ECLI:NL:TADRLEE:2012:YA3946 Raad van Discipline Leeuwarden 99/11

ECLI: ECLI:NL:TADRLEE:2012:YA3946
Datum uitspraak: 12-10-2012
Datum publicatie: 05-03-2013
Zaaknummer(s): 99/11
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Een advocaat dient in overleg met zijn cliënt te onderzoeken of een regeling in der minne haalbaar is. Indien zijn voorganger reeds dergelijke pogingen heeft ondernomen, waarmee de huidige advocaat niet bekend is, kan aan de huidige advocaat niet worden verweten dat deze een nieuwe poging tot schikking doet. Een poging tot schikken betekent niet dat getracht wordt het op “een akkoordje te gooien”. Het verzet tegen de beslissing van de voorzitter is dan ook ongegrond.

Beslissing van 12 oktober 2012

in de zaak 99/11

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 17 november 2011 op de klacht van:

de heer [   ]

klager

tegen:

mr. [   ]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 27 oktober 2011, door de raad ontvangen op 28 oktober 2011 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 17  november 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 21 november 2011 is verzonden aan klager. Bij brief van 22 november 2011, door de raad ontvangen op 23 november 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.3    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 22 juni 2012 in aanwezigheid van verweerder. Klager is niet verschenen. Van de behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van:

-    de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-    het verzetschrift van klager d.d. 22 november 2011.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    In of omstreeks augustus heeft verweerder de behartiging van de belangen van klager overgenomen van mr. W. ter zake van een geschil dat klager had met een ziekenhuis te A. In het kader van deze belangenbehartiging heeft verweerder zich op 15 augustus 2011 bij genoemd ziekenhuis gemeld als opvolgend advocaat van klager. De interne dossierbehandelaar was op dat moment met vakantie en zou op 22 augustus 2011 terug keren. Die dag zou deze contact opnemen met verweerder. Verweerder heeft één en ander bevestigd in een brief aan de dossierbehandelaar d.d. 18 augustus 2011 met een kopie aan klager.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    klager telefonisch contact heeft gezocht met de wederpartij waarbij aan klager niet is meegedeeld wat de inhoud van het telefoongesprek is geweest. Uit een brief d.d. 18 augustus 2011 aan de wederpartij, waarvan klager een kopie heeft ontvangen, blijkt dat verweerder zonder overleg met klager het op een akkoordje wilde gooien met de wederpartij.

De plaatsvervangend voorzitter heeft in zijn beslissing aangegeven dat volgens de voor advocaten geldende gedragsregels een advocaat voor ogen dient te houden dat een regeling in der minne vaak de voorkeur verdient boven een procedure. Het feit dat verweerder contact heeft opgenomen met de wederpartij, ook al heeft hij hierover vooraf geen overleg met klager gehad, kan in het belang van klager worden geacht en is in overeenstemming met de gedragsregels. De plaatsvervangend voorzitter heeft geoordeeld dat dat ook niet kan worden aangemerkt als een poging om het met de wederpartij op een akkoordje te gooien en heeft de klacht dan ook kennelijk ongegrond geoordeeld.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

verweerder het dossier had bestudeerd en wist dat zijn voorganger bezig was een concept dagvaarding op te stellen omdat een minnelijke regeling niet gelukt was. Een poging tot schikking was derhalve zinloos. Verweerder had onmiddellijk een procedure tegen genoemd ziekenhuis moeten aanspannen.

4    VERWEER

4.1    Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat de vorige advocaat van klager deze niet langer wilde bijstaan. Vervolgens heeft klager zich tot verweerder gewend en verweerder heeft meteen telefonisch contact opgenomen met het bovengenoemd ziekenhuis te A. en zich gemeld als opvolgend advocaat van klager. De behandelaar van het dossier was op vakantie en zou na terugkeer van vakantie bij verweerder op de zaak terug komen. Dit contact was gelegd op verzoek van klager. Ondertussen heeft verweerder het dossier bestudeerd en met name eventuele schikkingsmogelijkheden onderzocht. Hij zag daar wel mogelijkheden toe. Op 22 augustus 2011, als de behandelaar van het dossier van het ziekenhuis weer terug was, zou duidelijk worden of schikkingspogingen zinvol waren. In het verzetschrift schrijft klager dat de vorige advocaat heeft geprobeerd te schikken maar dat dat niet was gelukt. Dit bleek echter niet uit de stukken die verweerder ter beschikking stonden. Verweerder zag wel mogelijkheden om een schikking te beproeven.

5    BEOORDELING

5.1    De raad is van oordeel dat de plaatsvervangend voorzitter bij zijn beoordeling heeft acht geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de plaatsvervangend voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

5.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard. De raad van discipline oordeelt het verzet ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P. Schulting, voorzitter, mrs. P.L.G. Buisman, L.J. van der Veen, G.J. van der Veer en M.M. Wiersema, leden, bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 oktober 2012.

griffier                             voorzitter                                     

Deze beslissing is in afschrift op 22 oktober 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.