ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3242 Raad van Discipline Amsterdam 12-076A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3242
Datum uitspraak: 20-08-2012
Datum publicatie: 04-09-2012
Zaaknummer(s): 12-076A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzoek tot wraking wegens weigering toestemming filmen zitting afgewezen.

Beslissing van 20 augustus 2012

in de zaak 12-076A

de wrakingskamer van de raad van discipline heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het op 27 februari 2012 mondeling ter zitting bij de raad binnengekomen verzoek van:

de heer mr.

verzoeker

tot wraking van:

mr. A, plaatsvervangend voorzitter

mr. B, lid

mr. C, lid

mr. D, lid

mr. E, lid

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 27 februari 2012 heeft de raad van discipline de op 9 september 2008 bij de raad van discipline binnengekomen klacht tegen verzoeker als – toenmalig – advocaat behandeld.

1.2 Tijdens de zitting op 27 februari 2012 heeft verzoeker aangegeven de raad te wraken, naar aanleiding waarvan de behandeling van de zaak is geschorst teneinde eerst de wrakingskamer van de raad van discipline op de wraking te laten beslissen.

1.3   Op 18 juni 2012 heeft de wrakingskamer van de raad van discipline in het openbaar het wrakingsverzoek van verzoeker van 27 februari 2012 naar aanleiding van de hiervoor onder 1.2 genoemde wraking behandeld.

1.4  Verzoeker is ter zitting verschenen. De leden van de gewraakte raad zijn met bericht van verhindering niet verschenen.

2 HET VERZOEK OM WRAKING

2.1 Blijkens het proces-verbaal van de zitting van 27 februari 2012 heeft verzoeker aangegeven de raad te willen wraken, omdat zijn verzoek om tijdens de zitting te filmen is afgewezen. Naar het oordeel van verzoeker wordt de openbaarheid die voorwaarde is voor een eerlijk proces conform artikel 6 van het EVRM, door afwijzing van het verzoek om de zitting te filmen door de raad genegeerd.

3 BEOORDELING VAN HET VERZOEK

3.1 Het verzoek om wraking berust op de stelling dat de openbaarheid van de zitting voorwaarde is voor een eerlijk proces en dat de weigering om te mogen filmen daarmee in strijd is. Volgens verzoeker is het organiseren van de openbaarheid van de zittingen van de raad van discipline noodzaak om het zwijgen van de advocatuur over de problematiek achter de zaken te doorbreken.

3.2 De gewraakte raad heeft onder verwijzing naar de persrichtlijn geweigerd om de zitting te filmen, omdat in het onderhavige geval niet aan de in die richtlijn genoemde voorwaarden was voldaan. Uit het uitgangspunt dat de zitting openbaar is, noch uit de functie daarvan vloeit voort dat het filmen van een inhoudelijke behandeling ter zitting per definitie moet worden toegestaan. Gelet hierop is door de weigering van het filmen van de inhoudelijke behandeling de openbaarheid van de zitting, niet geschonden. Het weigeren van het filmen van de inhoudelijke behandeling van de zaak, behelst een processuele beslissing van de voorzitter van de raad van discipline. Zodanige beslissingen kunnen slechts leiden tot inwilliging van een wrakingsverzoek, indien sprake is van flagrante schending van eisen van een goede procesorde, dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, die een eerlijk en onafhankelijk proces waarborgen en die schending aanleiding geeft voor een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid of vooringenomenheid van de betrokken voorzitter dan wel betrokken raad. Van zodanige schending is niet gebleken. Hiermee wordt mede in aanmerking genomen dat de voorzitter zijn beslissing heeft voorzien van een motivering, gebaseerd op de persrichtlijn van de Rechtspraak. Voor zover verzoeker dat beleid onduidelijk vindt, dient de wrakingsprocedure er niet toe om daar duidelijkheid over te verkrijgen.

3.3 Bovenstaande leidt ertoe dat er geen grond is voor het oordeel dat sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de onpartijdigheid van de raad van discipline schade zou kunnen leiden. Ook anderszins geeft het door verzoeker aangevoerde geen aanknopingspunten voor die conclusie. Immers door verzoeker is niet gesteld terwijl evenmin anderszins is gebleken dat de raad de schijn van vooringenomen heeft gewekt ten aanzien van de inhoudelijke behandeling van de klacht jegens klager zoals die op 27 februari 2012 aan de orde was.

3.4 Met het voorgaande volgt de raad de lijn van de wrakingskamer van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State zoals te kennen uit de uitspraak van 5 juni 2012. De raad ziet geen aanleiding om in deze zaak een ander criterium te hanteren.

3.5 Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.

 BESLISSING

De wrakingskamer van de raad van discipline wijst het verzoek tot wraking af en bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van verzoeker op dezelfde grond niet in behandeling zal worden genomen.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A. de Groot, H.C.M.J. Karskens, G.J.W. Pulles, S. Wieberdink, leden, met bijstand van mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 augustus 2012.

griffier voorzitter                     

 (bij ontstentenis van mr. J. Blokland ondertekend door mr. Th.S. Röell,

plaatsvervangend voorzitter)

Deze beslissing is in afschrift op 20 augustus 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- verzoeker

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.