ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3412 Raad van Discipline Amsterdam 12-075A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3412
Datum uitspraak: 07-11-2012
Datum publicatie: 08-11-2012
Zaaknummer(s): 12-075A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Regels die betrekking hebben op de juridische strijd
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij omdat de advocaat heeft verzuimd een kopie van een aan de rechtbank toegezonden akte gelijktijdig aan klaagster toe te sturen. Klacht wegens specifieke omstandigheden ongegrond.

Beslissing van 7 november 2012

in de zaak 12-075A

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw mr.

advocaat te

klaagster

tegen:

mevrouw mr.

voormalig advocaat te Amsterdam

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 8 maart 2012 met kenmerk GK/PK1112-128K, door de raad ontvangen op 9 maart 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 september 2012 in aanwezigheid van verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- hiervoor genoemde brief van de deken;

- de stukken genummerd 1 tot en met 8, genoemd in de inventarislijst bij de brief van deken.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 De cliënte van klaagster, X. Vastgoed B.V., is verwikkeld in een gerechtelijke procedure tegen X. Project Management B.V., die in deze procedure werd bijgestaan door verweerster.

2.3 In deze kwestie is door de Rechtbank Rotterdam op 18 november 2009 een tussenvonnis gewezen, waarin aan beide partijen bewijsopdrachten waren gegeven. Op 28 juni 2011 vond het laatste getuigenverhoor in het kader van voornoemde bewijsopdrachten plaats. In overleg met de rechtbank hebben partijen vervolgens met elkaar afgesproken dat zij gelijktijdig conclusies na enquête en vervolgens antwoord conclusies na enquête zouden indienen. Op 28 september 2011 hebben beide partijen een conclusie na enquête bij de rechtbank ingediend waarbij (de cliënte van) klaagster de grondslag van haar eis deels heeft gewijzigd.

2.4 Op 11 oktober 2011 heeft verweerster de rechtbank verzocht de zaak tegen de rolzitting van 12 oktober 2011 vervroegd te laten opbrengen voor het nemen van een antwoordakte houdende bezwaar tegen voornoemde eiswijziging. Klaagster heeft op 11 oktober 2011 namens haar cliënte bezwaar gemaakt tegen het vervroegd opbrengen van de zaak voor het nemen van een antwoordakte.

2.5 Op 12 oktober 2011 heeft de procesadvocaat van verweerster namens verweerster bij de rechtbank een akte houdende bezwaar tegen de eiswijziging afgegeven zonder daarvan een exemplaar aan klaagster te versturen.

2.6 Klaagster heeft verweerster op 17 oktober 2011 om toezending van een exemplaar van de akte houdende bezwaar tegen de eiswijziging verzocht waarop verweerster op 18 oktober 2011 het volgende heeft geantwoord:

“De rechtbank en de wederpartij dienen gelijktijdig kennis te kunnen nemen van -in casu- de akte houdende bezwaar tegen de eiswijziging. Omdat de rolrechter nog niet heeft beslist of de akte is genomen, en de rechtbank dus (nog) geen kennis heeft kunnen nemen van de akte, is er ook geen reden om u -bij voorbaat- reeds kennis te laten nemen van de inhoud van de akte.”

2.7 Nadat rolrechter blijkens het rolbericht van 18 oktober 2011 de antwoordakte heeft toegestaan en de procedure had verwezen naar de rol van 26 oktober 2011 voor het nemen van een rolbeslissing, heeft verweerster diezelfde dag een afschrift van de akte aan klaagster toegezonden.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij zich middels het afgeven van de akte houdende bezwaar tegen de eiswijziging tot de rechtbank heeft gewend, waarbij zij heeft verzuimd klaagster gelijktijdig een kopie van die akte met productie toe te sturen. Daarmee heeft verweerster in strijd gehandeld met het bepaalde in de gedragsregels 14 en 15. Door aldus te handelen of na te laten heeft verweerster in strijd gehandeld met de norm zoals neergelegd in artikel 46 Advocatenwet, althans heeft zij niet voldaan aan de zorgplicht tegenover klaagster en heeft zij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamd.

3.2 Ter toelichting op haar klacht heeft klaagster gesteld dat de regels omtrent het gelijktijdig toezenden van processtukken los staan van de beslissing van de rechter omtrent de toelaatbaarheid van een processtuk.

4 VERWEER

4.1 Verweerster is van mening dat zij aan het bepaalde in de gedragsregels 14 en 15 heeft voldaan nu zij, zodra duidelijk was dat haar antwoordakte houdende bezwaar tegen de eiswijziging mocht worden genomen, daarvan een afschrift heeft toegezonden aan klaagster.

4.2 Verweerster stelt voorts dat van het indienen of nemen van de akte op 12 oktober 2011 nog geen sprake is geweest nu partijen nog in afwachting waren van de beslissing van de rolrechter op het verzoek van haar cliënte tot het vervroegd opbrengen van de zaak en het mogen indienen van de akte.

4.3 Verweerster stelt eveneens genoodzaakt te zijn geweest om de akte op 12 oktober 2011 bij de roladministratie van de rechtbank af te geven. Haar procesadvocaat had aangegeven dat indien de rolrechter het nemen van de akte per 12 oktober 2011 zou toestaan, maar deze akte niet tijdig zou zijn afgegeven, de akte buiten beschouwing zou worden gelaten.

4.4 Het feit dat de akte bij de rechtbank was afgegeven maar nog niet was ingediend/genomen had als gevolg dat de behandelde rechter(s) zich nog niet over de akte hadden kunnen buigen, zodat geen reden voor verweerster bestond om klaagster en haar cliënte bij voorbaat kennis te laten nemen van de inhoud van de akte. Dat zou er toe geleid hebben dat klaagster en haar cliënte eerder dan de behandeld rechter kennis zouden hebben kunnen nemen van de inhoud van de akte. Bovendien zou, in het geval de rolrechter zou hebben besloten dat deze akte niet mocht worden genomen, de cliënte van klaagster daarmee onevenredig in haar procespositie zijn bevoordeeld.

4.5 Tot slot geeft verweerster aan dat klaagster geen belang heeft bij haar klacht omdat klaagster de gelegenheid heeft gekregen om op de akte reageren en op geen enkele wijze in haar verdediging is geschaad.

5 BEOORDELING

5.1 Bij de beoordeling van de klacht neemt de raad tot uitgangspunt dat in artikel 15 lid 1 van de Gedragsregels is bepaald dat het een advocaat niet is geoorloofd zich in een aanhangig geding anders dan tezamen met de advocaat van de wederpartij tot de rechter aan wiens oordeel de zaak is onderworpen te wenden, tenzij schriftelijk en met gelijktijdige toezending van een afschrift van de mededeling aan de advocaat van de wederpartij en voorts zo tijdig dat die advocaat voldoende gelegenheid heeft om op de mededelingen te reageren.

5.2 De stelling van verweerster dat geen sprake is van strijd met gedragsregel 15 omdat zij de akte nog niet daadwerkelijk had ingediend dan wel genomen en partijen nog in afwachting waren van een beslissing van de rolrechter op het verzoek van haar cliënte tot het vervroegd opbrengen van de zaak, houdt geen stand nu verweerster zich met het afgeven van de akte tot de (rol)rechter heeft gewend in de zin van gedragsregel 15. Verweerster heeft er daarmee voor gekozen zich tot de rechter te wenden zodat zij in beginsel gelijktijdig een kopie van de akte aan klaagster had moeten sturen.

5.3 Verweerster heeft ter zitting verklaard dat sprake was van een aantal bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan zij zich genoodzaakt zag de akte bij de rechtbank af te geven zonder klaagster daarvan een kopie te doen toekomen. Zo heeft verweerster ter zitting gemotiveerd gesteld dat gelijktijdige toezending van de akte aan klaagster ertoe had kunnen leiden dat in het geval de rolrechter zou besluiten de akte niet toe te staan, (de cliënte van) klaagster wel maar de rechter niet bekend zou zijn met de bezwaren van verweerster tegen de eiswijziging. Het gevolg daarvan zou zijn dat klaagster de bezwaren van (de cliënte van) verweerster met betrekking tot de eiswijziging had kunnen adresseren in haar antwoord conclusie na enquête, terwijl verweerster geen gelegenheid meer zou hebben daarop te reageren omdat partijen hadden afgezien van pleidooi. Dit risico had verweerster niet willen lopen.

5.4 In het licht van deze omstandigheden acht de raad het, hoewel formeel in strijd met genoemde gedragsregel, niet tuchtrechtelijk laakbaar dat verweerster niet direct een kopie van de betreffende akte aan klaagster heeft verstuurd. De akte is klaagster onmiddellijk toegezonden, toen verlof was gegeven ervan te dienen. De raad verklaart de klacht ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. A.G. van Marwijk Kooy, H.B. de Regt, M.W. Schüller, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. G.E. Wiebenga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 november 2012.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 7 november 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl