ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3245 Raad van Discipline Arnhem 12-82

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3245
Datum uitspraak: 10-09-2012
Datum publicatie: 12-09-2012
Zaaknummer(s): 12-82
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Vraag of verweerster zich had verbonden een dossier voor klager te behandelen en of zij zich nog kon terugtrekken. Verweerster stelt dat met klager voor deze zaak geen overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen en meent verder dat zij zich moest terugtrekken gelet op de inmiddels verstoord geraakte advocaat-cliënt relatie door online uitingen van klager over verweerders. Klacht ongegrond.

Beslissing van 10 september 2012

in de zaak 12-82

naar aanleiding van de klacht van klager tegen verweerders.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 24 april 2012 met kenmerk RvT 1112-9218/LB/SD, door de raad ontvangen op 25 april 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 25 juni 2012 in aanwezigheid van klager en verweerders. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 genoemde brief van de deken met de daarop genoemde bijlagen 1 tot en met 8;

- brieven van 7 en 12 juni 2012 van verweerders met 43 producties;

- een e-mail van 15 juni 2012 van verweerders aan de raad met als bijlage een aangepaste strafrechtelijke dagvaarding tegen klager.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Eind januari 2011 heeft klager verweerster sub 1 benaderd met de vraag of zij hem bij wilde staan in een conflict dat klager had met het weekblad X. Daarop heeft verweerster sub 1 klager geïnformeerd over de mogelijkheden tot het aanvragen van een toevoeging. Er is vervolgens een toevoeging aangevraagd, maar deze is afgewezen. Ook in een andere kwestie, een geschil dat klager had met de Y, is de toevoegingsaanvraag afgewezen.

2.2 Verweerster sub 1 heeft per e-mail van 24 februari 2011 aan klager bevestigd dat hij, doordat de toevoegingen niet waren afgegeven, door haar kantoor wordt aangemerkt als betalende cliënt. Zij heeft verder bevestigd dat zij geen zaken zal starten zonder dat er duidelijke financiële afspraken gemaakt en ondertekend zijn tussen haar en klager. Voor de zaken X en Y is tussen klager en verweerster sub 1 vervolgens een opdrachtovereenkomst tot stand gekomen en ondertekend. In die zaken heeft verweerster sub 1 werkzaamheden verricht voor klager en heeft zij facturen van EUR 731,61 en EUR 1.690,28 verstuurd. Deze facturen zijn door klager betaald. Over de omvang van de door klager aan verweerster sub 1 gegeven opdracht is verschil van mening, maar voor deze twee kwesties staat vast dat verweerster sub 1 de behandeling daarvan op zich heeft genomen.

2.3 Medio februari 2011 heeft klager een ander dossier, de kwestie Z, aan verweerster sub 1 gestuurd. Zij heeft aan klager bevestigd dat zij het dossier zou doornemen, dat zij met klager wilde bespreken wat hij daarmee precies wilde en dat ze er daarna mee aan de slag zou gaan. In haar mail van 24 februari 2011 heeft verweerster sub 1 aan klager bevestigd dat ook voor deze zaak een overeenkomst van opdracht moest worden gemaakt en ondertekend. Verder stelde zij dat overleg over deze zaak noodzakelijk was. Zij wilde weten of klager de zaak op korte termijn wilde opstarten of pas na zijn vakantie. In de mail van 8 april 2011 van verweerster sub 1 aan klager staat dat partijen de zaak Z nauwgezet zouden gaan voorbereiden. Verweerster sub 1 schrijft dat er naar haar mening een dagvaarding moet komen waar geen speld tussen te krijgen is.

2.4 In mei 2011 heeft verweerster sub 1 aan klager bericht dat zij geen nieuwe zaak van hem kon aannemen in verband met privé omstandigheden en omdat zij onvoldoende tijd had. Op 1 juni 2011 is er weer mailcontact geweest tussen klager en verweerster sub 1. Op de vraag van klager aan verweerster sub 1 of zij hem wilde laten weten of zij het kort geding tegen de rechtbank Den Haag over de camera’s (een vierde kwestie die klager bezighield) nog kon voeren de komende weken antwoordde verweerster sub 1 dat zij er de komende weken geen kort geding bij kon hebben. Zij schreef verder dat wat haar betreft de niet–spoedeisende zaken bleven staan, maar dat zij er begrip voor had als klager een andere advocaat zou willen inschakelen. Na die mailwisseling is er even geen contact geweest tussen partijen, waarna verweerster sub 1 op 26 september 2011 een e-mail aan klager stuurde met de vraag naar welk adres zij het dossier Z kon sturen.

2.5 Noch in de zaak Z noch in de zaak over het camera kort geding is een overeenkomst van opdracht ondertekend. Ook zijn in deze zaken geen toevoegingen aangevraagd en evenmin zijn er (voorschot)declaraties door het kantoor van verweerders verstuurd.

2.6 Nagenoeg tegelijkertijd met het bovenstaande speelde tussen partijen vanaf februari 2011 de vraag van verweerders aan klager of hij publicaties van stukken uit dossiers die bij verweerster sub 1 in behandeling waren, van zijn website wilde halen. Klager weigerde dit en nadat de advocaat-cliënt verhouding tussen klager en verweerster sub 1 was verbroken, hebben verweerders een kort geding tegen klager aangespannen met als inzet verwijdering van alle artikelen over hen op de website www.klokkenluideronline.nl. Bovendien hebben verweerders aangifte gedaan tegen klager van belediging, smaad, laster, discriminatie etc. De officier van Justitie heeft klager in die zaak gedagvaard.

2.7 Bij e-mails van 13 en 16 januari 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerders.

3 KLACHT

3.1 De klacht van klager is in de brief van de deken van 20 januari 2012 geformuleerd als volgt. Verweerders hebben tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

Verweerster sub 1

a) heeft geweigerd in opdracht van klager een kort geding te voeren;

b) heeft geweigerd het geld dat klager aan haar had betaald voor de door haar verrichte en te verrichten werkzaamheden aan hem te retourneren;

c) tijdens een zitting voor het Haagse Hof de President afdrukken van de website van klager heeft aangeboden.

Verweerder sub 2

d) bij zijn contact met het hostingbedrijf van de website van klager onwaarheden heeft gedebiteerd door het hostingbedrijf voor te houden dat een strafrechtelijk onderzoek tegen klager zou lopen bij het parket Utrecht.

Uit de e-mail van 26 januari 2011 blijkt verder dat klager meent dat verweerder sub 2 tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

e) hij heeft geweigerd medewerking te verlenen aan een bemiddelingsgesprek met de deken.

3.2 Ter zitting van de raad van discipline heeft klager verklaard dat zijn klacht tegen verweerster sub 1 beperkt moet worden tot haar weigering om voor klager op te treden in de zaak Z.

3.3 Met betrekking tot verweerder sub 2 heeft klager klachtonderdeel d) ter zitting beperkt tot de klacht dat verweerster sub 1 informatie van haar eigen cliënt, klager, tegen hem heeft gebruikt om hem schade  toe te brengen. 

3.4 Ter toelichting op zijn klacht heeft klager gesteld dat de kern van het conflict is dat verweerster sub 1 eenzijdig en zonder motivering heeft aangegeven niet voor hem te willen optreden in de zaak Z. Klager is van mening dat hij uit de e-mail van 1 juni 2011 van verweerster sub 1 heeft mogen afleiden dat zij nog wel bereid was de zaak Z te doen. In die e-mail stond dat wat haar betreft de niet–spoedeisende zaken zouden kunnen blijven staan. Klager heeft het idee dat verweerster sub 1 door derden onder druk is gezet om de zaak Z niet te behandelen. Klager beschouwt de e-mail van 24 februari 2011 van verweerster sub 1 als opdrachtbevestiging voor de zaak Z en verwijst tevens naar de mail van verweerster sub 1 van 8 april 2011. Gezien de inhoud van die mails is naar zijn mening een getekende overeenkomst van opdracht niet nodig voor de conclusie dat er was afgesproken dat verweerster sub 1 de zaak voor klager ging doen. 

4 VERWEER

4.1 Verweerster sub 1 bestrijdt dat er met betrekking tot de zaak Z een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen tussen haar en klager. Verweerster sub 1 stelt dat zij, voordat zij aan het werk ging in zaken altijd financiële afspraken gemaakt en ondertekend wilde hebben of een toevoeging verkregen wilde hebben. Zij stelt verder dat er vanaf het begin een moeizame advocaat–cliënt relatie heeft bestaan tussen haar en klager. De  achterdocht en het wantrouwen van klager jegens verweerster sub 1 hebben de relatie advocaat-cliënt beïnvloed en hebben, in combinatie met de zorg voor haar zieke vader die verweerster sub 1 op zich moest nemen, een paar maanden later geleid tot de beslissing van verweerster sub 1 niet door te gaan met deze cliënt.

4.2 Verweerder sub 2 bestrijdt dat hij heeft gelogen tegen de hostingprovider en verwijst daarbij naar de strafrechtelijke dagvaarding. Verweerder sub 2 stelt verder dat er nooit een advocaat–cliënt relatie tussen hem en klager heeft bestaan, zodat alleen al op die grond de klacht van klager tegen hem ongegrond moet worden verklaard.

5 BEOORDELING

5.1 Op grond van hetgeen door klager ter zitting is verklaard, beperkt de raad zijn oordeel waar het om verweerster sub 1 gaat tot haar weigering om klagers’ belangen te behartigen in de zaak Z. Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel stelt de raad voorop dat binnen de advocatuur het bestaan van wederzijds vertrouwen essentieel is voor een behoorlijke beroepsuitoefening. Dat brengt mee dat ieder van partijen de vrijheid moet hebben om aan de relatie een einde te maken als dat vertrouwen er niet langer is, zij het dat de advocaat zich niet op een ongelegen moment mag terugtrekken en daarbij dan zorgvuldig te werk moet gaan teneinde de belangen van de cliënt niet te schaden. Dit uitgangspunt geldt bij opdrachten die door een advocaat in behandeling zijn genomen.

