ECLI:NL:TADRLEE:2012:YA3339 Raad van Discipline Leeuwarden 75/10

ECLI: ECLI:NL:TADRLEE:2012:YA3339
Datum uitspraak: 23-03-2012
Datum publicatie: 27-09-2012
Zaaknummer(s): 75/10
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klachten over het optreden van een advocaat dienen voldoende onderbouwd te worden. Het feit dat een advocaat in verband met mogelijke bewijsproblemen in een procedure aanraadt een zaak in der minne te schikken, betekent niet dat hij de belangen van de cliënt onvoldoende behartigt. De klacht is ongegrond.

BESLISSING van de raad van discipline in de zaak met nummer 75/10

Bij brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Assen van 30 september 2011 is op 4 oktober 2010 bij de raad van discipline binnengekomen een klacht van

1. de heer [  ]

2. de heer [  ]

klagers

tegen

mr. [  ]

verweerder

gemachtigde: mr. [  ]

Procesverloop

De raad, bestaande uit mrs. C. van den Noort, voorzitter, E. van Asselt-Pronk, G.J. van der Veer, M.M. Wiersema, P.H.F. Yspeert, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink, griffier, heeft in een openbare zitting te Groningen op 16 december 2011 de klacht behandeld.

Beide klagers alsmede verweerder en zijn gemachtigde zijn ter zitting verschenen.

De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

Feiten

Klagers zijn op 5 juli 2007 betrokken geweest bij een verkeersongeval, waarbij zij van achteren zijn aangereden door een vrachtauto. De aansprakelijkheid hiervoor is door de verzekeringsmaatschappij erkend. De schadeafhandeling is in handen gegeven van de heer B., letselschaderegelaar.

Aanvankelijk hebben klagers zich gewend tot een andere advocaat om hun belangen te behartigen ter zake van de geleden materiële en immateriële schade. Na beëindiging van deze zakelijke relatie hebben partijen zich gewend tot verweerder om hen bij te staan in de letselschadezaak.

Klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Verweerder heeft niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt doordat hij zich aan geen enkele afspraak heeft gehouden. Dit wordt ondermeer geadstrueerd aan de hand van het feit dat verweerder klagers adviseerde een gesprek met de tegenpartij aan te gaan waarin een eindbod zou kunnen plaatsvinden. Voordat dit gesprek zou plaatsvinden zou verweerder contact met klagers opnemen omdat klager sub 1 had aangegeven bij dat gesprek aanwezig te willen zijn. Verweerder beloofde uitdrukkelijk aan dat verzoek gehoor te zullen geven. Vervolgens kregen klagers tot hun stomme verbazing een uitnodiging voor een bespreking op diens kantoor teneinde het gesprek dat verweerder met de tegenpartij had gehad, te evalueren. Tijdens dat onderhoud werd klagers nog meegedeeld dat de wederpartij een eindbod had gedaan en dat zij dat maar dienden te accepteren. Als reden voor het niet uitnodigen van klager sub 1, voerde verweerder aan dat dit gesprek “te emotioneel” zou zijn geweest.

Voorts heeft verweerder klager sub 2 “geparkeerd” en heeft niets voor hem willen betekenen in verband met zijn ziekten. Verweerder gaf aan dat de klachten waarschijnlijk van zijn ziekten kwamen en niet van het ongeval. Verweerder heeft tijdens het gesprek op agressieve wijze klagers willen dwingen de gesloten overeenkomst te tekenen, omdat anders “de tegenpartij zelf wel zou bepalen wat er overgemaakt zou worden”. Verder wilde verweerder geen enkele mededeling doen over de inhoud van het gesprek.

Verweer

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Nadat in de onderhavige kwestie de voormalige advocaat van klagers hun belangen één jaar had behartigd, is de zaak door verweerder overgenomen. Vanwege het feit dat er bewijstechnisch nog wel een aantal knelpunten was, het bewijsrisico op klagers leek te rusten en hun voorkeur uitging naar een vlotte afronding zonder uitgebreide bewijsproblemen, heeft verweerder klagers voorgesteld de mogelijkheid van een minnelijke regeling te onderzoeken in een persoonlijk gesprek met de schaderegelaar. Klagers stemden met deze aanpak in. Vervolgens heeft verweerder op 4 september 2008 met de schaderegelaar een gesprek gehad. De resultaten daarvan heeft verweerder op 23 september 2008 met klagers besproken. Inmiddels was duidelijk geworden dat de wederpartij de schade van beide klagers wilden regelen met een lumpsum van maximaal € 10.000,--. Dat voorstel heeft verweerder op 1 oktober 2008 met klagers besproken. Vervolgens heeft verweerder om hem moverende redenen besloten zijn bemoeienissen voor klagers te staken.

Verweerder heeft conform de afspraken gehandeld. Klagers hebben tot het moment van het indienen van de klacht nimmer aangegeven bij het overleg met de schaderegelaar aanwezig te willen zijn. Verweerder heeft wel degelijk de belangen van klagers behartigd, het schikkingsvoorstel met hen besproken en hen nimmer onder druk gezet dit voorstel te accepteren. Hij heeft hen niet agressief benaderd. Verweerder meent dan ook dat de klachten ongegrond zijn. 

Beoordeling

Niet gebleken is dat verweerder zich niet aan afspraken heeft gehouden. Klagers hebben aangevoerd dat zij verweerder hadden laten weten aanwezig te willen zijn bij een gesprek met de wederpartij. Verweerder heeft daarentegen aangevoerd dat hij met klagers heeft afgesproken dat hij de mogelijkheden van een minnelijke regeling zou aftasten in een persoonlijk gesprek met de schaderegelaar. Onder die omstandigheden kan niet als vaststaand worden aangenomen dat verweerder met klagers heeft afgesproken dat klagers bij het gesprek met de schaderegelaar aanwezig zouden zijn. Bovendien is het voeren van overleg met de wederpartij, buiten aanwezigheid van de cliënten, in zijn algemeenheid niet tuchtrechtelijk verwijtbaar en kan onder omstandigheden zelfs wenselijk zijn.

Ten aanzien van het verwijt van klagers dat verweerder niet inhoudelijk mededelingen wilde doen over het gesprek met de schaderegelaar en dat hij klagers zeer agressief heeft benaderd om hem te dwingen een overeenkomst te tekenen, overweegt de raad dat zulks niet is komen vast te staan. Klagers hebben dit verwijt niet, althans onvoldoende onderbouwd. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Ten aanzien van de stelling dat verweerder klager sub 2 zou hebben “geparkeerd” en niets voor hem wilde betekenen in verband met zijn ziekten, is de raad van oordeel dat zulks niet is komen vast te staan. Uit de stukken blijkt dat verweerder met klagers heeft gesproken over o.m. de bewijsproblemen in een procedure en dat een schikking wellicht de voorkeur verdiende boven het voeren van een procedure met alle daaraan verbonden risico’s. Daaruit kan niet geconcludeerd worden dat verweerder de belangen van klager sub 2 aan de kant heeft gezet. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Beslissing

De raad van discipline oordeelt de klacht in al haar onderdelen ongegrond en wijst deze mitsdien af.

Aldus gewezen door mrs. C. van den Noort, plaatsvervangend voorzitter, E. van Asselt-Pronk, G.J. van der Veer, M.M. Wiersema, P.H.F. Yspeert, leden, en uitgesproken ter openbare zitting van de raad te Leeuwarden van 23 maart 2012 door mr. P. Schulting, voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier.

Voorzitter                        Griffier

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van 30 dagen is de dag na de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. per post: het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek;

b. bezorging: de griffie van het Hof van Discipline is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren;

c. per fax: het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 46 08. Tegelijk met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 46 07.