ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2383 Raad van Discipline Arnhem 11-80

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2383
Datum uitspraak: 16-01-2012
Datum publicatie: 01-02-2012
Zaaknummer(s): 11-80
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft niet voortvarend gehandeld doordat hij zijn toezegging om een aantal boekjes bij het gerechtshof te deponeren, niet tijdig is nagekomen. Maatregel opgelegd: waarschuwing.

11-80

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief van 12 augustus 2011 heeft mr. M-L.A.J. Hoppenbrouwers, adjunct-secretaris van de orde van advocaten in het arrondissement Arnhem, die namens en onder verantwoordelijkheid van de deken van genoemde orde, mr. R.J.A. Dil, de klacht heeft onderzocht, ter kennis van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem gebracht de klacht van:

Mevrouw X

wonende te Ede

hierna te noemen klaagster

tegen:

mr. Y.

advocaat te Ede

hierna te noemen verweerder

1.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem van 14 november 2011. Partijen zijn ter zitting verschenen.

De raad heeft bij behandeling van de klacht op 14 november 2011 zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, en mrs. F.A.M. Knüppe, C.J.M. de Vlieger, B.E. van der Molen en E.A.T.M. Steverink, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. M. Stevens als griffier. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.

2.

Klaagster verwijt verweerder dat hij zich niet heeft gedragen zoals een goed advocaat betaamt. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder:

a. dat hij klaagster op oneigenlijke gronden een aantal werkboekjes heeft onthouden;

b. dat hij zich in onheuse bewoordingen heeft uitgelaten jegens de echtgenote van de eigenaar van enige van die boekjes;

c. dat hij de boekjes niet onmiddellijk na het aanbrengen van de appelprocedure heeft gedeponeerd;

d. dat hij in de memorie van antwoord een door zijn onvolledigheid valse reden voor de te late deponering heeft gegeven.

3.

De raad gaat uit van de volgende gegevens:

Verweerder trad op als advocaat van de wederpartij van klaagster in een procedure die klaagster namens haar minderjarige kinderen voerde tegen de heer K. over de vervuiling van de door K. bewerkte landbouwgrond, eigendom van de grootmoeder van de kinderen. 

In de procedure in eerste aanleg waren onderdeel van het procesdossier kopieën van een aantal pagina’s uit werkboekjes. Deze werkboekjes waren samengesteld door (voormalig) werknemers van het bedrijf dat betrokken was bij de in het geding zijnde vervuiling.

Klaagsters advocaat heeft aan verweerder, op verschillende momenten, verzocht de originele werkboekjes ter inzage te geven aan klaagster, omdat zij twijfelde aan de authenticiteit van de overgelegde kopieën, hetgeen in hoger beroep aan de orde zou komen. Verweerder wilde de boekjes niet afgeven aan klaagster nu hij die boekjes onder zich hield nadat hem die boekjes door zijn cliënt ter beschikking waren gesteld. Verweerder heeft op 17 december 2008 toegezegd dat hij de betreffende boekjes ter griffie zou deponeren, zodra de appelprocedure was aangebracht, welke toezegging hij op 22 december heeft herhaald.

Op 14 januari 2009 heeft klaagsters advocaat aan verweerder geschreven dat hij ervan uitging dat uiterlijk die week de boekjes zouden zijn gedeponeerd. Op 19 januari 2009 werd verweerder verzocht te bevestigen dat hij de boekjes ter griffie had gedeponeerd. Verweerder heeft op 20 januari 2009 geschreven dat hij gewaarmerkte afschriften van de werkboekjes zou laten maken, waarna hij de boekjes ter griffie zou deponeren, hetgeen nog die week zou gebeuren. Op 3 februari 2009 heeft verweerder bericht dat hij de boekjes had gedeponeerd. Op 4 februari 2009 heeft verweerder bericht dat hij de boekjes van het gerechtshof retour had ontvangen omdat hij zich nog niet gesteld had. Op 17 februari 2009 heeft verweerder bij het gerechtshof een “akte van depot” ingediend, waardoor de betreffende werkboekjes daadwerkelijk zijn gedeponeerd. 

Op 17 februari 2009 is namens klaagster de memorie van grieven genomen.

4.

Klaagster heeft ter toelichting op de klacht het volgende aangevoerd:

Klaagster heeft de werkboekjes doen opvragen op 8 december 2008. Volgens haar had verweerder de boekjes moeten afgeven, in ieder geval nadat de eigenaren van de boekjes opdracht tot afgifte hadden gegeven. Verweerder had die boekjes niet onder zich mogen houden. Volgens klaagster heeft verweerder bewust getraineerd want waarom zou verweerder, nadat de eerste depotpoging niet gelukt was, op dat moment eerst gewaarmerkte kopieën willen hebben voordat hij tot depot wilde overgaan? Door het tijdsverloop heeft klaagster geen vertrouwen meer in de authenticiteit van de werkboekjes. Daarom was er voor een uitstel voor het nemen van de memorie van grieven geen reden.

5.

Verweerder heeft ten verwere op de klacht het volgende aangevoerd:

Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hem de werkboekjes door zijn cliënt ter beschikking zijn gesteld en dat het niet aan hem is een oordeel te geven over eigenaarschap of houderschap. Hij stelt zich daarnaast op het standpunt dat hij de afspraak om de werkboekjes ter griffie te deponeren is nagekomen. Wel wilde hij eerst gewaarmerkte kopieën laten maken.

6.

De raad beoordeelt de klacht als volgt:

Klachtonderdeel b

De raad is van oordeel dat klaagster geen belang heeft bij de vraag of verweerder zich nu wel of niet onbehoorlijk heeft gedragen jegens een derde. Zij staat daarbuiten. Klaagster is daarom in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk.

Klachtonderdelen a, c en d

De raad is van oordeel dat klachtonderdeel a ongegrond is.

De raad kan verweerder volgen waar hij stelt dat het niet aan hem is een oordeel te geven over eigendom of houderschap van de werkboekjes. Hij heeft de boekjes ter beschikking gesteld gekregen van zijn cliënt. Zijn cliënt gaf geen toestemming om de boekjes af te geven. Het alternatief dat verweerder bood, te weten het deponeren ter griffie, was een adequaat alternatief. Daardoor heeft verweerder de boekjes niet onthouden aan klaagster, omdat hij de boekjes, uiteindelijk, heeft gedeponeerd. De advocaat van klaagster heeft onvoorwaardelijk ingestemd met deze oplossing en daaraan is zij gebonden. Het staat haar niet vrij vervolgens bij de tuchtrechter een klacht in te dienen dat verweerder de boekjes niet anders dan door middel van deponering bij het gerechtshof aan haar ter beschikking heeft gesteld. Klachtonderdeel a is daarom ongegrond.

De raad is evenwel van oordeel dat verweerder niet voldoende voortvarend heeft gehandeld waar het aankomt op het deponeren van de werkboekjes. De afspraak bij mail van 17 december 2008 was immers dat hij tot depot zou overgaan zodra de appelprocedure was aangebracht. Klaagster mocht er daarom op vertrouwen dat de werkboekjes op of kort na de eerste rolzitting zouden worden gedeponeerd. Hoewel de datum van de eerste rolzitting niet exact bekend is aan de raad, kan het niet anders zijn dan dat die datum begin januari 2009 lag. De boekjes zijn eerst op 17 februari 2009, gelijktijdig met de roldatum voor de memorie van grieven, gedeponeerd. Daardoor ontbreekt het aan voldoende voortvarendheid. Klachtonderdeel c is derhalve gegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel d kan de raad niet vaststellen wat daarvan klopt nu het dossier geen inhoudelijke feiten bevat over de memorie van antwoord. Klachtonderdeel d is daarom ongegrond.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

Verklaart:

- klaagster niet-ontvankelijk in klachtonderdeel b;

- klachtonderdeel a en d ongegrond;

- klachtonderdeel c gegrond;

en legt aan verweerder op de maatregel van waarschuwing.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2012.

Griffier      Voorzitter