ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3246 Raad van Discipline Arnhem 12-83

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3246
Datum uitspraak: 10-09-2012
Datum publicatie: 12-09-2012
Zaaknummer(s): 12-83
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Tuchtrechtelijk aanrekenen van gedragingen aan:, subonderwerp: Kantoorgenoot
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klager denkt te worden bijgestaan door een advocaat, maar wordt in feite vertegenwoordigd door een juridisch medewerker van het kantoor van verweerders. Toevoeging afgegeven op naam van een van de advocaten van kantoor. Onduidelijkheid over positie behandelend jurist. Verder getuigt het totaalbeeld van de verleende rechtshulp van een te magere inzet en van een klachtwaardige behartiging van de belangen van klager. Niet bijwonen zittingen en onvoldoende schriftelijke toelichting van de standpunten van klager.

Beslissing van 10 september 2012

in de zaak 12-83

naar aanleiding van de klacht van klager tegen verweerders.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 24 april 2012 met kenmerk RvT 0910-8649/LB/SD, door de raad ontvangen op 25 april 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 25 juni 2012 in aanwezigheid van klager, vergezeld van zijn advocaat mr. X en verweerders, vergezeld van hun advocaat mr. Y. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de brief van 24 april 2012 van de deken in Utrecht met de daarop genoemde bijlagen 1 t/m 22;

- de brief van de advocaat van klager van 5 juni 2012 met bijlagen;

- de brief van de advocaat van verweerders van 12 juni 2012 met bijlagen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 In 2006 heeft klager zich gewend tot het kantoor van verweerders met het verzoek om rechtsbijstand. Dat verzoek is ingewilligd en klager heeft op 27 oktober 2006 een volmacht ondertekend, waarin hij de heer B (verder: B) van het kantoor van verweerders machtigt om namens hem als gemachtigde op te treden. B is geen advocaat, maar werkt sinds 2004 als juridisch medewerker op het kantoor van verweerders. Er is bij klager verwarring ontstaan over de hoedanigheid van B. Ter zitting hebben verweerders erkend dat dat het geval kan zijn geweest en zij hebben inmiddels maatregelen genomen om dergelijke verwarring in de toekomst te voorkomen.

2.2 In de zaken die het kantoor van verweerders voor klager deed, zijn diverse toevoegingen aangevraagd en verkregen. De toevoegingen zijn aangevraagd op naam van verweerster sub 1 en de werkzaamheden zijn uitgevoerd door Blom.

2.3 De zaak waar het bij deze klacht om gaat betrof de beslissing van het UWV van 7 september 2006, waarin werd geoordeeld dat klager vanaf 11 september 2006 geschikt was tot het verrichten van arbeid. Tegen die beslissing heeft het kantoor van verweerders een bezwaarschrift ingediend op 13 september 2006. Op 11 oktober 2006 was de hoorzitting. Noch klager, noch een afgevaardigde van het kantoor van verweerders is daar verschenen. Het bezwaar van klager werd afgewezen en namens hen diende het kantoor van verweerders een beroepschrift in bij de rechtbank. Ook bij de zitting bij de rechtbank op 22 november 2007 is niemand namens klager verschenen. Het beroep is ongegrond verklaard door de rechtbank. 

2.4 Klager is vervolgens in hoger beroep gegaan bij de Centrale Raad van Beroep. Klager en verweerders zijn evenmin bij de zitting van de Centrale Raad van Beroep aanwezig geweest. De Centrale Raad heeft de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep bevestigd.

2.5 Bij brief van 16 oktober 2009 en bij brief van 24 november 2009 van zijn advocaat mr. X heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerders.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) de illusie in stand te houden dat hun kantoorgenoot B de hoedanigheid van advocaat bezat, terwijl deze als gemachtigde voor klager optrad;

b) De heer B inadequate rechtshulp te laten verlenen door het indienen van een “leeg” bezwaarschrift zonder nadere onderbouwing;

c) tijdens de rechtbankprocedure een ondeugdelijk gemotiveerd beroep in te dienen;

d) niet bij de mondelinge behandeling van het beroepschrift aanwezig te zijn;

e) in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep een ondeugdelijk beroepschrift in te dienen en dat niet adequaat te onderbouwen.

f) klager onvoldoende duidelijk te maken dat het niet de bedoeling van verweerders was om de zittingen bij te wonen.

3.2 De verwijten van klager aan verweerders betreffen twee hoofdpunten. Het eerste betreft de verwarring die bij klager blijkbaar heeft bestaan over degene binnen het kantoor van verweerders die zijn belangen behartigde en diens kwaliteit. Het zal vooral om het laatste zijn gegaan, want, er is, onweersproken, intensief contact geweest tussen klager en B. Klager is altijd in de veronderstelling geweest dat B, die zijn zaak behandelde, advocaat was en één van de naamgevers van het kantoor van verweerders. Klager is er pas in het kader van de klachtprocedure achter gekomen dat B geen advocaat is, maar juridisch medewerker.

3.3 Het tweede hoofdpunt van de klacht ziet op de kwaliteit van de dienstverlening van het kantoor van verweerders. Volgens klager hadden verweerders zowel in de bezwaarprocedure als in de rechtbankprocedure meer gemotiveerd moeten aanvoeren dat klager het met de medische grondslag van het besluit van het UWV niet eens was. Het kantoor van verweerders had initiatieven moeten nemen en terstond de behandelaars aan moeten schrijven. Klager meent dat de beschikbare informatie niet zonder commentaar had mogen worden ingeleverd, maar wel degelijk van commentaar had moeten worden voorzien en gerelateerd had moeten worden aan de datum waarom het ging en dat de medische grondslag van de beslissing van het UWV daarmee had kunnen en moeten worden aangevochten.

4 VERWEER

4.1 Verweerders stellen dat zij, maar ook B, glashelder gecommuniceerd hebben met cliënten dat B geen advocaat, maar juridisch medewerker is. Zij hebben het werk van B altijd gecontroleerd.

4.2 Met betrekking tot de klachten die zien op de kwaliteit van de dienstverlening stellen verweerders dat zij klager er in de bezwaarprocedure op hebben gewezen dat hij met een medische onderbouwing moest komen voor zijn in bezwaar geclaimde, toegenomen klachten. Verweerders stellen dat er geen uitgebreider juridisch verweer gevoerd had kunnen worden in de bezwaarprocedure ook als in aanmerking wordt genomen dat, zoals verweerders bekend is, de bestuursrechter de medische grondslag ten volle kan toetsen. Met betrekking tot het niet bijwonen van de zittingen stellen verweerders dat klager steeds vooraf op de hoogte is gesteld van de zittingen en dat ook steeds vooraf besprekingen hebben plaatsgevonden met klager waarin werd afgesproken om de zittingen niet bij te wonen. Verweerders menen dat alle van belang zijnde stukken door hen zijn ingediend.

4.3 Verweerders stellen dat, door het vele contact dat er is geweest tussen klager en B, de relatie informeel was geworden waardoor niet alles wat werd afgesproken ook schriftelijk is vastgelegd. Verweerders hebben klager in meerdere kwesties kosteloos ondersteund en betwisten dat B bij de behandeling van de zaak te passief is geweest.

5 BEOORDELING

5.1 Het eerste klachtonderdeel betreft het verwijt dat verweerders de illusie in stand hebben gehouden dat B de hoedanigheid van advocaat bezat, terwijl deze die kwaliteit niet had. Het ligt op de weg van een advocatenkantoor om geen enkel misverstand te laten bestaan over de hoedanigheid waarin medewerkers van kantoor, als zij dat doen, voor cliënten optreden. Verweerders hebben in hun relatie met klager (zoals zij zelf ook toegeven) naar het oordeel van de raad (inderdaad) onvoldoende maatregelen genomen om misverstanden op dit punt te voorkomen. Dat B dezelfde achternaam droeg als een van de naamgevers van het kantoor, verweerster sub 1, op wier naam ook de toevoegingen werden gesteld, maakte dat zeker noodzakelijk. Er had op dit punt meer zorgvuldigheid van verweerders jegens klager mogen worden verwacht. De raad acht het eerste klachtonderdeel gegrond.

5.2 De klachtonderdelen b), c), d), e) en f) zien op de kwaliteit van de geleverde dienstverlening, de inzet door het kantoor van verweerders en de wijze van vastlegging van de belangrijke beslissingen om niet naar de zittingen te gaan. De raad zal deze klachtonderdelen gezamenlijk behandelen. In dit geval is de rechtshulp verleend onder toezicht en verantwoordelijkheid van verweerders. Zij hebben hun kantoorgenoot B de zaak laten behandelen. De raad stelt voorop dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en behoort te nemen en waar te maken en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. De advocaat moet de cliënt duidelijk maken hoe hij of zij te werk wil gaan. Dat dat in deze zaak ook zo is gegaan blijkt niet. Van enige concrete bemoeienis met of controle op de wijze waarop B de zaak heeft behandeld door verweerders of een van hen (verweerster sub 1 was toegevoegd advocaat; verweerder sub 2 heeft een tijdje voor haar waargenomen, omdat zij met zwangerschapsverlof was), blijkt niet. Dat levert een tuchtrechtelijk verwijtbaar tekortschieten op.

5.3 Uit het dossier en hetgeen ter zitting is verklaard, blijkt dat is nagelaten de stukken in de rechtbankprocedure toe te lichten, dat eigenlijk niet of nauwelijks is ingegaan op de stellingen van het UWV, dat is nagelaten de medische behandelaars om nadere toelichting te verzoeken en dat geen van de zittingen namens klager is bijgewoond zodat (bijvoorbeeld) er niet kon worden gereageerd op hetgeen door de gemachtigde voor het UWV daar werd aangevoerd. Het totaalbeeld dat hieruit voortkomt, getuigt volgens de raad van een te magere inzet en van een onvoldoende en inderdaad klachtwaardige behartiging van de belangen van klager. Waarom het – zoals verweerders stellen – niet nodig was om, al dan niet veiligheidshalve, de zittingen bij te wonen, komt niet uit de verf. De – belangrijke – beslissingen om maar weg te blijven die (dat is omstreden) in samenspraak met klager zouden zijn genomen en het waarom daarvan zijn niet door verweerders vastgelegd. Ook dat levert een tuchtrechtelijk tekortschieten op. 

5.4 De klachtonderdelen  b), c), d), e) en f) zijn samengenomen in zoverre derhalve gegrond. Bij een meer gedetailleerde bespreking van die verschillende onderdelen heeft klager, gelet op het vorenstaande, geen belang.

5.5 Beide verweerders dragen in deze kwestie verantwoordelijkheid; verweerster sub 1, omdat zij de toegevoegd advocaat was, verweerder sub 2  omdat hij, tijdens het zwangerschapsverlof van verweerster sub 1, voor haar deze zaak waarnam.

6 MAATREGEL

6.1 De raad is van oordeel dat verweerders ten opzichte van klager zijn tekortgeschoten. Door de wijze van belangenbehartiging hebben verweerders de belangen van klager geschaad. Daarnaast is verwijtbaar dat bij klager kennelijk verwarring heeft kunnen ontstaan over de hoedanigheid van B die de zaak behandelde. In verband met de omstandigheid dat verweerders inmiddels maatregelen hebben genomen om verwarring in de toekomst te voorkomen en in verband met het feit dat zij geen tuchtrechtelijk verleden hebben, acht de raad het opleggen van een enkele waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

• verklaart klachtonderdeel a), b), c), d), e) en f) gegrond;

• legt op aan verweerster sub 1 de maatregel van enkele waarschuwing;

• legt op aan verweerder sub 2 de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door: mr B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, mrs. E.A.T.M. Steverink, A.T. Bolt, C.J. Lunenberg-Demenint en P.R.M. Noppen, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 september 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 10 september 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.