ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3310 Raad van Discipline Arnhem 12-63

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3310
Datum uitspraak: 17-09-2012
Datum publicatie: 26-09-2012
Zaaknummer(s): 12-63
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: ‘In verzet: verzet ongegrond. Het is het Hof van Discipline dat de verantwoordelijkheid draagt dat het in onpartijdigheid kan beslissen, die verantwoordelijkheid ligt niet bij de advocaat die de beklaagde advocaat bijstaat. Het is vervolgens aan partijen zelf om bij gebrek aan voldoende vertrouwen in die onpartijdigheid desgewenst het instrument van wraking te hanteren. Klager heeft dat kennelijk niet willen doen maar de beslissing aan (de leden van) het Hof gelaten.’

Beslissing van 17 september 2012

in de zaak 12-63

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 16 mei 2012 op de klacht van:

klager

tegen:

 verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 17 april 2012  met kenmerk RvT 1112-9217/LB/SD, door de raad ontvangen op 19 april 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Y de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 16 mei 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen, welke beslissing op 16 mei 2012 is verzonden aan klager.

1.3 Bij faxbrief van 31 mei 2012 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 20 augustus 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

  de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzetschrift van klager d.d. 31 mei 2012;

- de brief van de griffier aan klager van 6 juni 2012;

- het antwoord daarop van klager bij brief d.d. 8 juni 2012 met bijlagen.

  2 ONTVANKELIJKHEID

Het verzetschrift is door de raad ontvangen op 31 mei 2012, één dag na afloop van de verzettermijn van 14 dagen op 30 mei 2012. Die termijn van 14 dagen nam een aanvang op de dag van verzending van de voorzittersbeslissing, 16 mei 2012. Uit de brief die klager de dag daarvoor, op 15 mei 2012, aan de deken heeft geschreven, en waarin hij de deken verzoekt hem nader te berichten naar aanleiding van zijn verzoek van 14 maart 2012 zijn klacht ter kennis van de raad te brengen, moet worden afgeleid dat klager op 15 mei 2012 nog niet bekend was met het feit dat de deken zijn klacht bij brief d.d. 17 april 2012 ter kennis van de raad had gebracht. Klager kon er dus niet mee bekend zijn dat kort na 17 april 2012 de termijn van 30 dagen voor het nemen van een voorzittersbeslissing was gaan lopen. Hij behoefde er daarom niet op bedacht te zijn dat de voorzitter op 16 mei 2012 een voorzittersbeslissing zou nemen en dat vanaf die dag een termijn van verzet begon te lopen. Klager heeft die voorzittersbeslissing pas ontvangen op 30 mei 2012, de dag dat hij terugkeerde van een vakantie. Toen heeft hij zich meteen aan het redigeren van een verzetschrift gezet en dat de dag daarna ingediend. Onder deze omstandigheden acht de raad de overschrijding van de verzettermijn met één dag verschoonbaar.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 Voor de formulering van de klacht verwijst de raad naar alinea 2 van de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waarvan een kopie aan deze beslissing is gehecht.

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter zich ten onrechte verschuilt achter de beslissing van de desbetreffende leden van het Hof van Discipline om zich niet te verschonen. Klager meent dat verweerder in deze een eigen verantwoordelijkheid had die aan de in het advocatentuchtrecht geldende regels getoetst dient te worden.

Klager meent dat de voorzitter de specifieke aard van de klacht heeft miskend, nu de klacht ziet op bijstand van verweerder in een klachtprocedure aan een advocate die in een civiele procedure aan klager het verwijt heeft gemaakt dat hij niet schroomde gebruik te maken van zijn contacten binnen de rechterlijke macht en het OM.

Voorts heeft de voorzitter volgens klager miskend dat klager op geen enkele wijze betrokken is geweest bij de door de Officier van Justitie verzochte nietigheid van het geregistreerd partnerschap van klagers schoonvader, en heeft zij zich ook waar het gaat om het overleggen van de www.rechtspraak.nl-pagina ter zitting van het Hof van Discipline, ten onrechte achter de beslissing van het Hof om die pagina te accepteren verscholen.

4 BEOORDELING

4.1 Met de voorzitter is de raad van oordeel dat de klacht van klager tegen verweerders kennelijk ongegrond is. Hetgeen door klager tegen de beslissing van de voorzitter is aangevoerd heeft de raad niet tot een ander oordeel gebracht. De gronden waarop de voorzitter tot haar oordeel is gekomen kunnen haar beslissing volledig dragen. Het is het Hof van Discipline dat de verantwoordelijkheid draagt dat het in onpartijdigheid kan beslissen, die verantwoordelijkheid ligt niet bij de advocaat die de beklaagde advocaat bijstaat. Het is vervolgens aan partijen zelf om bij gebrek aan voldoende vertrouwen in die onpartijdigheid desgewenst het instrument van wraking te hanteren. Klager heeft dat kennelijk niet willen doen maar de beslissing aan (de leden van) het Hof gelaten. Daar stond en staat verweerder als advocaat van de toen beklaagde advocaat verder buiten. Evenzo heeft klager – en zelfs met zoveel woorden – de beslissing ten aanzien van het accepteren van de www-pagina aan het Hof gelaten.

BESLISSING

De raad van discipline:

Het verzet is ontvankelijk;

Het verzet is ongegrond.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, en mrs. I.P.A. van Heijst, P.J.M. de Kerf, P.P. Verdoorn en A.M.T. Weersink, leden van de raad, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 september 2012.

griffier voorzitter