ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3196 Raad van Discipline Arnhem 12-92

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3196
Datum uitspraak: 18-06-2012
Datum publicatie: 30-08-2012
Zaaknummer(s): 12-92
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat in dienstbetrekking gemeente. In haar hoedanigheid van advocaat in dienstbetrekking van de gemeente, stond het verweerster vrij het geschrift van klager zekerheidshalve aan te merken als beroepschrift en door te zenden naar de rechtbank. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van 18 juni 2012

in de zaak 12-92

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [ ]

adres

klager

tegen:

mr. X

advocaat in dienst van Y

adres

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht van 23 mei 2012, door de raad ontvangen op 24 mei 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken. Van deze inventarislijst maakte geen onderdeel uit de brief van klager aan de klachtencoördinator van de gemeente verzonden per e-mail op 3 december 2011. Op verzoek van de griffier heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht deze brief op 12 juni 2012 per fax toegestuurd.

FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

Verweerster is werkzaam als advocaat in loondienst van de gemeente A. Klager heeft een handhavingsverzoek ingediend bij de gemeente. Op dit handhavingsverzoek is negatief beslist. Vervolgens heeft klager een bezwaarschriftenprocedure doorlopen bij de gemeente. Nadat de bezwaren van klager waren afgewezen, heeft klager een op 3 december 2011 gedateerd bericht gezonden aan de klachtencoördinator van de gemeente. Verweerster heeft deze per e-mail verzonden brief als beroepschrift aangemerkt en doorgezonden naar de beroepsinstantie, de rechtbank Utrecht.

Klager heeft het beroep later ingetrokken.

KLACHT

Klager verwijt verweerster dat zij zijn e-mail als beroepschrift heeft aangemerkt en zonder zijn toestemming heeft doorgezonden naar de rechtbank Utrecht.

VERWEER

Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd en aangevoerd dat het voor de gemeente niet duidelijk was of de e-mail van klager als klacht of (mede) als beroepschrift moest worden aangemerkt. Verweerster heeft meerdere malen via de e-mail en telefonisch contact gezocht met klager. Omdat een reactie uitbleef heeft de gemeente in het kader van de zorgvuldigheid het zekere voor het onzekere genomen en de e-mail namens de gemeente naar de rechtbank gestuurd. Verweerster beroept zich erop dat de gemeente als bestuursorgaan op grond van artikel 2:3 en 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht een doorzendplicht heeft.

BEOORDELING

De voorzitter is van mening dat op de klacht met toepassing van art. 46g Advocatenwet

kan worden beslist.

De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster als advocaat van klagers wederpartij. Voorop staat dat ook naar vaste rechtspraak van het hof van discipline bij de beoordeling van een klacht over het optreden van een advocaat van de wederpartij van de klager ervan moet worden uitgegaan, dat die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënten te behartigen op de wijze, die hem - in overleg met zijn cliënten - passend voorkomt. De wederpartij zal zich slechts in uitzonderlijke gevallen over de wijze van belangenbehartiging kunnen beklagen. Voor de tuchtrechter staat daarbij de wijze waarop de advocaat de zaak behandelt slechts ter beoordeling voor zover de advocaat zich bij die behandeling jegens de wederpartij heeft schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

De voorzitter overweegt dat klager in zijn e-mail van 3 december 2011 onder meer bezwaren heeft geuit tegen de afwijzende beslissing op zijn handhavingsverzoek. Hierdoor lag het voor de hand dat verweerster de e-mail –na het uitblijven van een reactie van klager- zekerheidshalve als beroepschrift heeft aangemerkt en aan de rechtbank heeft doorgezonden.

Op de gemeente rust immers de plicht om geschriften tot behandeling waarvan kennelijk een ander bestuursorgaan bevoegd is, door te zenden naar dat andere orgaan.

Verweerster heeft bij het doorzenden van de e-mail gehandeld in haar hoedanigheid van advocaat in loondienst van de gemeente en als zodanig de belangen van de gemeente behartigd. Dat staat haar vrij.

Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerster daarbij onzorgvuldig zou hebben gehandeld. Integendeel, verweerster heeft klager in de gelegenheid gesteld te reageren op het voornemen om de e-mail als beroepschrift door te sturen. Op de herhaaldelijk gedane verzoeken om contact op te nemen met verweerster, heeft klager evenwel niet gereageerd.

De voorzitter acht de klacht daarom kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De klacht is kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, met bijstand van mr. G.H.J. Spee als griffier op 18 juni 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 20 juni 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht.