ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3569 Raad van Discipline Arnhem 12-153

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3569
Datum uitspraak: 26-09-2012
Datum publicatie: 17-12-2012
Zaaknummer(s): 12-153
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij in een familiezaak. Verwijten dat advocaat feiten onjuist heeft weergegeven, stukken te laat aan wederpartij heeft overhandigd, zich onbehoorlijk heeft gedragen tijdens zitting en belangen van de minderjarige onvoldoende in acht genomen heeft zijn kennelijk ongegrond.

Beslissing van 26 september 2012

in de zaak 12-153

naar aanleiding van de klacht van:

 [klaagster]

 [adres]

 klaagster

 tegen:

 mr.[verweerder]

 advocaat te [plaats]

 verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem van 27 augustus 2012 met kenmerk K12/81, door de raad ontvangen op 31 augustus 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder treedt op als advocaat van de ex-echtgenoot van klaagster. Tussen klaagster en haar ex-echtgenoot heeft een groot aantal gerechtelijke procedures plaatsgevonden.

1.3 De klacht betreft het optreden van verweerder in één van deze procedures te weten een procedure met betrekking tot het gezag en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige dochter van klaagster en haar ex-echtgenoot.

1.4 In deze procedure heeft op 19 januari 2012 een mondelinge behandeling plaatsgevonden.

1.5 Voorafgaand aan deze zitting heeft verweerder op 17 januari 2012 producties overgelegd aan de rechtbank. Vervolgens heeft verweerder in de nacht van 18 op 19 januari 2012 een akte uitlating na raadsadvies per e-mail aan de rechtbank gezonden.

1.6 Bij beschikking d.d. 20 januari 2012 heeft de rechtbank Arnhem het gezamenlijk gezag tussen klaagster en haar ex-echtgenoot beëindigd, klaagster belast met het eenhoofdig gezag, en een omgangsregeling vastgesteld tussen de cliënt van verweerder en de minderjarige dochter van klaagster en haar ex-echtgenoot.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) Verweerder in zijn brief van 17 januari 2012 aan de rechtbank een onjuiste weergave van de feiten heeft gegeven door daarin te stellen dat de Raad voor de Kinderbescherming en de gezinsvoogd nog niet of niet volledig bekend waren met de inhoud van bepaalde stukken.

b) Hij per email in de nacht van 18 op 19 januari 2012 een akte uitlating na raadsadvies bij de rechtbank heeft ingediend en deze pas kort voor de zitting, die op 19 januari 2012 om 9.00 uur heeft plaatsgevonden, aan klaagster en haar advocaat heeft overhandigd.

c) Hij zich onbehoorlijk heeft gedragen tijdens de zitting van 19 januari 2012. De rechtbank moest hem bij herhaling corrigeren en verweerder heeft nagelaten zijn cliënt te corrigeren naar aanleiding van diens uitlatingen.

d) Hij de belangen van de minderjarige dochter van klaagster en haar ex-echtgenoot onvoldoende in acht genomen heeft.

3 VERWEER

3.1 Naar aanleiding van klachtonderdeel a) stelt verweerder dat hem bekend is dat klaagster al eerder bekend was met de stukken die hij bij zijn brief van 17 januari 2012 aan de rechtbank heeft gevoegd. Tijdens een bespreking van het concept rapport van de Raad voor de Kinderbescherming is hem echter gebleken dat de betreffende raadsonderzoeker niet op de hoogte was van diverse eerder in de procedure overgelegde stukken. Hij heeft toen besloten om de stukken in één geheel opnieuw aan de rechtbank en de Raad voor de kinderbescherming te doen toekomen.

3.2 Nu het definitieve rapport van de Raad voor de Kinderbescherming hem pas op 17 januari 2012 is toegezonden en de zitting plaatsvond op 19 januari 2012 was het eenvoudigweg niet mogelijk om eerder te reageren.

3.3 Verweerder betwist dat hij zich onbehoorlijk heeft gedragen tijdens de zitting van 19 januari 2012 en dat de rechtbank hem bij herhaling heeft gecorrigeerd. Hij stelt dat het niet zijn taak is om zijn cliënt ter zitting te corrigeren.

4 BEOORDELING

4.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2 De klacht betreft het optreden van de advocaat van de wederpartij. Dat bepaalt het toetsingskader. Volgens vaste rechtspraak van de Raden van Discipline en het Hof van Discipline heeft te gelden dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

Klachtonderdeel a)

4.3 De verklaring van verweerder voor de kwestie die aan de orde is in klachtonderdeel a) is een plausibele. Bovendien kan de voorzitter niet zien welk belang van klaagster zou zijn getroffen als de producties, zoals klaagster stelt al wel bekend zouden zijn geweest bij de Raad voor de Kinderbescherming en de gezinsvoogd. Klachtonderdeel a) is ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.4 Er is geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de stelling van verweerder dat het definitieve raadsrapport hem pas op 17 januari 2012 is toegezonden. Gelet op dit gegeven en op het feit dat de zitting plaatsvond op 19 januari 2012 om 9.00 uur ziet de voorzitter geen tuchtrechtelijk verwijt in het feit dat verweerder zijn reactie aan de rechtbank pas kort voor de zitting aan de advocaat van klaagster heeft overhandigd. Ook als de stelling  van klaagster, dat de oorzaak van de late verzending (namelijk pas op 17 januari 2012) van het raadsrapport te wijten is aan het feit dat de cliënt van verweerder niet bereid was om tijdig te reageren of een afspraak bij te wonen bij de Raad voor de Kinderbescherming, juist zou zijn, dan levert dit geen tuchtrechtelijk verwijt aan verweerder op. Ook klachtonderdeel b) is derhalve kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.5 Dat verweerder zich op de zitting van 19 januari 2012 onbehoorlijk zou hebben gedragen is door hem weersproken en is feitelijk niet vast komen te staan. Ook in de beschikking van 20 januari 2012 heeft de voorzitter geen aanknopingspunten gevonden ter ondersteuning van deze stelling van klaagster. Klachtonderdeel c) is eveneens kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel d)

4.6 De voorzitter verwijst naar de beschikking van de rechtbank Arnhem waarin op p. 2 wordt overwogen: “Evident is dat partijen in een hevige strijd verwikkeld zijn geraakt, waarin de minderjarige betrokken wordt.”  Dat daarbij de belangen van de dochter van klaagster en de cliënt van verweerder in het gedrang komen en zullen zijn gekomen betekent niet dat verweerder een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd. Het was en is immers de taak van verweerder om de belangen van zijn cliënt te behartigen. Het feit dat het standpunt van klaagster in de procedure door in de zaak geraadpleegde deskundigen wordt ondersteund en dat de rechtbank klaagster in de beschikking van 20 januari 2012 met het eenhoofdig gezag heeft belast brengt niet met zich mee dat verweerder het standpunt van zijn cliënt in redelijkheid niet heeft kunnen vertolken. Ook klachtonderdeel d) is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De klacht wordt in al zijn onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 26 september 2012.

griffier   voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 26 september 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten