ECLI:NL:TADRLEE:2012:YA3788 Raad van Discipline Leeuwarden 119/12

ECLI: ECLI:NL:TADRLEE:2012:YA3788
Datum uitspraak: 06-07-2012
Datum publicatie: 19-02-2013
Zaaknummer(s): 119/12
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Indien een rechterlijke uitspraak door een misverstand eerst na een paar weken naar de cliënt wordt gestuurd, is dat niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, indien er nog een rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.

Beslissing van 6 juli 2012

in de zaak 119/12

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [   ]

klager

tegen:

mr. [   ]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de  deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen van 29 juni 2012 met kenmerk 011/012 KG025, door de raad ontvangen op 2 juli 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

2.2    Verweerder heeft klager en zijn vennootschap M. B.V. gedurende een aantal jaren bijgestaan in verscheidene zaken. Een van de zaken had betrekking op de aansprakelijkstelling door klager van zijn toenmalige accountant/accountantskantoor in verband met gepretendeerde fouten bij een verkooptransactie van onroerende zaken. Vervolgens is een procedure gestart tegen voornoemde accountant/accountantskantoor en op 9 januari 2009 heeft de rechtbank A. in deze zaak vonnis gewezen en de wederpartij van klager veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding. Het gerechtshof L.heeft in hoger beroep op 13 september 2011 het vonnis van de rechtbank A. vernietigd. Bij brief van 19 december 2011 heeft klager verweerder aansprakelijk gesteld voor de schade die is ontstaan door de uitspraak in hoger beroep.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    klager ten tijde van de procedure uitkeringsgerechtigd was en recht had op een pro deo advocaat. Bovendien zijn de griffierechten buiten proportioneel hoog;

b)    verweerder in 2003 heeft samengewerkt met de wederpartij van klager in de procedure en uiteindelijk weigerde een procedure te voeren tegen deze wederpartij betreffende onder andere belastingfraude uit 2003. Daaruit is af te leiden dat verweerder nog steeds contact heeft met de wederpartij van de klager.

c)    verweerder heeft verzuimd de processtukken vooraf met klager te bespreken;

d)    verweerder heeft geweigerd het door de rechtbank A. vastgestelde schadebedrag te incasseren;

e)    verweerder weigerde een door klager voorgestelde getuige te doen horen die volgens klager van cruciaal belang was voor de procedure in hoger beroep;

f)     klager eerst op 2 november 2011 het arrest van het gerechtshof L. van 13 september 2011 heeft ontvangen; volgens klager kwam dat door een ‘misverstand’;

g)    de uitspraken van de rechtbank A. en het gerechtshof L. lijnrecht tegenover elkaar staan waardoor voor verweerder duidelijk moet zijn geweest dat cassatie moest worden ingesteld. Uiteindelijk is wel cassatieadvies gevraagd maar toen dat op 12 december 2011 kwam was de cassatietermijn verstreken. Voorts heeft verweerder onvoldoende verweer gevoerd en op geen enkele wijze de belangen van klager behartigd;

h)    verweerder nam geen contact op met klager en belde evenmin terug, ondanks toezeggingen van hem dan wel van zijn secretaresse;

i)     verweerder de belangen van klager niet naar behoren heeft behartigd

4    VERWEER

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

a)    De onderhavige zaak had geen betrekking op een privé belastingaanslag van klager maar om schadevergoeding wegens nalatig handelen van de accountant van klager bij het inbrengen van een eenmanszaak in een vennootschap. Dit was dus een zakelijke aangelegenheid waarvoor geen toevoeging zou worden verstrekt. Er zijn tijdens de procedure geen advocaatkosten in rekening gebracht; wel zijn de griffierechten doorberekend. Deze zouden altijd verschuldigd zijn, ook indien een toevoeging zou zijn verstrekt. De hoogte van het griffierecht heeft te maken met de hoogte van de vordering. Tot en met 2011 bestond er geen vermindering van het griffierecht in geval van een toevoeging bij een geldsom groter dan € 20.000,00. Daarvan was in dit geval sprake.

