ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3676 Raad van Discipline Arnhem 12-111

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3676
Datum uitspraak: 18-12-2012
Datum publicatie: 27-12-2012
Zaaknummer(s): 12-111
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Handelen van een deken, lid R.v.T, R.v.D, Hof
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: voorzittersbeslissing. Klacht tegen lokale deken dat hij het hof van discipline valselijk en in strijd met de waarheid heeft geïnformeerd over zijn verhindering een geplande zitting bij te wonen, is kennelijk ongegrond.

Beslissing van 18 december 2012

in de zaak 12-111

naar aanleiding van de klacht van:

[naam klager]

klager sub 1

[naam klager]

klager sub 2

beiden wonende:

[adres]

tegen:

[verweerder] 

advocaat te [plaats]

in zijn hoedanigheid van deken

van de orde van advocaten

in het arrondissement [plaats]

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Almelo van 4 december 2012, door de raad ontvangen op 5 december 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken genummerd van 1 tot en met 13.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1 Bij brief van 8 juni 2012 hebben klagers zich beklaagd over verweerder. Omdat verweerder deken is van de orde van advocaten in het arrondissement [plaats] heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline op 13 juni 2012 de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Almelo aangewezen om de klacht te onderzoeken en af te handelen op de wijze zoals omschreven in de artikelen 46c, 46d en 46e van de advocatenwet.

1.2 Bij het hof van discipline waren twee zaken aanhangig tussen klager(s) en verweerder. Op 29 maart 2012 heeft de griffier van het hof een brief aan partijen gestuurd waarin werd aangekondigd dat deze zaken op de zitting van het hof van 6 juli 2012 zouden worden behandeld. De griffier kondigde aan dat ervan uit werd gegaan dat die datum zou schikken als een binnen enkele dagen te verzenden bericht van verhindering achterwege zou blijven.

1.3 Verweerder heeft binnen die termijn van enkele dagen niet aangegeven dat hij op 6 juli 2012 verhinderd zou zijn.

1.4 Op 30 mei 2012 heeft verweerder de elektronische versie van zijn verweerschrift bij het hof ingediend. In zijn begeleidende e-mail heeft hij het volgende geschreven: “Enige weken geleden mailde ik u dat ik op 6 juli verhinderd ben, ik heb op die mail nog geen reactie gekregen. Ik gaf een paar alternatieve data op die ik ‘prikte’ op basis van uw zittingen schema.”

1.5 Op 1 juni 2012 schreef verweerder (voor zover van belang) de griffier van het hof het navolgende: “Van de adjunct secretaris begreep ik dat mijn e-mail in verband met mijn verhindering op 6 juli niet is aangekomen. Vervelend, ik kan de mail op de plek waar ik nu ben ook niet vinden, ik heb wel degelijk een mail gemaakt, met uw zittingen schema bij de hand, maar wat ik ermee gedaan heb ik mij een raadsel.”

1.6 Bij brief van 8 juni 2012 hebben klagers zich over verweerder beklaagd.

2 KLACHT

2.1 Deze klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)   verweerder in zijn e-mail van 30 mei 2012 aan de griffier van het hof van discipline valselijk en in strijd met de waarheid het volgende heeft vermeld: “Enige weken geleden mailde ik u dat ik op 6 juli verhinderd ben …..”

b) verweerder in zijn e-mail van 1 juni 2012 aan de griffier van het hof opnieuw valselijk de indruk probeert te wekken dat er wel een eerdere vermist geraakte e-mail (in welke variant dan ook) zou moeten zijn.

2.2 Ter toelichting op de klachten stellen klagers dat de beweerde e-mail van enige weken geleden er helemaal niet is en ook niet is geweest. Dat zou blijken uit het feit dat verweerder geen datum kan noemen waarop de e-mail zou zijn gestuurd. Volgens klagers is de e-mail uitsluitend aan de fantasie van verweerder ontsproten.

2.3 Klagers achten het niet betamelijk dat een advocaat, ook niet in zijn hoedanigheid van deken, zich bedient van inhoudelijk valse berichten om na het verstrijken van de geldende termijn uitstel van een mondelinge behandeling van een zaak waar hij zelf als verweerder partij is, bij het hof van discipline te bewerkstelligen/te ondersteunen.

3. BEOORDELING

3.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

   3.2 Beide klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

  3.3  Het kernpunt van beide klachtonderdelen is “valselijk en in strijd met de waarheid”. Dit veronderstelt dat verweerder in zijn e-mails van 30 mei 2012 en 1 juni 2012 welbewust één of meer onwaarheden heeft gedebiteerd. Dat komt niet uit de verf.

   Even zo goed is het mogelijk dat er een fout is gemaakt bij de verzending van een (wel degelijk) door verweerder opgestelde e-mail, die aan het bericht van 30 mei 2012 voorafging of had moeten gaan. En zelfs is het mogelijk dat verweerder in de veronderstelling heeft verkeerd dat hij eerder al een bericht had verzonden terwijl dat toch niet is gebeurd. En ook dan is er niets mis, of in elk geval geen reden voor een tuchtrechtelijk verwijt.

   Om aan te nemen dat verweerder met opzet de griffier van het hof op het verkeerde been heeft gezet is meer nodig.

  3.4 Klagers werken niet uit wat de getuigen die zij gehoord zouden willen zien aan feiten of omstandigheden zouden kunnen aandragen die uitsluiten dat verweerder zich heeft vergist en de “enige weken geleden” verzonden e-mail waarvan sprake in de berichten van 30 mei 2012 en 1 juni 2012 nooit heeft verzonden of zelfs opgesteld. Zelfs als verweerder alleen maar dacht dat te hebben gedaan dan staat daarmee, bij de veelheid van klachten waarmee in elk geval klager sub 1 verweerder in tuchtrechtelijke procedures heeft betrokken, nog niet vast dat verweerder zich aan een leugen of leugens (want dat is toch in essentie de klacht) schuldig heeft gemaakt. Het bewijsaanbod wordt als in alle opzichten onvoldoende concreet gepasseerd. 

BESLISSING

De klacht wordt in beide onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 18 december 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 18 december 2012 per aangetekende en per gewone post verzonden aan:

- klagers

en per gewone post aan:

 - verweerder

 - de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Almelo

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten