ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2381 Raad van Discipline Arnhem 11-103

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2381
Datum uitspraak: 16-01-2012
Datum publicatie: 01-02-2012
Zaaknummer(s): 11-103
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Regels die betrekking hebben op de juridische strijd
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht advocaat tegen een andere advocaat. Verweerder zou lang van tevoren geplande zittingen (een comparitie en een pleidooi) ontijdig hebben afgezegd, waardoor klaagster onnodig tijd heeft besteed aan de dossiers en haar cliënten wel met kosten geconfronteerd werden. Verweerder zou zonder overleg met klaagster contact hebben gehad met rechterlijke instanties. Verweerder heeft, zo heeft verweerder erkend, klaagster ten onrechte geen afschrift toegestuurd van een fax die hij aan de rechtbank heeft gestuurd. Deze zaak gaat over welwillendheid tussen advocaten. Enkel het klachtonderdeel van het verzuim een afschrift van een fax aan de rechtbank toe te sturen, is gegrond verklaard. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond. Bij het opleggen van een maatregel heeft de raad rekening gehouden met de houding die verweerder ter zitting heeft aangenomen (nogal onverschillig en op tamelijk badinerende wijze uitgelaten).

11-103

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief van 31 augustus 2011 heeft mr. A.P.J.M. de Bruyn, deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zutphen, ter kennis van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem gebracht de klacht van:

mr. X

advocaat te Deventer

hierna te noemen klaagster

tegen:

mr. Y.

advocaat te Apeldoorn

hierna te noemen verweerder

1.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem van 14 november 2011. Partijen zijn verschenen.

De raad heeft bij behandeling van de klacht op 14 november 2011 zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, en mrs. F.A.M. Knüppe, C.J.M. de Vlieger, B.E. van der Molen en E.A.T.M. Steverink, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. M. Stevens als griffier. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.

2.

Klaagster verwijt verweerder dat hij zich niet heeft gedragen zoals een goed advocaat betaamt. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij:

a. reeds lang tevoren geplande zittingen (pleidooi en comparitie) op een ontijdig moment trachtte te verplaatsen of te annuleren;

b. bij zijn verzoeken tot uitstel onjuiste en oneigenlijke argumenten heeft gebruikt. Verweerder gebruikte ten opzichte van de rechterlijke instanties andere argumenten dan ten opzichte van klaagster en haar cliënte;

c. zonder overleg en/of contact met klaagster contact heeft opgenomen met de rechterlijke instanties;

d. heeft gecorrespondeerd met rechterlijke instanties zonder aan klaagster een afschrift te zenden van de correspondentie;

e. door zijn handelwijze onnodige kosten veroorzaakt voor de cliënte van klaagster en onnodige frustratie heeft veroorzaakt;

f. oncollegiaal en onzorgvuldig heeft gehandeld.

3.

De raad gaat uit van de volgende gegevens:

Klaagster trad op als advocaat van een gemeente. Verweerder trad op als advocaat van wederpartijen van de betreffende gemeente, particulieren. De klacht gaat over het handelen van verweerder in twee – op zich los van elkaar staande – dossiers, waarin klaagster verweerder als advocaat van de wederpartij trof.

Kwestie 1:

In deze kwestie zou op 23 juni 2010 op verzoek van verweerder pleidooi plaatshebben bij het gerechtshof. Op 21 juni 2010 heeft verweerder het verzoek om pleidooi ingetrokken omdat het niet mogelijk bleek dat verweerders cliënten bij de zitting aanwezig konden zijn.

Kwestie 2:

In deze kwestie was op 25 augustus 2010 een comparitie van partijen gepland. Op 23 augustus 2010 heeft verweerder aan de rechtbank bericht dat hij verhinderd was in verband met een “dubbele boeking” op 25 augustus en verzocht medewerking aan uitstel. Klaagster verleende na overleg met haar cliënte deze medewerking niet. De rechtbank honoreerde het verzoek tot uitstel niet.

Op 24 augustus 2010 heeft verweerder aan de rechtbank bericht dat wanneer de comparitie niet zou worden uitgesteld, de comparitie zonder hem door kon gaan. Verweerder kondigde aan een verzoek tot pleidooi te zullen indienen. Verweerder heeft deze brief niet gelijktijdig per fax aan klaagster verzonden. Naar later bleek, kwam de kopie die per post was gestuurd onbestelbaar retour. Verweerder heeft het bericht d.d. 24 augustus 2010, nadat hij op 2 september had begrepen dat klaagster bedoeld bericht niet had ontvangen, op 3 september 2010 aan klaagster gefaxt met een handgeschreven opschrift “Heeft u deze niet ontvangen?”.

