds na kennisneming van de door haar deurwaarder gemaakte fout de opdracht te verlenen tot onmiddellijk herstel.

Dat klaagster eerder dan op 10 maart 2011 door klager of zijn advocaat in kennis is gesteld van executieproblemen in verband met het foute exploot van 10 januari 2011 is gesteld noch gebleken.

5.9 Voor ingrijpen van de tuchtrechter op basis van klachtonderdeel b is gezien het voorgaande geen aanleiding.

5.10 De Raad komt tot de slotsom dat de klacht in beide onderdelen ongegrond is.

BESLISSING

6.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. E.J. van der Wilk, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 januari 2012.

griffier          voorzitter