ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3193 Raad van Discipline Arnhem 12-40

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3193
Datum uitspraak: 11-06-2012
Datum publicatie: 30-08-2012
Zaaknummer(s): 12-40
Onderwerp:
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarop al eerder is beslist
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
  • Tuchtrechtelijk aanrekenen van gedragingen aan:, subonderwerp: Kantoor
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen beslissing voorzitter ongegrond. Klacht is al eerder inhoudelijk afgedaan in de de klachtzaak tegen de individuele advocaten. Klacht tegen het kantoor in dat kader dan ook niet-ontvankelijk, mede gelet op tijdsverloop. Klacht met betrekking tot excessief declareren kantoor wel ontvankelijk, maar ongegrond.

Beslissing van

in de zaak 12-40

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline van 26 maart 2012 op de klacht van:

De onder 2. nader te noemen klagers, waarvoor als gemachtigde optreedt:

de heer A.,

wonende te B

klagers

tegen:

CD advocaten,

gevestigd te (7609 RD) E aan de

verweerders

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 26 september 2011 heeft de mondelinge behandeling bij de Raad van Discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem plaatsgevonden in de zaak naar aanleiding van de klacht van A. tegen CD advocaten (zaaknummer 11-14). Tijdens deze mondelinge behandeling is de zaak terugverwezen naar de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Almelo, nu A. tijdens de mondelinge behandeling stelde namens anderen te klagen. Bij brief d.d. 1 oktober 2011 heeft A. namens 25 ex-werknemers van AR Ltd een klacht ingediend tegen het advocatenkantoor CD.

1.2 Bij brief d.d. 29 februari 2012 met daarbij gevoegd een aantal bijlagen, heeft mr. A.C. Blankestijn, lid van de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten in het arrondissement Almelo, door de raad ontvangen op 2 maart 2012, de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline is de klacht in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond, kennelijk niet ontvankelijk en van onvoldoende gewicht verklaard, welke beslissing aan de gemachtigde van klagers is verzonden op 28 maart 2012.

1.4 Bij brief van 31 maart 2012, door de raad ontvangen op 3 april 2012, heeft de gemachtigde namens klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 21 mei 2012 in aanwezigheid van mr. F., die als gevolmachtigde van CD is verschenen. De gemachtigde,  A. is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van:

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzetschrift van klager d.d. 31 maart 2012;

- de brief d.d. 1 mei 2012 van de gemachtigde van klager waarin hij mededeelt niet ter zitting te zullen verschijnen.

1.7 Bij de raad zijn binnengekomen diverse faxberichten met daarbij gevoegd een groot aantal bijlagen, welke faxberichten in alle gevallen betreft, behoudens de datum van aantekening, de handgeschreven reactie op de ontvangstbevestiging door de griffier van de Raad van Discipline van het verzetschrift door de gemachtigde van klagers. De gemachtigde van klagers verzoekt in deze berichten de bijlagen die bij de faxberichten zijn gevoegd, toe te voegen aan het dossier. Het betreft faxberichten  d.d. 5 april 2012 (om 8.56 uur en om 18.33 uur), 6 april 2012, 16 april 2012, 17 april 2012 (om 7.35 uur en om 15.29 uur), 19 april 2012 en  23 april 2012. De raad zal geen acht slaan op deze stukken, nu de gemachtigde geen afschrift van deze faxberichten en bijlagen heeft gezonden aan CD advocaten, de relevantie van de stukken voor de beoordeling van het onderhavige verzet niet is geëxpliciteerd, en de stukken geen deel hebben uitgemaakt van de instructie door de deken.

2 KLAGERS

De klagers zijn blijkens de brief van de gemachtigde van 1 oktober 2011 de navolgende personen: (namen van 25 personen  verwijderd)

3 FEITEN

3.1 In het jaar 2007 hebben mr. G. en mr. H., die op dat moment waren verbonden aan het kantoor CD (maar inmiddels niet meer) aan de werknemers van AR Ltd  rechtsbijstand verleend met betrekking tot een geschil dat deze werknemers hadden met het UWV over de afwijzing van hun aanvraag voor een WW-uitkering. De gemachtigde A. was destijds contactpersoon / vertegenwoordiger van de werknemers.