b)    Ten aanzien van de weigering mee te werken aan een procedure tegen de voormalige accountant betreffende onder andere belastingfraude doelt klager waarschijnlijk op het feit dat hierover wel gesproken is met klager maar dat verweerder heeft aangegeven dat daarvoor eerst een deskundigenonderzoek en een getuigenverhoor zouden moeten plaatsvinden alvorens een procedure gestart zou kunnen worden, hetgeen een kostbare zaak zou worden. Bovendien heeft verweerder nimmer samengewerkt met de accountant van klager tegen wie de procedure was gericht. Verweerder voelde zich in het geheel niet gehinderd om de accountant te dagvaarden

c)    Verweerder heeft steeds contact gehad met klager of met diens echtgenote. Klager is bij verweerder op kantoor geweest en verweerder is ook bij klager thuis geweest om alle conclusies etc. te bespreken.

d)    Verweerder heeft niet geweigerd het door de rechtbank A. vastgestelde schadebedrag te incasseren maar de wederpartij deed een beroep op verrekening met nog openstaande facturen.

e)    Verweerder heeft in overleg met klager afgezien van het doen horen van een getuige, als bedoeld door klager in zijn klacht. Wel zijn schriftelijke stukken, afkomstig van de notaris, in de procedure overgelegd.

f en g)     Door een misverstand is pas na 5 weken het arrest van het gerechtshof op het bureau van verweerder terecht gekomen. Het is ook voor verweerder een raadsel hoe dit heeft kunnen gebeuren. Dit is nimmer opgehelderd. Verweerder heeft echter direct telefonisch contact met klager opgenomen toen hij de uitspraak onder ogen kreeg en aangegeven de mogelijkheden van cassatie te willen onderzoeken. Afgesproken is een cassatieadvocaat te benaderen. Naar aanleiding van het arrest heeft verweerder telefonisch overlegd met klager en aangegeven dat naar zijn opvatting cassatie geen zin zou hebben vanwege het feitelijk karakter van de uitspraak van het gerechtshof. Uiteindelijk is toch besloten cassatieadvies te vragen. Het enkele feit dat de uitspraak van de rechtbank anders is dan een uitspraak van het gerechtshof L. betekent niet dat er meer of betere mogelijkheden zijn voor cassatie.

h)    Verweerder heeft steeds met klager telefonisch overleg gehad naar aanleiding van  het arrest van het hof en over de gang van zaken vanwege het vragen van cassatieadvies. Verweerder begrijpt het bezwaar van klager op dit punt niet.

i)        Verweerder ontkent dat hij de belangen van klager niet goed heeft behartigd.

5    BEOORDELING

5.1    De voorzitter is van oordeel dat klager verweerder in algemene termen verwijten maakt maar zijn stellingen niet nader onderbouwt. Derhalve is niet komen vast te staan dat de kwaliteit van de werkzaamheden van verweerder onder de maat is gebleven, noch dat er sprake is geweest van belangenverstrengeling omdat verweerder zou hebben samengewerkt met de tegenpartij van klager in de civiele procedure. Hoewel de communicatie over het arrest van het gerechtshof L. beter had gekund nu gebleken is dat eerst 5 weken na de uitspraak van het hof de uitspraak ter kennis is gebracht van klager, is de voorzitter van oordeel dat dat niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. De voorzitter overweegt hierbij dat verweerder heeft aangegeven dat er sprake is van een onbegrijpelijk misverstand dat niet opgehelderd kon worden terwijl bovendien de cassatietermijn op dat ogenblik nog niet was verstreken zodat nog cassatieadvies kon worden gevraagd.

5.2    De voorzitter acht de overige klachtonderdelen te algemeen geformuleerd en niet nader onderbouwd zodat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is.

BESLISSING

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af.

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 6 juli 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 juli 2012 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de raad van discipline in het ressort Leeuwarden, Postbus 399, 9400 AJ Assen (fax: 0592-305759) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.