ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2879 Raad van Discipline Amsterdam 12-156A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2879
Datum uitspraak: 18-06-2012
Datum publicatie: 19-06-2012
Zaaknummer(s): 12-156A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Niet is gebleken dat de advocaat zonder overleg en ten onrechte de behandeling van de zaak heeft gestaakt, dan wel ten onrechte de toevoeging ter declaratie zou hebben ingediend. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van 18 juni 2012

in de zaak 12-156A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer mr. drs.

advocaat te Amsterdam

verweerder

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 29 mei 2012 met kenmerk GK/JTH 1112-476, door de raad ontvangen op 30 mei 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

Klager volgt een eenjarige opleiding bij het ROC te Amsterdam. Klager is ontevreden over voormelde opleiding. Dit heeft hij bij het ROC gemeld. Met ingang van 5 april 2011 is klager door het ROC geschorst, een en ander vooruitlopend op een mogelijke "verwijdering", dan wel een "overplaatsing" naar een andere opleiding binnen het ROC. In verband met voormelde schorsing heeft klager zich in april 2011 tot verweerder gewend. Verweerder heeft zich ingespannen de schorsing van klager ongedaan te maken. Overleg tussen verweerder en het ROC heeft ertoe geleid dat de schorsing van klager ongedaan werd gemaakt en klager begin juni 2011 de lessen weer kon volgen.

Bij e-mail van 7 juni 2011 heeft verweerder aan klager geschreven:

"Daar ik u niet telefonisch kon bereiken bericht ik u per e-mail het volgende.

Ik heb inmiddels uitvoerig overleg gevoerd met de juridische afdeling van het ROC met als resultaat dat de schorsing van de baan is en u de opleiding kunt vervolgen. In de praktijk betekent dit dat u volgende week dinsdag - maandag is de school gesloten ivm 2e Pinksterdag - weer naar school kunt! Zodra ik de schriftelijke bevestiging heb ontvangen zal ik die naar u toesturen."

Het ROC heeft per brief van 11 juli 2011 bevestigd dat de schorsing van de baan was. Klager heeft verweerder op 26 juli 2011 per e-mail geschreven:

"Geachte heer Bakker,

Ondertussen heb ik een andere advocaat gevonden. Dank u wel voor het goede begin. Graag zou ik echter mijn dossier terug ontvangen, ik of mijn kennis komt langs. Graag verneem ik wanneer dit schikt."

Bij e-mail van 27 juli 2011 heeft verweerder aan klager bericht:

"[…] De situatie was aldus dat het ROC u feitelijk had geschorst en voornemens was u uit te schrijven. Daar is bezwaar tegen gemaakt, want u wilde de opleiding graag volgen en afmaken. Doel was dus te zorgen dat u weer naar school kon. In het contact dat ik met het ROC vervolgens had, werd aangegeven dat u weer naar school kon, waarmee het besluit tot schorsing/verwijdering feitelijk was ingetrokken en het doel bereikt, u kon weer naar school. […] U of uw kennis kan morgen, donderdag 28 juli langskomen om de stukken op te halen. Ik zal dan zorgen dat zij klaarliggen. Overigens kan de advocaat die u inmiddels hebt gevonden altijd contact opnemen met mij. Ik dank u voor het in mij gestelde vertrouwen en wens u veel succes bij uw studie en verdere loopbaan!"

Op 28 juli 2011 heeft (een kennis van) klager het dossier bij verweerder opgehaald. Nadien heeft zich geen nieuwe advocaat van klager bij verweerder gemeld.

Bij brief van 6 februari 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

KLACHT

Klager verwijt verweerder dat hij:

a. klager niet per ommegaande op de hoogte heeft gesteld van de ontwikkelingen in zijn zaak;

b. de behandeling van de zaak heeft gestaakt;

c. de toevoeging ter declaratie heeft ingediend.

VERWEER

Verweerder acht de klacht ongegrond. Hij heeft ten aanzien van ieder klachtonderdeel gemotiveerd verweer gevoerd, welk verweer zo nodig zal worden behandeld bij de inhoudelijke behandeling van de klachtonderdelen. 

BEOORDELING

Klachtonderdelen a tot en met c lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. De voorzitter stelt vast dat klager zich beklaagt over de eigen (voormalige) advocaat. De advocaat heeft een grote mate van vrijheid te bepalen op welke wijze hij de hem toevertrouwde belangen behartigt. De tuchtrechter kan klachten over de kwaliteit van dienstverlening van een advocaat slechts marginaal toetsen. Uitsluitend indien blijkt dat een advocaat in een zaak buitengewoon slordig en ondeskundig heeft gehandeld en het daarbij evident is dat er fouten zijn gemaakt, zal de tuchtrechter kunnen ingrijpen. De voorzitter zal het optreden van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

De voorzitter is van oordeel dat klachtonderdelen a tot en met c geen steun vinden in de feiten. Zo blijkt niet uit de stukken dat verweerder klager niet per ommegaande op de hoogte heeft gesteld van de ontwikkelingen in de zaak. Evenmin is gebleken dat verweerder de behandeling van de zaak - ten onrechte, dan wel zonder overleg - zou hebben gestaakt. Uit de door partijen overgelegde correspondentie blijkt dat de werkzaamheden van verweerder betrekking zouden hebben op de vraag of de schorsing ongedaan gemaakt zou kunnen worden. Die werkzaamheden heeft verweerder naar volle tevredenheid van klager verricht. Klager heeft hem daarvoor ook bedankt. Dat klager wellicht nadien andere problemen binnen/met het ROC heeft ervaren of veroorzaakt, staat daarbuiten.

Tenslotte heeft verweerder gemotiveerd uiteengezet dat hij na afronding van de zaak inderdaad een toevoeging ter declaratie heeft gezonden aan de Raad voor Rechtsbijstand, maar dat het hem onduidelijk is waarop klager zijn stelling baseert dat dit hem zou beletten een andere advocaat in de arm te nemen. Verweerder heeft gesteld dat de nieuwe advocaat van klager ook een nieuwe toevoeging had kunnen aanvragen en dat in het onwaarschijnlijke geval dat de Raad voor Rechtsbijstand van oordeel was dat het om dezelfde zaak ging - als gevolg waarvan geen nieuwe toevoeging kon worden verstrekt - niets een verrekening tussen de opvolgende advocaat en verweerder op basis van beider verrichtingen in de weg had gestaan. Tegen voormelde stellingen van verweerder heeft klager geen verweer gevoerd. Uit de door partijen overgelegde stukken blijkt bovendien dat verweerder klager meerdere keren heeft verzocht hem te laten weten wie zijn opvolgende advocaat was. Klager heeft echter geweigerd deze informatie aan verweerder te verstrekken. Op grond van het voorgaande is niet gebleken dat verweerder de bovengenoemde norm zou hebben overschreden. Klachtonderdelen a tot en met c zijn dan ook kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als

griffier op 18 juni 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 18 juni 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.