3.2 Klagers hebben tegen mr. H. een klacht met dezelfde inhoud als de onderhavige klacht ingediend. Deze zaak is bij de Raad van Discipline te Arnhem behandeld onder zaaknummer 11-13. De raad heeft bij beslissing van 20 juni 2011 de beide klachtonderdelen ongegrond verklaard. De beslissing van de raad  is inmiddels bekrachtigd door de beslissing door het Hof van Discipline d.d. 17 februari 2012.

4 KLACHT EN VERZET

4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a.    er dubbel, onjuist en, gelet op de geleverde prestatie, voor veel te veel geld zou zijn gefactureerd.

b. de belangen van klagers onvoldoende en verkeerd zijn behartigd. Klagers verwijten het kantoor dat cruciale stukken zijn genegeerd, welke stukken door het UWV zouden zijn onttrokken aan het dossier. Er zijn feiten genegeerd en de van toepassing zijnde wetgeving die gunstig zou zijn voor klagers, is dat ook. Samengevat zijn klagers van mening dat van enige vorm van juridische bijstand en ondersteuning geen sprake is geweest en dat het kantoor juist de belangen van het UWV heeft behartigd in plaats van die van klagers.

4.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter essentiële stukken die betrekking hebben op de klacht heeft genegeerd en dat de beslissing van de voorzitter innerlijk tegenstrijdig zou zijn.

5 VERWEER

5.1 Verweerders hebben aangevoerd dat klagers hun klachten te laat hebben ingediend. Het dossier is in oktober 2007 al overgedragen aan een opvolgend advocaat. Noch voor die datum, noch na die datum hebben de werknemers klachten geuit. Voorts zijn verweerders van mening dat het tuchtrecht een persoonlijk karakter kent en dat het in verband hiermee reeds een klachtprocedure is gevoerd tegen mr. H. In deze procedure zijn de geuite klachten met betrekking tot de beweerde onvoldoende belangenbehartiging en het al dan niet excessief declareren aan de orde gekomen. De klachten kunnen niet nogmaals worden voorgelegd aan alle leden van de maatschap van CD.

6 BEOORDELING

6.1 Klagers voeren voor het verzet deels dezelfde argumenten aan als die zij eerder aan hun klachten tegen mr. H. en verweerders ten grondslag hebben gelegd. Het verzetschrift bevat geen gronden of feiten die nopen tot aanvulling of wijziging in de vaststelling van de feiten. Weliswaar heeft de gemachtigde van klagers nadien nog een groot aantal stukken overgelegd, maar deze stukken dienen buiten beschouwing te worden gelaten nu niet duidelijk is op welke wijze deze stukken in de beoordeling zouden moeten worden betrokken of in welke mate deze voor de beoordeling relevant zijn. Tegen de motivering van het oordeel van de voorzitter hebben klagers onvoldoende gesteld of aannemelijk gemaakt om die beslissing aan te tasten.

6.2 De overweging met betrekking tot klachtonderdeel b. van de voorzitter dat de klacht tegen het kantoor CD niet ontvankelijk is omdat het kantoor er in redelijkheid geen rekening mee hoefde te houden dat het alsnog na 4 ½ jaar op de kwestie zou worden aangesproken, is niet innerlijk tegenstrijdig met de overweging, betrekking hebbende op klachtonderdeel a. waarin de niet-ontvankelijkheid van klager aan de orde is, maar niet is vastgesteld. Klachtonderdeel a betreft de facturering waarbij de maatschap CD als opdrachtgever betrokken is. Incasso-activiteiten kunnen worden geacht te zijn verricht door of namens de maatschap. Daardoor is de kwestie ook door het kantoor “levende” gehouden. Klachtonderdeel b. betreft echter de geleverde prestatie. Daarop is het kantoor niet eerder aangesproken en kan, gelet op het persoonlijke karakter van het verwijt ook bezwaarlijk na ommekomst van 4½ jaar aangesproken worden.

BESLISSING

Verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.J. Blaisse voorzitter, mrs. C.J.M. de Vlieger, P.R.M. Noppen, E.J. Verster en A. Gerritsen-Bosselaar, leden van de raad en bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 juni 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 11 juni 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Almelo

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.