ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3016 Raad van Discipline Arnhem 12-89
ECLI: | ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3016 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-06-2012 |
Datum publicatie: | 16-07-2012 |
Zaaknummer(s): | 12-89 |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing, kantoor wordt verweten advocaat op non actief te hebben gesteld en niet te hebben gezorgd voor adequate waarneming van het dossier. Klacht kennelijk ongegrond. Niet gebleken is dat klager het kantoor in deze zaak een opdracht had gegeven welke door (een van de advocaten van) het kantoor aanvaard is. |
Beslissing van 13 juni 2012
in de zaak 12-89
naar aanleiding van de klacht van:
[klager]
wonende te [plaats]
tegen:
Advocatenkantoor [naam]
gevestigd te [plaats]
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht van 10 mei 2012 met kenmerk RvT 0910-8772/TCR, door de raad ontvangen op 14 mei 2012, en van de op de bij deze brief gevoegde inventarislijst vermelde stukken genummerd van 1 tot en met 13.
FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:
1. Klager is eind 2009 in een strafzaak bijgestaan door één van de advocaten van het kantoor van verweerder, mr. Z.
2. In de periode daarvoor had klager een andere advocaat, mr. X.
3. Bij brief van 23 november 2009 heeft mr. Y, advocaat van een wederpartij van klager een brief gestuurd aan klager waarin klager werd gesommeerd gerechtelijke stukken waarin de cliënten van mr. Y met naam en toenaam werden genoemd van zijn internetsite te verwijderen en verwijderd te houden, bij gebreke waarvan klager in kort geding zou worden gedagvaard. Een kopie van de brief aan klager is gestuurd aan mr. X.
4. Mr. X heeft de brief van mr. Y bij brief van 26 november 2009 aan de behandelend advocaat van het kantoor van verweerder, mr. Z gestuurd met de mededeling:
“ik ga ervan uit dat u dit schrijven in behandeling zult nemen. Indien dit anders is verneem ik dat graag van u zodat ik Mr. Y kan berichten”.
5. Op 4 december 2009 heeft een secretaresse van het kantoor van verweerder een email gestuurd aan klager met daarbij de ingescande versie van de van mr. Y ontvangen brief. Klager verbleef op dat moment voor een langere periode in het buitenland.
6. Op 6 december 2009 heeft klager een email teruggestuurd aan de secretaresse van het kantoor van verweerder. Daarin staat het volgende:
“Hierbij stuur ik u brieven die ik ter zake aan mr. [Y] schreef. Mr. [Y] moet over het volledige dossier beschikken. Ik kon hier slechts deze twee brieven vinden. Het kan u helpen een overzicht te krijgen van het verleden in deze zaak.
Ik vraag u mijn vakantie zoveel mogelijk onvermeld te laten. Het zou problemen kunnen geven betreffende de betalingen die ik aan hen doe. (……)”
7. Op 28 december 2009 heeft er een kort geding plaatsgevonden tegen klager. Dit kort geding heeft geleid tot een verstekvonnis waarin de vorderingen van de cliënten van mr. Y zijn toegewezen. De dagvaarding voor dit kort geding was uitgebracht aan het huisadres van klager.
KLACHT
8. Klager verwijt verweerder handelen dat een behoorlijk advocaat niet betaamt doordat verweerder:
a. mr. Z, die de zaak van klager behandelde, op non actief heeft gesteld en de toegang tot het dossier van klager heeft ontzegd;
b. in gebreke is gebleven bij het zorgen voor een adequate waarneming nadat mr. Z niet meer werkzaam was op het kantoor en dat de opvolger van mr. Z niet voldoende adequaat heeft gehandeld als gevolg waarvan er niemand voor klager op het kort geding dat diende op 28 december 2009 is verschenen.
VERWEER
9. Verweerder stelt zich op het standpunt dat door klager geen opdracht aan het kantoor is verstrekt om hem rechtsbijstand te verlenen in de kwestie die geleid heeft tot het kort geding op 28 december 2009.
BEOORDELING
10. Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.
11. Vaststaat dat mr. Z van het kantoor van verweerder klager rechtsbijstand heeft verleend in een strafzaak. De zaak waarover klager thans klaagt, het kort geding, betrof een geheel andere kwestie. Nu verweerder zich op het standpunt stelt dat door klager geen opdracht aan het kantoor is verstrekt om hem rechtsbijstand te verlenen in de kwestie die geleid heeft tot het kort geding op 28 december 2009, had het op de weg van klager gelegen om zijn stelling dat verweerder de opdracht wel had aanvaard met bijvoorbeeld schriftelijke stukken aannemelijk te maken. Dat heeft klager niet gedaan. De voorzitter stelt vast dat klager geen opdrachtbevestiging van verweerder heeft overgelegd en ook geen ander stuk, zoals een brief of een toevoegingsaanvraag waaruit zou kunnen blijken dat er een overeenkomst van opdracht tussen klager en verweerder tot stand is gekomen met betrekking tot het verlenen van rechtsbijstand in de kwestie die geleid heeft tot het kort geding op 28 december 2009. Dit betekent dat klachtonderdeel b. kennelijk ongegrond is.
12. Nu ook niet gesteld of gebleken is dat het feit dat verweerder zijn werknemer, mr. Z, op non-actief heeft gesteld gevolgen heeft gehad voor de behandeling van de strafzaak die wel in behandeling was bij mr. Z is ook klachtonderdeel a. kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De klacht wordt in beide onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen.
Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 13 juni 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 13 juni 2012 per (aangetekende) post verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten