ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2876 Raad van Discipline Amsterdam 11-310H

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2876
Datum uitspraak: 18-06-2012
Datum publicatie: 19-06-2012
Zaaknummer(s): 11-310H
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij met betrekking tot het doen van mededelingen over een mediationtraject gegrond. Overige klachten ongegrond.

Beslissing van 18 juni 2012

in de zaak 11-310H

naar aanleiding van de klacht van:

1. De heer

2. B.V.

gemachtigde:

de heer mr.

klagers

tegen:

De heer mr.

advocaat te Haarlem

gemachtigde:

de heer mr.

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 3 november 2011 met kenmerk td/es/339, door de raad ontvangen op 4 november 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 april 2012 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de hiervoor genoemde brief van de deken;

- de stukken genummerd 1 tot en met 20, genoemd in de inventarislijst bij de brief van de deken.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Verweerder is opgetreden als advocaat van de wederpartij van klager 1 in een echtscheidingsprocedure. Voorafgaand aan deze echtscheidingsprocedure heeft een mediationtraject plaatsgevonden.

2.2 Op grond van de mediationovereenkomst hebben partijen zich verplicht tot geheimhouding omtrent de inhoud van de mediationgesprekken. In artikel 6.4 van de mediationovereenkomst staat:

“Indien tussen partijen geen convenant tot stand gekomen is in de zin van artikel 5.1 en tussen hen een procedure gevoerd wordt over de gevolgen van de scheiding, zullen zij in deze procedure geen mededelingen doen over hetgeen in de mediation is gebeurd of besproken. Ook zullen zij in deze procedure geen verslagen en andere stukken als bedoeld in artikel 6.1 aan de rechter overleggen, tenzij zij tezamen anders schriftelijk overeenkomen. Zij zullen de vFAS-advocaat familiemediator niet als getuige oproepen. Indien zij dat toch doen, zal de vFAS-advocaat familiemediator zich op zijn verschoningsrecht en geheimhoudingsplicht beroepen, waarbij het aan de rechter is om over de geheimhouding te beslissen.”.

2.3 Het mediationtraject tussen klager 1 en zijn ex-partner heeft niet tot overeenstemming geleid. In de nadien gestarte echtscheidingsprocedure heeft verweerder een incidentele conclusie van antwoord ingediend waarin onder punt 8 het volgende staat:

“In de tussenliggende periode zijn partijen een mediationtraject gestart onder leiding van mr Oostlander-Vos bij wie betrokkenen acht keer zijn geweest in de periode van 28 september 2010 tot en met 15 maart 2011 gedurende in totaal veertien uur en achtenveertig minuten waarbij het mevrouw op een gegeven moment bleek dat voortzetting niet langer zinvol was omdat de man steevast niet afkwam met gegevens niettegenstaande zijn voorafgaande toezeggingen aan de mediator. De man stelde zich in de mediation volledig passief op en er was geen vooruitgang te boeken. Gedurende de periode van mediation hebben de echtscheidings- en dagvaardingsprocedure stilgelegen omdat het doorprocederen zich niet verstaat met het begrip mediation.”

2.4 Bij brief van 27 mei 2011 aan de rechtbank heeft verweerder voorts een aantal producties in het geding gebracht. In voornoemde brief heeft verweerder toelichting gegeven op de overgelegde producties. De toelichting op productie 28 luidt:

“mailbericht van mevrouw waarin zij afschriften van haar privérekening en de mutaties gedurende vrijwel geheel 2009 aan de man mailt; NB In het kader van de mediation lagen op het kantoor van de mediator alle bankafschriften van de privérekening van mevrouw vanaf 1 januari 2002 tot en met de datum van de mediation bijeenkomst (opgenomen in het mediation verslag hetwelk niet voor overlegging vatbaar is); de man vond het niet de moeite waard om deze stukken in te zien;”.

2.5 Ook heeft verweerder als productie overgelegd een e-mail bericht van 7 juli 2010 tussen de advocaat van klager 1 en de raadsman van een wederpartij in een andere procedure. Verweerder heeft deze correspondentie nadat de advocaat van klager 1 daartegen bezwaar had gemaakt, ingetrokken met de mededeling aan de rechtbank dat de confraternele correspondentie werd teruggetrokken naar aanleiding van bezwaar van de wederpartij.

2.6 Bij brief met bijlage van 7 juni 2011 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klachten houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder

jegens klager sub 1:

a. zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door in een processtuk mededelingen te doen over de inhoud van de mediationgesprekken tussen partijen;

b. zich onnodig grievend over klager 1 heeft uitgelaten door te stellen dat klager 1 zich tijdens de mediation volledig passief heeft opgesteld en naliet om stukken te overleggen;

en jegens klaagster sub 2:

c. geen excuses heeft aangeboden nadat hij erop was gewezen dat hij zonder toestemming confraternele correspondentie, een zaak tegen klaagster sub 2 betreffende, in het geding had gebracht en bij de intrekking van die stukken heeft aangegeven dit louter te doen vanwege het tegen het overleggen daarvan ingebrachte bezwaar.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert aan dat hij in het licht van verschillende ontwikkelingen in het belang van zijn cliënte heeft besloten de rechtbank te informeren over hoe klager 1 zich tijdens de mediation had opgesteld. Verweerder wijst daarbij op zijn positie als advocaat van de wederpartij. Verweerder stelt voorts  dat het hem vrij stond de mededelingen zoals gedaan in punt 8 van de incidentele conclusie van antwoord en dat hij hiermee binnen de grenzen van zijn geheimhoudingsplicht was gebleven. 

4.2 Met betrekking tot klachtonderdeel (b) stelt verweerder dat de mededelingen met betrekking tot productie 28 puur feitelijk van aard zijn en niet onnodig grievend.

4.3 Met betrekking tot klachtonderdeel (c) voert verweerder aan dat de overlegde confraternele correspondentie tussen de advocaat van klager 1 en de raadsman van een wederpartij is ingetrokken, zodat klaagster sub 2 geen belang heeft bij deze klacht. Excuses zijn volgens verweerder vanwege de tijdige intrekking niet aan de orde. Met betrekking tot de mededeling aan de rechtbank dat het e-mail bericht van 7 juli 2010 is ingetrokken na ingebracht bezwaar van de steller van het bericht  merkt verweerder op dat dit toegestaan is.

5 BEOORDELING

5.1 Bij de beoordeling van de klachtonderdelen stelt de raad voorop dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Het tuchtrecht dient er niet toe om deze vrijheid van de advocaat te beknotten. Deze vrijheid brengt evenwel niet mee dat de advocaat de belangen van de wederpartij van zijn cliënt nodeloos en op ontoelaatbare wijze mag schaden.

5.2 De raad zal het handelen van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Ad klachtonderdeel (a)

5.3 De raad overweegt dat geheimhouding over de inhoud en het verloop van de mediation is overeengekomen tussen de beide echtelieden zelf. Op grond van de voor verweerder als advocaat geldende beroepsregels geldt de geheimhoudingsverplichting die zijn cliënte was aangegaan en waarmee verweerder bekend was, in beginsel ook voor verweerder. Zou dit anders zijn, dan zou afbreuk worden gedaan aan het karakter van de vertrouwelijkheid van de mediation. Voorts wordt verweerder als advocaat die geregeld echtscheidingsprocedures voert, verondersteld bekend te zijn met de voorwaarden van mediation.

5.4 De in de incidentele conclusie van antwoord opgenomen mededeling dat de mediation niet langer zinvol was omdat klager 1 steevast niet afkwam met gegevens niettegenstaande zijn voorafgaande toezeggingen aan de mediator, reikt verder dan het enkel vermelden dat de mediation niet geslaagd is en betreft inhoudelijke informatie. Met klager sub 1 is de raad van oordeel dat deze mededeling in strijd is met de overeengekomen geheimhouding van de mediation, zodat verweerder naar het oordeel van de raad de zorgvuldigheid, die een behoorlijk advocaat betaamt, heeft geschonden. Door op deze wijze de geheimhoudingsplicht te schenden heeft verweerder de grenzen van de aan hem toekomende vrijheid overschreden en zich derhalve niet gedragen zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. De raad acht dit klachtonderdeel gegrond.

Ad klachtonderdeel (b)

5.5 Met betrekking tot het standpunt van klager sub 1 dat verweerder onnodig grievende en kwetsende  mededelingen heeft gedaan merkt de raad op dat een advocaat zich dient te onthouden van ernstige beschuldigingen, indien hij zich niet over de gegrondheid daarvan kan uitlaten. De raad heeft de juistheid dan wel onjuistheid van de door verweerder gedane mededelingen niet kunnen toetsen maar acht de inhoud van deze mededelingen op zichzelf niet onnodig grievend. De raad acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Ad klachtonderdeel (c)

5.6 De raad stelt voorop hetgeen is bepaald in gedragsregel 12 waarin is bepaald dat in rechte geen beroep mag worden gedaan op bij de behandeling van een zaak door de ene advocaat aan de andere advocaat gerichte brieven, ongeacht de inhoud daarvan, tenzij het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert, en dan slechts na voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij en, zo nodig, na vooraf ingewonnen advies van de deken.

5.7 Nu verweerder de confraternele correspondentie op het eerste verzoek van klagers raadsman tijdig heeft ingetrokken, is de raad is van oordeel dat verweerder op dit punt nog niet klachtwaardig heeft gehandeld. Met klagers is de raad van oordeel dat de wijze van intrekken van deze correspondentie niet getuigt van confraternele welwillendheid, maar de raad acht de handelwijze van verweerder op dit punt niet van dien aard dat deze tuchtrechtelijk verwijtbaar is . Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Op grond van alle omstandigheden zoals deze zijn gebleken acht de raad de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

 BESLISSING

De raad van discipline:

-  verklaart klachtonderdeel (a) gegrond met oplegging van de maatregel van een enkele waarschuwing;

- verklaart klachtonderdeel (b) ongegrond;

- verklaart klachtonderdeel (c) ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. R. Lonterman, M.W. Schüller,  M.J. Westhoff, M.A. le Belle, leden, bijgestaan door mr. G.E. Wiebenga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 juni 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 18 juni per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan voor wat betreft het gegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl