ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2560 Raad van Discipline Arnhem 11-138

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2560
Datum uitspraak: 20-02-2012
Datum publicatie: 21-03-2012
Zaaknummer(s): 11-138
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht in verband met niet vastleggen van financiële afspraken ongegrond verklaard. Bijzondere omstandigheden

11-138

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief d.d. 31 oktober 2011 heeft mr. C.A.M. Luttikhuis, namens de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Almelo, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:

T.

gevestigd te H.,

hierna te noemen klaagster,

 tegen:

     de heer S.

gevestigd te E.

hierna te noemen verweerder.

1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem van 12 december 2011, waar verweerder bij aanwezig was. Klaagster en verweerder zijn verschenen. De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling:  mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, en mrs. A. Gerritsen-Bosselaar, F.A.M. Knüppe, P.P. Verdoorn, H. Dulack, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. P.H. Burger als griffier.

2. Klaagster verwijt verweerder dat hij zich ten onrechte op het standpunt stelt dat er een opdracht is verleend en haar zijn bemoeiingen in rekening heeft gebracht nu nimmer een schriftelijke opdrachtbevestiging is verstuurd door verweerder en dat bovendien de financiële consequenties van de advisering door verweerder niet zijn besproken met klaagster.

3. De raad gaat uit van de volgende gegevens:

Klaagster is een thuiszorgorganisatie. Een beleidsmedewerker van deze organisatie heeft zich begin oktober 2009 telefonisch gewend tot verweerder met het verzoek naar aanleiding van een misgelopen aanbestedingsprocedure, te beoordelen of het zin had een bezwaarprocedure gekoppeld met een kort geding procedure te entameren. In die kwestie lag besloten dat dit snel moest.

Op 7 oktober 2009 stuurde klaagster daarvoor per email stukken naar verweerder. Op 9 oktober 2009 vroeg verweerder per email om verzending nadere stukken, die diezelfde dag per email door klaagster werden verzonden. Op zondag 12 oktober 2009 bracht verweerder op basis van de hem toegezonden stukken en met redenen omkleed, het advies uit niet tot het nemen van procedurele maatregelen over te gaan. Per email stelde klaagster daarover op 12 oktober 2009 nog een nadere vraag die diezelfde dag door verweerder werd beantwoord.

Verweerder stuurde op 20 november 2009 een factuur voor zijn werkzaamheden ad € 1.073,95. Op 19 december 2009 stuurde klaagster een brief waarin zij stelde dat door één van haar medewerkers een vrijblijvend advies was gevraagd en waarin zij verzocht van inning van de factuur af te zien. Verweerder berichtte klaagster op 5 januari 2010 dat zijns inziens wel degelijk sprake was geweest van een door een medewerker van klaagster gegeven opdracht die door hem, verweerder, was aanvaard. Verweerder betwistte een vrijblijvend advies te hebben gegeven en verwachtte betaling van zijn nota. Op 18 januari 2010 berichtte klaagster van oordeel te zijn dat deze factuur ten onrechte was verzonden en verzocht zij verweerder nogmaals af te zien van inning van de factuur. Daartoe stelde zij wederom dat door haar vrijblijvend advies was gevraagd en er geen sprake was van een opdracht omdat er geen offerte was uitgebracht. Voorts stelde klaagster dat wanneer verweerder de financiële gevolgen van zijn werkzaamheden zou hebben besproken, dit een signaal zou zijn geweest om verweerder niet verder te benaderen. Daarnaast maakte klaagster bezwaar tegen de hoogte van het gehanteerde tarief en de aan de werkzaamheden bestede tijd. Op 26 januari 2010 berichtte verweerder niet van inning van de factuur af te zien. Voorts verwees hij naar de verwijzing in diverse door hem verzonden emails waarin werd verwezen naar de door zijn kantoor gehanteerde algemene voorwaarden. Op 11 april 2011 diende klaagster een klacht tegen verweerder in bij de raad van toezicht te Almelo.

4. Klaagster is van mening dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld omdat hij heeft verzuimd voorafgaand aan zijn werkzaamheden de financiële gevolgen met klaagster te bespreken. Verweerder heeft -voordat hij zijn opdracht aanvaardde- niet laten blijken dat er geen sprake was van vrijblijvendheid. Daarnaast heeft verweerder het hoogste tarief gehanteerd terwijl niet is gecommuniceerd over de hoogte van het tarief, hetgeen door klaagster als onzorgvuldig wordt beoordeeld. Wanneer voorafgaand duidelijkheid zou zijn geboden over de niet vrijblijvendheid en het tarief, dan zou verweerder niet zijn ingeschakeld.

5. Verweerder erkent dat hij deze financiële gevolgen niet uitdrukkelijk heeft besproken maar dat in zijn email bericht wel is verwezen naar algemene voorwaarden, te vinden op de website van zijn kantoor. Daarnaast vindt hij dat het niet bespreken van deze financiële voorwaarden in de onderhavige situatie –waarin met snelheid om zijn advies werd gevraagd - niet als klachtwaardig kan worden aangemerkt. Voorts stelt verweerder het niet juist te vinden dat klaagster met spoed om zijn advies heeft gevraagd en meent daarvoor niets verschuldigd te zijn. Tenslotte acht hij het door hem gehanteerde tarief en de in rekening gebrachte tijd gegeven de omstandigheden billijk.

6. De raad oordeelt als volgt.

Uitgangspunt is dat een advocaat die een opdracht aanvaardt de financiële consequenties daarvan tijdig, tevoren met de cliënt dient te bespreken en inzicht dient te geven in de wijze waarop en de frequentie waarmee hij zal declareren.

Het ware uiteraard beter geweest wanneer verweerder dat in de onderhavige situatie ook had gedaan, echter dat dit niet is gebeurd is naar het oordeel van de raad niet klachtwaardig. Daarbij speelt een rol dat verweerder door klaagster, die geen particulier is, per telefoon is gevraagd te adviseren in een kwestie waarbij in een beperkte tijdspanne tot een oordeel moest worden gekomen op basis van per email verzonden stukken terwijl daarbij in tweede instantie nog aanvullende stukken zijn verstuurd. Verweerder heeft in het weekeinde aan dat advies gewerkt en het is niet gesteld of gebleken dat zulks niet nodig was. Dat verweerder voorafgaand aan of niet meteen bij de aanvang van zijn werkzaamheden de financiële consequenties daarvan voor klaagster heeft besproken en bevestigd is een verzuim dat door de raad, gelet op de omstandigheden van het geval, niet als klachtwaardig wordt beoordeeld.  Gelet op de spoedeisendheid die er was, op de omvang van het dossier en de gecompliceerdheid van de materie heeft klaagster in redelijkheid niet kunnen menen dat verweerder, alhoewel tevoren over zijn honorering geen afspraken waren gemaakt, zijn diensten (dus wel) gratis zou verrichten. Dat klaagster in dezelfde kwestie eerder door een andere advocaat kosteloos was geadviseerd (dat was in het contact met die advocaat blijkens de uitlatingen van klaagster ter zitting uitdrukkelijk aan de orde geweest) leidt niet tot een ander oordeel. Op zijn minst had klaagster bij verweerder ook zelf kunnen navragen of dat voor zijn advisering ook zou gelden.

Het bedrag dat verweerder in rekening heeft gebracht ziet de raad niet als zo uitzonderlijk hoog (verder gaat de toetsing door de tuchtrechter in dergelijke kwesties niet) dat op dat punt een tuchtrechtelijk verwijt past.

De beslissing van de raad luidt als volgt:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.

griffier     voorzitter