ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3781 Raad van Discipline Arnhem 12-228

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3781
Datum uitspraak: 18-12-2012
Datum publicatie: 16-02-2013
Zaaknummer(s): 12-228
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager niet ontvankelijk in verband met te groot tijdsverloop tussen constatering vermeende beroepsfout en moment van indiening van de klacht. De noodzaak om eerst de omvang van de vermeende schade vast te stellen, ontbrak.

 Beslissing van 18 december 2012

in de zaak 12-228

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [ ]

adres

klager

tegen:

mr. X

advocaat te U.

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht van 29 november 2012, door de raad ontvangen op 30 november 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft klager bijgestaan in de periode van 25 mei 2007 tot en met 20 november 2007 in een verdelingskwestie na de beëindiging van een relatie. Verweerder heeft de ex van klager in kort geding gedagvaard. Op 15 november 2007 heeft er een zitting plaatsgevonden. Tijdens die zitting hebben partijen de mogelijkheden van een regeling in der minne onderzocht. Klager heeft op die zitting kenbaar gemaakt dat hij het voorstel om een woning in Spanje aan klager toe te delen en een woning in Utrecht aan de wederpartij, sterk in overweging wilde nemen. Op verzoek van klager heeft de voorzieningenrechter de behandeling van het kort geding tot 19 november 2007 aan te houden, om klager in de gelegenheid te stellen het op zitting gedane voorstel te overdenken. Na de mondelinge behandeling heeft klager twee keer overleg gevoerd met verweerder en zich beide keren akkoord verklaard met het voorstel. Nadat verweerder de voorzieningenrechter hierover had bericht, heeft klager verweerder laten weten zich te hebben bedacht. Hij heeft verweerder verzocht om bij de rechtbank terug te komen op de bereikte overeenstemming. Verweerder heeft zich naar aanleiding hiervan aan de zaak onttrokken.

KLACHT

Klager verwijt verweerder dat hij klachtwaardig heeft gehandeld. Zijn klacht bestaat uit de volgende onderdelen:

1. Verweerder heeft de belangen van klager slecht behartigd waardoor een vertrouwensbreuk is ontstaan en door klager ernstige financiële schade is geleden;

2. Verweerder heeft niet gereageerd terwijl hij meermalen door klager in gebreke is gesteld;

3. Verweerder heeft geweigerd het dossier van klager over te dragen aan klager en/of de opvolgende advocaat en heeft niet gereageerd op het verzoek contact op te nemen met de opvolgende advocaat waardoor de schade verder is opgelopen.

VERWEER

Verweerder heeft zich tegen de klachten verweerd, op welk verweer de voorzitter hierna waar nodig zal ingaan.

BEOORDELING

De voorzitter is van mening dat met toepassing van art. 46 g Advocatenwet op de klacht kan worden beslist.

Het meest verstrekkende verweer dat verweerder heeft aangevoerd houdt in dat klager niet in zijn klacht kan worden ontvangen vanwege het verstrijken van de redelijke termijn. De voorzitter overweegt in dat verband het navolgende.

De feiten waarover klager klaagt hebben zich voorgedaan in de periode waarin verweerder klager bijstand verleende, te weten de periode van 25 mei 2007 tot 20 november 2007 en de daaropvolgende periode tot 2 juli 2008 toen gecorrespondeerd werd over de overdracht van het dossier van klager.

De klachtbrief van klager dateert van 13 april 2012, hetgeen betekent dat het tenminste drie en een half jaar heeft geduurd voordat klager een klacht heeft ingediend. De Advocatenwet kent geen algemene termijnen voor verval of verjaring van het klachtrecht. Het beginsel van rechtszekerheid brengt echter met zich mee dat een advocaat ervan moet kunnen uitgaan dat een klacht over zijn verrichtingen binnen een redelijke termijn worden ingediend, waarbij het antwoord op de vraag welke termijn als redelijk moet worden beschouwd afhankelijk is van de omstandigheden van het geval.

Bij beantwoording van de vraag of klager zijn klacht zo tijdig heeft ingediend dat hij daarin kan worden ontvangen, moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen, te weten enerzijds het ten gunste van klager wegende maatschappelijke belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst, en anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid.

Dit beginsel houdt onder meer in, zakelijk weergegeven, dat een advocaat zich niet na een als onredelijk te beschouwen lange tijd nog bij de deken en bij de tuchtrechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds.

Door klager is ter rechtvaardiging voor het zo lang wachten met het indienen van de klacht aangevoerd dat hij eerst wilde weten hoe groot zijn schade was.

Naar het oordeel van de voorzitter bestond er echter geen reden om eerst en vooraf de schade berekend te hebben. Klager zal zich vanaf het moment dat verweerder zich aan zijn zaak had onttrokken en hij genoodzaakt werd een andere advocaat in te schakelen, de beweerdelijke fouten van verweerder hebben gerealiseerd, althans hij had zich dat kunnen realiseren. Hij had vanaf dat moment ook de gelegenheid zijn klacht te formuleren en in te dienen. De rechtszekerheid brengt mee dat ook van hem verwacht mag worden dat hij dat tijdig deed. Dat op dat moment de schade voor klager nog niet (volledig) duidelijk was, maakt dat niet anders.

De voorzitter acht de termijn waarbinnen klager zijn klacht heeft ingediend daarmee onredelijk lang. Dat leidt tot de conclusie dat klager nu niet meer in zijn klacht kan worden ontvangen.

BESLISSING

Verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. M.J. Blaisse, voorzitter, met bijstand van mr. G.H.J. Spee als griffier op 18 december 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 28 december 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht