ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2528 Raad van Discipline Arnhem 11-96

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2528
Datum uitspraak: 23-01-2012
Datum publicatie: 08-03-2012
Zaaknummer(s): 11-96
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Wrakingsverzoek waarbij de gewraakte voorzitter in zijn verweer afziet van verdere bemoeienis met de zaken waarin hij door klager is gewraakt. Berusting in de wraking als bedoeld in artikel 514 Wetboek van Strafvordering en niet-ontvankelijk verklaring van het wrakingsverzoek.

11-96

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief van 10 augustus 2011 is ter kennis van de raad gebracht het wrakingsverzoek van klager tegen verweerder.

1. Het wrakingsverzoek is behandeld ter openbare zitting van de raad van 19 decem-ber 2011, waar niemand is verschenen.

De wrakingskamer van de raad heeft zitting gehouden in de volgende samenstel-ling: mr M.J. Blaisse, voorzitter, en mrs J. Brouwer, P.R.M. Noppen, I.P.A. van Heijst, A.M.T. Weersink, leden van de raad, en is bijgestaan door mr S. Le Noble als griffier.

2. Achtergrond van het wrakingsverzoek is als volgt. Klager heeft een aantal klachten ingediend die bij de raad van discipline aanhangig zijn en wordt daarin bijgestaan door zijn gemachtigde mr.  H. In een eerdere zaak heeft mr. H, in een procedure waarin hijzelf klager was, een wrakingsverzoek ingediend tegen verweerder, welk verzoek door de raad van discipline is afgewezen. Tegen deze beslissing is mr. H in hoger beroep gegaan bij het Hof van Discipline in Arnhem. Verweerder ontving in die zaak van het Hof van Discipline een oproep om te verschijnen op de monde-linge behandeling van het hoger beroep. Bij brief van 29 maart 2011 heeft ver-weerder te kennen gegeven bij voorkeur niet aanwezig te zijn op de mondelinge behandeling. In zijn brief heeft verweerder de griffie van het Hof van Discipline verzocht zijn brief aan mr. H door te sturen en daarbij geschreven: “Met mr. H zoek en wens ik geen rechtsreeks contact.” Mr. H heeft naar aanleiding van deze zinsnede, bij brief van 11 april 2011 om een toelichting gevraagd. Verweerder heeft daarop niet gereageerd. Het Hof van Discipline heeft het hoger beroep van klager bij beslissing van 2 september 2011 verworpen.

3. In twee andere zaken van klager bij de Raad van Discipline in Arnhem (nrs. 11-49 en 11-57), waarin klager eveneens wordt bijgestaan door mr. H, heeft de griffie een mondelinge behandeling gepland op 12 september 2011. De datum van de mondelinge behandeling en de samenstelling van de raad, met als voorzitter ver-weerder, is bij brief van 18 juli 2011 aan klager bevestigd. Na ontvangst van de brief van 18 juli 2011 heeft klager verweerder bij brief van 10 augustus 2011 ge-wraakt. Als wrakingsgrond heeft klager aangevoerd dat de onder 2. geciteerde passage in de brief van 29 maart 2011 van verweerder alsmede het onbeantwoord laten door verweerder van de schriftelijke reactie van mr. H daarop dusdanige feiten en omstandigheden opleveren dat ten aanzien van verweerder de rechtelijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

4. Verweerder heeft bij brief van 29 september 2011 verweer gevoerd tegen het wra-kingsverzoek. Hij heeft daarin ondermeer opgenomen dat hij aanleiding ziet om af te zien van verdere bemoeienis met de zaken waarin hij door klager is gewraakt, met nummers 11-49 en 11-57.

5. De raad beoordeelt het wrakingsverzoek als volgt:

In beginsel dient te worden uitgegaan van het vermoeden dat een rechter uit hoof-de van zijn aanstelling onpartijdig is, tenzij zich een omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees hiertoe objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer van de raad beschouwt de terugtrekking van verweerder als berusting in de wraking als bedoeld in artikel 514 Wetboek van Strafvordering. Dit leidt tot het met het wrakingsverzoek nagestreef-de doel, te weten het niet verder kennis nemen door verweerder van de zaak. Het wrakingsverzoek behoeft derhalve niet inhoudelijk te worden onderzocht en klager dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. 

De beslissing van de wrakingskamer van de raad luidt als volgt:

Het verzoek tot wraking van mr. P is niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2012.

griffier     voorzitter

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.