ECLI:NL:TADRLEE:2012:YA3805 Raad van Discipline Leeuwarden 101a/11 101b/11

ECLI: ECLI:NL:TADRLEE:2012:YA3805
Datum uitspraak: 14-12-2012
Datum publicatie: 21-02-2013
Zaaknummer(s):
  • 101a/11
  • 101b/11
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Op grond van artikel 15, lid 1Gemeentewet mag een gemeenteraadslid die tevens advocaat is of adviseur, in geschillen niet werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur. Evenmin mag hij, als gemachtigde, in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij of het gemeentebestuur. Gedragsregel 7 betreft (kort samengevat) in beginsel een verbod om de belangen van meer partijen te behartigen, wier belangen tegenstrijdig zijn, welk verbod zich ook uitstrekt tot kantoorgenoten van de advocaat. Analoge toepassing van Gedragsregel 7 lid  7 is niet aan de orde. Artikel 15 eerste lid Gemeentewet kan niet via het tuchtrecht en met name via Gedragsregel 7 worden uitgebreid en van toepassing zijn op kantoorgenoten van het kantoor van een gemeenteraadslid. De klacht is derhalve ongegrond.

Beslissing van 14 december 2012

in de zaak 101a/11 en 101b/11

naar aanleiding van de klacht van:

mr. [   ]

klager

tegen

maatschap [   ]

verweerder

gemachtigde: mr. [   ]

en

mr. [   ]

in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen

klager

tegen

maatschap [   ]

verweerder

gemachtigde: mr. [   ]

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 1 november 2011 met kenmerk 010/011 K087, door de raad ontvangen op 2 november 2011, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 september 2012 in aanwezigheid van de deken en mr. A., alsmede de gemachtigde van verweerder, mr. .J. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier; 

-    een brief van mr. A. d.d. 4 september 2012 met bijlagen;

-    een brief van mr. J. van 13 september 2012 met bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Mr. D., is als advocaat werkzaam bij het advocatenkantoor S|G te H. mr. D. is op 11 maart 2010 geïnstalleerd als lid van de fractie R. in de gemeenteraad van de gemeente H.

2.3    Artikel 15 van de Gemeentewet is van toepassing op mr. D. Dit artikel bepaalt in het eerste lid voor zover ten deze relevant:

-    “Een lid van de Raad mag niet:

    a)    als advocaat of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

    b)    als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij of het gemeentebestuur (…).”

2.4    Uit de memorie van toelichting blijkt dat dit artikel beoogt waarborgen te scheppen voor zuiverheid in de verhoudingen tussen het raadslid enerzijds en de gemeente anderzijds.

2.5    Bij brief d.d. 14 juli 2011 heeft mr. A. zich bij de deken beklaagd over verweerder.

In de zaak 101a/11

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    kantoorgenoten van mr. D., deel uitmakend van de maatschap S|G, met enige regelmaat optreden als advocaat dan wel gemachtigde in zaken betreffende de Wet Werk en Bijstand (WWB) en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) dan wel anderszins. Dit is in strijd met gedragsregel 7 betreffende belangenverstrengeling.

4    VERWEER

4.1    Het is verweerder bekend dat mr. D. niet als advocaat van de gemeente mag optreden dan wel als advocaat van de wederpartij van de gemeente in geschillen met de gemeente. Het kantoor van verweerder behandelt zaken tegen de gemeente. Eén en ander is uitdrukkelijk bekend bij de gemeente. Voor zover verweerder bekend, bestaat bij de gemeente hiertegen geen bezwaar.

4.2    Voorts zijn verweerder geen richtlijnen bekend waaruit kan blijken dat dit niet is toegestaan.

5    BEOORDELING

De raad is van oordeel dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht omdat klager geen eigen belang heeft in dezen. Het gaat om een kwestie van algemeen belang, te weten of de kantoorgenoten van mr. D. mogen optreden tegen de gemeente H. dan wel de wederpartij van de gemeente H. mogen bijstaan in geschillen met de gemeente.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

In de zaak 101b/11

6    VOORWAARDELIJKE KLACHT

6.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder heeft gehandeld zoals in de klacht in de zaak 101a/11 omschreven.

Toelichting

6.2    De ratio van artikel 15 Gemeentewet is dat de advocaat, tevens gemeenteraadslid, zo mogelijk beschikt over vertrouwelijke informatie van welke aard ook, afkomstig van de gemeente dan wel zaakgebonden informatie, die van belang kan zijn in de zaak tegen de gemeente. Om die reden is het de advocaat/gemeenteraadslid niet toegestaan ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur op te treden; een analoge redenering als in Gedragsregel 7 (met name lid 5).

6.3    Volgens Gedragsregel 7 lid 7 strekt al hetgeen is bepaald in Gedragsregel 7 lid 1 t/m 6 zich ook uit tot alle advocaten die deel uit maken van eenzelfde samenwerkingsverband als de advocaat (die niet vrijstaat), zodat het ook de kantoorgenoten van mr. D. niet vrijstaat tegen de gemeente op te treden dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente.

6.4    De deken heeft aangegeven dat geen maatregel hoeft te worden opgelegd omdat het uitsluitend een principiële vraag betreft die ter beantwoording aan de raad wordt voorgelegd.

7    VERWEER

7.1    Verweerder heeft dezelfde argumenten aangevoerd als in de zaak 101a/11. Het verweer dient als hier herhaald en ingelast beschouwd te worden.

8    BEOORDELING

8.1    De raad stelt voorop dat de deken ontvankelijk is in zijn bezwaar tegen de maatschap. Het algemeen belang is hier in het geding en als zodanig kan de deken een dekenbezwaar indienen. Bovendien heeft de klacht betrekking op alle leden van de maatschap, zodat de deken kan worden ontvangen in zijn klacht tegen de gehele maatschap.

8.2    De raad overweegt dat artikel 15, eerste lid, van de Gemeentewet beoogt waarborgen te scheppen voor de zuiverheid in de verhoudingen tussen het raadslid enerzijds en de gemeente anderzijds.  Artikel 15 van de Gemeentewet ziet alleen op de verhouding tussen het raadslid enerzijds en de gemeente anderzijds. De raad is van oordeel dat artikel 15 van de Gemeentewet niet via het tuchtrecht en, zoals ten dezen, via Gedragsregel 7, kan worden uitgebreid en van toepassing zou kunnen zijn op kantoorgenoten van het advocatenkantoor waarvan mr. D. deel uitmaakt. De klacht is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P. Schulting, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, A.J.H. Geense, M.I. van Horssen-Bok, L.J. van der Veen, leden, bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2012.

griffier                                                        voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 17 december 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl