ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3557 Raad van Discipline Amsterdam 12-101H

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3557
Datum uitspraak: 12-12-2012
Datum publicatie: 12-12-2012
Zaaknummer(s): 12-101H
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Onnodig grievende uitlatingen in processtuk. Klacht gegrond. Summiere behandeling bij deken neemt klachtwaardigheid niet weg.

Beslissing van 12 december 2012

in de zaak 12–101H

naar aanleiding van de klacht van:

Mevrouw

klaagster,

tegen:

De heer mr.

advocaat te

verweerder.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 10 april 2012 met kenmerk td/md/503, door de raad ontvangen op 12 april 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad te Amsterdam van 8 oktober 2012 in aanwezigheid van klaagster en verweerder in persoon. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1. bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken, genummerd 1 t/m 7 op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2 Verweerder is de advocaat van klaagsters tegenpartij, haar ex-echtgenoot. Klaagster en haar ex-echtgenoot zijn verwikkeld in een gepolariseerde echtscheidingsprocedure waarbij ondermeer de hoogte van de (kinder)alimentatie alsmede de zorgregeling onderwerp van geschil zijn.

2.3 Verweerder heeft bij appèlrekest van 22 december 2011 ten behoeve van zijn cliënt appèl ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Voor zover in het kader van de klachtbehandeling relevant bevat dit appèlrekest de navolgende passage: ”tijdens het aangaan van de overeenkomst zat de vrouw al in de ziektewet. Zij kon dus voorzien dat zij zich zou laten afkeuren als de “ziektebeelden” door zouden gaan. Nadat de vrouw zich had laten afkeuren, meldde één van de dochters vervolgens aan de man dat “mama iets had verzonnen om meer geld te krijgen”(…)”.

2.4 Het appèlrekest bevat voorts de volgende passage: “Door de bestreden beslissing van de rechtbank Haarlem zal de vrouw de komende jaren ’s- ochtends kunnen uitslapen. Zij hoeft immers niet te gaan werken en als zij ooit zal gaan werken, krijgt zij daardoor minder bijdrage van de man te accepteren. Dat zal zij dus nooit doen. De calculerende burger.”

2.5 Tenslotte bevat het appèlrekest de navolgende passage: “De vrouw heeft met de man een alimentatieovereenkomst gesloten. De man mag haar aan die overeenkomst houden, met name omdat de wijziging van omstandigheden waar zij zich op beroept, door haar voorzienbaar was. De vrouw is al jaren bezig zich met allerlei vage klachten ziek te houden en zat ten tijde van de alimentatieovereenkomst al in de ziektewet. Het feit dat zij ooit in de WIA zou belanden had zij derhalve al voorzien bij het aangaan van de alimentatieovereenkomst. Deze norm legde uw hof ook aan in AT6116.”

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door zich in het appèlschrift strekkende tot wijziging kinderalimentatie onnodig grievend over klaagster uit te laten. 

4 BEOORDELING

4.1 De raad overweegt als volgt.  Nu de klacht is gericht tegen de advocaat van klaagsters wederpartij heeft te gelden de door het hof van discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt.

4.2 Die vrijheid is echter niet onbeperkt; zij kan ondermeer worden ingeperkt indien de advocaat zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, indien hij feiten poneert waarvan hij weet, of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De raad zal het optreden van verweerder aan deze maatstaf toetsen.  

4.3 De raad acht de hiervoor geciteerde passages uit het appèlrekest onnodig grievend van aard, waarmee de tuchtrechtelijke grens is overschreden. Van de eerste passage gaat de suggestie uit dat het objectieve oordeel van de keuringsarts geen rol speelt, alsof een persoon, die ziek of arbeidsongeschikt is, zelf bepaalt of hij of zij in aanmerking komt voor een sociale verzekeringsuitkering.

4.4 De tweede passage schetst een uiterst negatief beeld van klaagster, terwijl een advocaat in echtscheidingszaken dient te waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden, en wel in het bijzonder als er kinderen in het spel zijn, terwijl de woordkeuze van verweerder als respectloos moet worden gekarakteriseerd.

4.5 De derde passage overschrijdt de tuchtrechtelijke grens om dezelfde redenen als de eerste passage; niet klaagster maar de keuringsarts bepaalt of een sociale verzekeringsuitkering wordt toegekend. Voor alle citaten geldt dat verweerder het standpunt van zijn cliënt met meer nuance had kunnen brengen zonder afbreuk te doen aan hetgeen hij in het kader van de zaak wil betogen.

4.6 Over de door verweerder aangevoerde verweren oordeelt de raad als volgt. Verweerder stelt dat de deken de ingediende klacht niet naar behoren heeft onderzocht. De deken is aan te merken als bestuursorgaan in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht, stelt verweerder, en daarom gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur die een behoorlijk klachtonderzoek en de opdracht tot bemiddeling tussen klaagster en verweerder met zich meebrengen. Aldus is verweerder in zijn belangen geschaad. De raad verwerpt dit verweer. Artikel 46c lid 2 Advocatenwet bepaalt dat de deken een onderzoek instelt naar elke bij hem ingediende klacht. Hoe dit onderzoek dient plaats te vinden is niet nader geregeld, hetgeen meebrengt dat dat de deken een grote vrijheid toekomt in de inrichting van dat onderzoek en bij het bepalen van de reikwijdte ervan (HvD 10 januari 2011, nr.5636). Niet aannemelijk is geworden dat de deken de grenzen van de hem toekomende vrijheid heeft overschreden. Daarnaast geldt dat de raad de klacht zoals deze aan haar wordt voorgelegd dient te beoordelen, waarbij de aan verweerder verweten gedragingen centraal staan, en niet de wijze waarop de deken de klacht heeft onderzocht.

4.7 Verweerder heeft aangevoerd dat de deken de tekst van het ingediende appèlrekest heeft gezien, waarna door hem geen opmerkingen die betrekking hebben op de eventuele grievendheid van de woordkeuze zijn gemaakt. De raad verwerpt dit verweer eveneens. De deken kan verweerder niet vrijwaren voor overschrijding van de tuchtrechtelijke grens; als advocaat draagt verweerder zelf verantwoordelijkheid voor zijn handelen. Daarbij komt dat gebleken is  dat het ontwerp-appèlrekest niet aan de deken is toegezonden met het oog op het vragen van zijn opinie over de eventuele grievendheid van de tekst, maar om andere redenen.

4.8 Tenslotte heeft verweerder in algemene zin aangevoerd dat de woordkeuze de grenzen van zijn uitingsvrijheid niet overschrijdt, terwijl de woordkeuze wenselijk was om het standpunt van zijn cliënt aan het gerechtshof over te brengen; in die zin was de woordkeuze noodzakelijk om het standpunt van de cliënt aan het gerechtshof te verduidelijken, zo begrijpt de raad het standpunt van verweerder. De raad verwerpt ook dit verweer. Niet valt in te zien waarom het standpunt van de cliënt van verweerder niet op meer respectvolle wijze onder woorden kon worden gebracht, zonder dat afbreuk werd gedaan aan de kern van de stellingen van de cliënt van verweerder in de procedure.

4.9 De slotsom is dat de klacht gegrond zal worden verklaard.

MAATREGEL:

De raad constateert dat verweerder al meermalen voor soortgelijke klachten met door de tuchtrechter is veroordeeld. Gelet daarop acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht  gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van berisping.

Aldus gewezen door mr.H. Brouwer, voorzitter, mrs. L.D.H. Hamer, R. Lonterman, A.G. van Marwijk Kooy, M. Pannevis, leden, bijgestaan door mr. M.A. Hupkes als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 december 2012.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 12 december 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Haarlem   

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Haarlem

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl