ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3479 Raad van Discipline Amsterdam 12-315A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3479
Datum uitspraak: 13-11-2012
Datum publicatie: 15-11-2012
Zaaknummer(s): 12-315A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: "Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Klager kennelijk niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de klachttermijn."  

Beslissing van 13 november 2012

in de zaak 12-315A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 18 oktober 2012 met kenmerk GK/PK; 1011-1036, door de raad ontvangen op 19 oktober 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager heeft verweerder medio september 2002 benaderd met het verzoek hem bij te staan in een geschil met X B.V. De zaak betrof een incasso van een commissie waarop klager aanspraak maakt. De commissie zou verschuldigd zijn voor de bemiddeling bij de totstandkoming van een overeenkomst tussen X B.V. en een derde partij.

1.3 Klager heeft omstreeks 20 januari 2003 een bedrag ad € 500,- overgemaakt aan verweerder. Verweerder heeft op 6 februari 2003 namens klager een sommatiebrief gestuurd naar X B.V. Bij brief van 18 februari 2003 heeft X B.V. de vordering van klager gemotiveerd weersproken.

1.4 Bij brief van 20 augustus 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 Klager verwijt verweerder dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot fraude, ernstige vertrouwensbreuk en medeplichtigheid. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verweerder:

a) na ontvangst van het door klager in 2003 aan hem overgemaakte voorschot ad € 500,- en de ontvangst van de reactie van X B.V. geen actie meer heeft ondernomen hoewel klager daar middels twee e-mails om heeft gevraagd;

b) hem niet (schriftelijk) heeft gewezen op zijn bewijsrechtelijke positie en de daaraan te verbinden gevolgen;

c) te eenvoudig heeft aangenomen dat klager van verdere rechtsbijstand zou afzien;

d) geen eindafrekening heeft gestuurd.

3 VERWEER

3.1 Verweerder is van oordeel dat klager in zijn klachten niet-ontvankelijk moet worden verklaard, vanwege te late indiening daarvan, te weten tien jaar na dato. Verweerder stelt dat zijn reactie op voormelde klacht wordt bemoeilijkt door dit ruime tijdsverloop. De door klager overgelegde e-mails zijn van lang geleden en het verstrijken van de tijd maakt het voor verweerder lastig te erkennen of te betwisten of hij deze e-mails wel heeft ontvangen.

3.2 Ter zake klachtonderdeel a heeft verweerder erkend van klager € 500,- te hebben ontvangen. Verweerder heeft na telefonisch overleg met klager op 6 februari 2003 een sommatie gestuurd naar X B.V. Van de reactie van X B.V. heeft verweerder klager telefonisch op de hoogte gesteld. Klager is toen verzocht specifieke stukken aan te leveren die als bewijs van zijn standpunt konden dienen. Omdat daarop geen reactie is gekomen, heeft verweerder geen actie meer richting X B.V. ondernomen.

3.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b heeft verweerder gesteld dat hij klager niet schriftelijk, maar wel telefonisch zijn juridische positie heeft uiteengezet.

3.4 In reactie op klachtonderdeel c heeft verweerder gesteld dat klager, ondanks zijn verzoek daartoe, heeft nagelaten te reageren op het in zijn ogen redelijke verweer van X B.V. en zijnerzijds evenmin op verdere actie heeft aangedrongen.

3.5 Ten slotte heeft verweerder ook klachtonderdeel d weersproken. De boekhouding van verweerder heeft een einddeclaratie opgesteld, maar verweerder heeft deze niet meer kunnen achterhalen omdat hij administratie ouder dan zeven jaar niet bewaart.

4 BEOORDELING

4.1 Verweerder stelt als meest verstrekkend verweer dat klager in zijn klachten niet-ontvankelijk moet worden verklaard, vanwege te late indiening daarvan. Bij een beroep op de tijd die is verstreken sinds de feiten waarover wordt geklaagd, dienen van geval tot geval twee belangen te worden afgewogen. Te weten: enerzijds het ten gunste van klager wegende maatschappelijke belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst; anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Dit beginsel houdt onder meer in, kort gezegd, dat een advocaat zich niet na een als onredelijk te beschouwen lange tijd nog bij de deken en tuchtrechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds. Welke termijn met betrekking tot het niet-ontvankelijk verklaren wegens tijdsverloop moet worden aangehouden, kan niet op voorhand worden gezegd. De uitkomst van de hiervoor vermelde afweging zal steeds van geval tot geval aan de hand van de omstandigheden worden bepaald.

4.2 De voorzitter is met verweerder van oordeel dat klager kennelijk niet-ontvankelijk is in zijn klacht(en) en overweegt daartoe het volgende. Klager heeft niet begrijpelijk gemaakt waarom hij acht jaar heeft gewacht met het indienen van deze klacht. Reeds begin 2003 heeft klager bemerkt, dan wel moeten bemerken dat door verweerder geen nadere actie werd genomen. Op dat moment ging bovenbedoelde redelijke termijn lopen. Ook anderszins zijn voor dit tijdsverloop geen redenen gebleken die zo zwaarwegend zijn dat zij gaan boven eerdergenoemd belang van verweerder bij rechtszekerheid. Daarbij komt dat het door het tijdsverloop moeilijker is geworden om de feiten vast te stellen. Dit alles in aanmerking nemende acht de voorzitter in dit geval de termijn waarbinnen de klacht is ingediend onredelijk lang. Klager is kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht.

BESLISSING

De voorzitter verklaart klager kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 13 november 2012.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 13 november 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager, p/a mr.

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen [klager/klaagster] en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [ plaats ] binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.