ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2524 Raad van Discipline Arnhem 11-121

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2524
Datum uitspraak: 13-02-2012
Datum publicatie: 07-03-2012
Zaaknummer(s): 11-121
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetzaak. Klacht van de buurman van de cliënt van verweerster. Klachtrecht is slechts voor degene die door handelen of nalaten van een advocaat in zijn of haar belang getroffen is. Verzet tegen de kennelijk niet-ontvankelijkheid ongegrond.

11-121

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief van 5 november 2011 heeft verweerster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline d.d. 20 oktober 2011 op de klacht, bij brief van 6 oktober 2011 door mr. H.H. Tan, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht, ter kennis van de raad gebracht, van klager tegen verweerster.

1. Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de raad van 19 december 2011, waar zowel klager als verweerster is verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van het verzet zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. M.J. Blaisse, voorzitter, en mrs J. Brouwer, P.R.M. Noppen, J.R.O. Dantuma, A.M.T. Weersink, leden van de raad, en is bijgestaan door mr S. Le Noble als griffier.

2. Verweerster is advocaat van de buurvrouw van klager in een echtscheidingsprocedure.  Klager onderhoudt contacten met de ex-echtgenoot van zijn buurvrouw. Klager heeft e-mails verzonden aan verweerster en verweerster heeft daarop gereageerd. Klager klaagt over de inhoud van de reactie van verweerster. Bij beslissing van 20 oktober 2011 heeft de voorzitter van de raad van discipline de klacht van klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Bij brief van 5 november 2011 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klager is van mening dat artikel 46 Advocatenwet zo moet worden uitgelegd dat een ieder kan klagen over handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt en dat voor dat onderwerp niet vereist is dat de klager in zijn of haar belang getroffen is. Daarmee acht klager de beslissing van de voorzitter onjuist.

3. Verweerster handhaaft in verzet haar eerdere verweer dat klager niet-ontvankelijk is in de klacht.

4. De raad stelt allereerst vast dat klager ontvankelijk is in zijn verzet, daar het verzetschrift tijdig is ingediend. Bij de beoordeling van het verzet geldt naar het oordeel van de raad dat klager artikel 46 Advocatenwet te ruim uitlegt. Het is vaste rechtspraak van het Hof van Discipline dat de advocatenrecht geen klachtrecht in het leven heeft geroepen voor eenieder, doch slechts voor diegene die door handelen of nalaten van een advocaat in zijn of haar belang getroffen is of kan worden. In zoverre heeft de voorzitter naar het oordeel van de raad juist beslist en moet het verzet ongegrond worden geacht. Bovendien is het de raad niet gebleken dat verweerster heeft gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt. De raad meent dat verweerster geen tuchtrechtelijke norm heeft geschonden 

De beslissing van de raad luidt als volgt:

Het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter d.d. 20 oktober 2011 is ongegrond.

griffier     voorzitter

Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.