5.2 In het licht van het voorgaande is het in de onderhavige zaak van beperkt belang of verweerster sub 1 de opdracht om de zaak Z voor klager te doen al had aanvaard. Dat laatste is overigens niet het geval. Uit de stukken blijkt duidelijk dat verweerster belang hechtte aan het maken van duidelijke financiële afspraken, waarvan een ondertekende overeenkomst van opdracht deel uit moest maken, voordat zij aan een zaak zou beginnen. Dat is ook zo geschied in twee andere zaken waarin zij voor klager heeft opgetreden. De raad kan niet zien hoe klager met recht en reden uit de e-mails van 24 februari en 1 en 8 april 2011 meent te kunnen afleiden dat verweerster sub 1 daarvan voor de zaak Z (alsnog) afzag.

5.3 Vaststaat dat in de zaak Z geen overeenkomst van opdracht is ondertekend. Er was al wel e-mailcontact en enige gedachtenvorming over deze kwestie en het was onmiskenbaar de bedoeling van partijen dat verweerster sub 1 ook die zaak, die nog onderwerp moest zijn van studie, zou gaan doen. Maar van een onvoorwaardelijke toezegging dat verweerster sub 1 de zaak Z ook inderdaad op zich zou nemen, was geen sprake. Bij de vraag of verweerster sub 1 het recht had om, al dan niet alsnog, te weigeren om klager daarin bij te staan is bovendien en vooral van belang dat de advocaat–cliënt relatie tussen verweerster sub 1 en klager in de periode voordat de zaak Z concreet tussen partijen werd besproken, beschadigd was geraakt door publieke uitingen van klager. Verweerster sub 1 had klager diverse malen gevraagd om publicaties van zijn website te halen, doch klager weigerde dit. Gelet op de noodzakelijke vertrouwensband tussen advocaat en cliënt is het in dat licht volgens de raad begrijpelijk dat verweerster sub 1 zich heeft teruggetrokken als advocaat van klager. De omstandigheden rechtvaardigden dat. Dat de werkelijke reden een andere is geweest is feitelijk niet komen vast te staan. De raad kan niet zien dat en waarom verweerster sub 1 zich zou hebben teruggetrokken op een wijze waardoor de belangen van klager onnodig zijn geschaad. De  raad concludeert dat de klacht tegen verweerster sub 1 zoals nader geformuleerd onder 3.2 ongegrond is.

5.4 Met zijn klachten tegen verweerder sub 2 klaagt klager over het feit dat verweerder sub 2 contact heeft opgenomen met het hostingbedrijf van klager en daar onwaarheden over klager zou hebben geuit. Ter zitting heeft klager erkend dat verweerder sub 1 niet heeft gelogen tegen het hostingbedrijf. Met verweerder sub 2 is de raad van oordeel dat verweerder sub 2 een belang had om contact op te nemen met het hostingbedrijf, omdat klager buitengewoon diffamerende berichten over hem en het kantoor verspreidde. Klager heeft zijn klacht ter zitting beperkt tot de stelling dat verweerder sub 2 informatie verkregen van klager tegen klager (zijn eigen cliënt) heeft gebruikt om hem schade te berokkenen. De raad stelt vast dat het verweer van verweerder sub 2, dat er geen advocaat-cliënt relatie tussen hem en klager bestaat noch heeft bestaan, juist is, zodat ook de klacht tegen verweerder sub 2 zoals die klacht – bijgesteld – nu nog aan de orde is feitelijke grondslag mist en ongegrond moet worden verklaard. En anders zouden aard en strekking van hetgeen klager over verweerders en hun kantoor de wereld inzond dat wel hebben gerechtvaardigd.

5.5 Met betrekking tot de klacht van klager dat verweerster sub 1 tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, omdat zij geen medewerking wilde verlenen aan een bemiddelingsgesprek met de deken oordeelt de raad als volgt. Tussen deze twee partijen was de relatie op het moment waarop een dergelijk gesprek aan de orde was al zodanig ernstig verstoord dat het volgens de raad alleszins begrijpelijk is dat verweerders niet wensten deel te nemen aan een bemiddelingsgesprek door de deken. Een dergelijk gesprek is immers gericht op het herstellen van de relatie tussen advocaat en cliënt, althans op het creëren van wederzijds begrip om het conflict uit de weg te helpen. Gezien de aard van de problemen tussen partijen en in het bijzonder de toon die klager daarbij aansloeg, viel het niet te verwachten dat een dergelijk gesprek ook maar iets zou kunnen opleveren. Dan mag zo'n gesprek worden geweigerd. De raad verklaart dit klachtonderdeel daarom ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart alle klachten van klager tegen verweerster sub 1,  tegen verweerder sub 2 en tegen verweerders samen ongegrond.

Aldus gewezen door: mr B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, mrs. E.A.T.M. Steverink, A.T. Bolt, C.J. Lunenberg-Demenint en P.R.M. Noppen, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 september 2012

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 10 september 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.