4.

Klaagster heeft ter toelichting op de klacht het volgende aangevoerd:

Klaagster meent dat verweerder tot twee keer toe op een ontijdig moment een zitting heeft afgezegd zonder daarvoor deugdelijke argumenten te hebben, althans dat verweerder zijn argumenten daarvoor niet correct of volledig zou hebben gecommuniceerd. Zij vindt dat verweerder de grens van het betamelijke heeft overschreden.

5.

Verweerder heeft als verweer op de klacht het volgende aangevoerd:

Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij namens een cliënt op ieder gewenst moment kan afzien van pleidooi. Verweerder meent dat wanneer een comparitie zonder aanwezigheid van de advocaat en/of zijn cliënt wordt gehouden, de cliënt het recht op pleidooi niet kan worden onthouden. Verweerder heeft erkend een fax aan de rechtbank niet tevens direct per fax aan klaagster te hebben verzonden. Voor het overige ziet verweerder geen klachtwaardig gedrag.

6.

De raad beoordeelt de klacht als volgt:

Een goede beroepsuitoefening binnen de advocatuur is gediend met een onderlinge verhouding tussen advocaten die berust op vertrouwen en welwillendheid. Daarom worden advocaten geacht zich te onthouden van al wat hun onderlinge verhouding kan verstoren. De raad neemt deze regel als uitgangspunt.

Klachtonderdelen a en b

Hoe vervelend afzeggen kort voor een zitting kan zijn, het is de raad niet gebleken van een dermate ontijdige afzegging dat sprake is van klachtwaardig gedrag daaromtrent. In kwestie 1 wist verweerder niet eerder dan enkele dagen voor de zitting dat zijn cliënten niet zouden komen. In kwestie 2 is het ongelukkig te noemen dat sprake was van een dubbele boeking. Eerst daarna bleek het verweerder dat zijn cliënten niet bij de zitting aanwezig konden zijn. Uit de met de rechtbank gevoerde correspondentie blijkt dat verweerder akkoord was met een comparitie zonder zijn aanwezigheid. Het is de rechtbank geweest die de comparitie, na eerst een weigering tot uitstel, toch heeft uitgesteld. Dat leidt niet tot klachtwaardig gedrag van verweerder.

Klachtonderdelen c en d

Zoals de raad uit de stukken kan opmaken, heeft het contact dat verweerder met de rechterlijke instanties had, betrekking gehad op het intrekken van een pleidooi en zijn verhindering om bij een comparitie aanwezig te kunnen zijn. Omtrent dergelijke berichten behoeft de advocaat geen overleg met de advocaat van de wederpartij te voeren. Immers, dan volstaat het toezenden van een afschrift van een schriftelijk bericht aan de rechtbank. Verweerder schreef dat hij kopieën van zijn berichten aan klaagster had toegezonden.

De raad constateert –hetgeen ook door verweerder wordt erkend- dat hij verzuimd heeft een afschrift van zijn faxbericht d.d. 24 augustus 2010 direct aan klaagster, per fax, te versturen, hetgeen op zijn weg had gelegen, te meer gelet op de korte tijdspanne die nog restte. Daarom is klachtonderdeel d gegrond. Klachtonderdeel c is ongegrond.

Klachtonderdelen e en f

Uit de feiten, die worden ondersteund door de stukken, begrijpt de raad dat verweerder beide zittingen kort voor de betreffende datum heeft afgezegd. Dat dat vervelend kan zijn en bij klaagster of haar cliënte tot frustratie kan leiden, is begrijpelijk, maar nog niet klachtwaardig. Er kunnen immers situaties voorkomen dat zeer kort voor de zitting blijkt dat de zitting toch niet door kan gaan. Dat daardoor voorbereidingstijd verloren gaat – en daardoor kosten gemaakt worden voor de cliënt – is juist maar betekent nog niet dat sprake is van handelen zoals een advocaat niet betaamt. Deze klachtonderdelen zijn daarom ongegrond. 

Bij het opleggen van de na te noemen maatregel houdt de raad rekening met het volgende. Verweerder, die ter zitting een onverschillige houding aannam en zich op tamelijk badinerende wijze uitliet, gaf aldus niet blijk van de welwillendheid die hiervoor als richtinggevende norm is geformuleerd en dus ook van verweerder mocht worden verwacht, waarmee verweerder onvoldoende blijk heeft gegeven van een respectvol optreden.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

Verklaart de klachtonderdelen a, b, c, e en f ongegrond.

Verklaart klachtonderdeel d gegrond.

Legt aan verweerder op de maatregel van waarschuwing.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2012.

Griffier      Voorzitter