ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2525 Raad van Discipline Arnhem 11-123

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2525
Datum uitspraak: 13-02-2012
Datum publicatie: 07-03-2012
Zaaknummer(s): 11-123
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetzaak. Klager stelt dat hij zijn advocaat schriftelijk en telefonisch heeft gevraagd om ten behoeve van een procedure bij de Centrale Raad van Beroep een expertise-onderzoek te laten uitvoeren op zijn kosten. Terug verwijzing naar de deken omdat deze stelling van klager onvoldoende in het vooronderzoek is betrokken.

11-123

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief van 7 november 2011 heeft verweerster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline d.d. 3 november 2011 op de klacht, bij brief van 6 oktober 2011 door mr. H.H. Tan deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht ter kennis van de raad gebracht, van klager tegen verweerster.

1. Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de raad van 19 december 2011, waar zowel klager als verweerster is verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van het verzet zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. M.J. Blaisse, voorzitter, en mrs. J. Brouwer, P.R.M. Noppen, I.P.A. van Heijst, A.M.T. Weersink, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier.

2. Verweerster heeft klager als opvolgend advocaat bijgestaan in een procedure over een WAO-uitkering bij de Centrale Raad van Beroep. Die procedure is door klager verloren. Klager klaagt er met name over dat verweerster hem onjuist heeft geadviseerd door hem te zeggen dat ook ná de procedure bij de Centrale Raad van Beroep een onafhankelijk specialist zou kunnen worden ingeschakeld. In zijn klachtbrief van 7 juni 2011 stelt klager dat hij voor de rechtbankzitting zijn advocaat schriftelijk en telefonisch had gevraagd om onjuiste behandelingen bij artsen te corrigeren en een onafhankelijke specialist in te schakelen. Klager stelt daarbij te hebben aangegeven dat het van groot belang was voor hem en zijn zaak en dat hij de kosten van het onderzoek zelf zou betalen. De voorzitter van de raad van discipline heeft bij beslissing van 3 november 2011 de klacht van klager kennelijk ongegrond verklaard. In het verzetschrift van 7 november 2011 stelt klager het niet eens te zijn met de beslissing van de voorzitter met name op de grond dat hij verweerster meerdere malen zou hebben gevraagd om op zijn kosten een deskundige in te schakelen, maar dat verweerster niet aan dat verzoek heeft voldaan. 

3. Verweerster beroept zich op een met klager gemaakte afspraak die bij brief van 12 januari 2009 is bevestigd. In die brief is opgenomen: “Voorts spraken wij af dat, zodra het psychiatrisch rapport in uw letselzaak binnen is, u mij hiervan een kopie zal toesturen, zodat ik dit in de nog lopende Centrale Raad zaak kan gebruiken”. Verweerster stelt dat klager haar kantoorgenoot pas drie maanden na de zitting van april 2009 heeft gevraagd om deze afspraak te herzien en alsnog een expertise onderzoek te laten doen. Toen was dat gelet op de stand van de procedure bij de Centrale Raad niet meer aan de orde. 

4. Bij de beoordeling van de klacht is het voor de raad van discipline  van belang dat de feiten voldoende duidelijk zijn. Dat is op dit moment niet het geval. In de klachtbrief van klager van 7 juni 2011 is onder meer opgenomen : “Voor dat rechtbankzitting begon had ik mijn advocaat schriftelijk en telefonisch gevraagd om mis handelingen bij artsen te corrigeren een onafhankelijke specialist inschakelen en het was erg van belang voor mij en voor deze zaak en ik betaal het kosten zelf.” Uit de brief van 6 oktober 2011 blijkt niet dat de deken dit aspect van de klacht heeft onderzocht, waarmee volgens de raad niet de volledige omvang van de klacht van klager in het vooronderzoek is betrokken. De raad acht voor de beoordeling van de klacht van belang dat tevens de stelling van klager wordt onderzocht dat hij vóór de zitting schriftelijk en telefonisch aan verweerster zou hebben gevraagd om een nieuw expertiseonderzoek te laten verrichten op zijn kosten. Om die reden verwijst de raad de klacht terug voor nader onderzoek door de deken. In afwachting van dat onderzoek en nadere berichtgeving daarover wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

De raad verwijst de klacht terug naar de deken voor nader onderzoek en houdt iedere verdere beslissing aan.

griffier      voorzitter