ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3023 Raad van Discipline Arnhem 12-59

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3023
Datum uitspraak: 16-05-2012
Datum publicatie: 18-07-2012
Zaaknummer(s): 12-59
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: De advocaat privé
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing, klager is verhuurder van woonruimte annex kantoorruimte aan verweerster. Klager verwijt verweerster dat zij zich heeft beroepen op haar status van advocaat en heeft aangegeven dat huursverhogingen niet nodig waren. Klacht kennelijk niet ontvankelijk. Relatie tussen partijen is die van huurder/verhuurder. Het gaat dus om privégedragingen van advocaat, geen aanknopingspunten met praktijkuitoefening.

Beslissing van 16 mei 2012

in de zaak 12-59

naar aanleiding van de klacht van:

[klager]

wonende te [plaats]

tegen:

[verweerster]

advocaat te [plaats]

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht van 17 april  2012 met kenmerk RvT 1112-9203, door de raad ontvangen op 18 april 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken genummerd van 1 tot en met 7.

FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

Tussen partijen bestaat een huurovereenkomst.

Verweerster huurt sinds 1993 de woonruimte op de parterre van de [adres] in [plaats] van klager. Sedert februari 2000 huurt verweerster eveneens  de eerste etage van hetzelfde pand.

Tussen partijen bestaat verschil van mening over de vraag of de eerste etage als woonruimte dient te gelden dan wel als kantoorruimte ex artikel 7:230a BW. Hierover is een gerechtelijke procedure gevoerd. Het hoger beroep van deze procedure is nog aanhangig. De kantonrechter heeft klager met betrekking tot zijn standpunt dat de eerste etage kantoorruimte ex artikel 7:230a BW is in het ongelijk gesteld.

KLACHT

Klager verwijt verweerster handelen dat een behoorlijk advocaat niet betaamt doordat zij:

a. 10 jaar lang geen huursverhoging heeft betaald ondanks enkele aanschrijvingen van klager, waarbij zij zich beriep op het feit dat zij advocaat was en aangaf dat huursverhoging (juridisch) niet nodig was.

b. De praktijkruimte op de eerste etage als woonruimte benut en de huurkosten en onderhoud in haar fiscale boekhouding verwerkt.

VERWEER

Verweerster stelt zich primair op het standpunt dat klager niet ontvankelijk is in zijn klacht aangezien zij niet in haar hoedanigheid van advocaat met klager te maken heeft maar als privépersoon waarbij zij huurster is en klager verhuurder.

Subsdiair betwist verweerster de feiten die klager haar verwijt.

BEOORDELING

Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

De voorzitter stelt voorop dat privé-gedragingen van een advocaat alleen dan van tuchtrechtelijk belang geoordeeld worden wanneer er hetzij voldoende aanknopingspunten zijn met de praktijkuitoefening om dezelfde maatstaven te laten gelden, hetzij de gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht.

Verweerster heeft niet als advocaat van klager opgetreden noch als advocaat van een wederpartij van klager. De relatie tussen partijen is die van huurder-verhuurder.

Op geen enkele wijze is gebleken dat de gedragingen die klager verweerster verwijt enigerlei aanknoping hebben met de praktijkuitoefening van verweerster. Het feit dat klager zich op het standpunt stelt dat een deel van het verhuurde als kantoorruimte ex art. 7: 230a BW heeft te gelden maakt dat niet anders.

Evenmin is er sprake van dat de gedragingen van verweerster absoluut ongeoorloofd moeten worden geacht in het licht van haar beroepsuitoefening.

Het voorgaande betekent dat klager kennelijk niet ontvankelijk is in zijn klacht.

BESLISSING

De klacht wordt als kennelijk niet ontvankelijk afgewezen.

Aldus gewezen door mr. M.J. Blaisse, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 16 mei 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 16 mei 2012 per (aangetekende) post verzonden aan:

klager

verweerster

de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht

de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten