ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2788 Raad van Discipline Amsterdam 12-160A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2788
Datum uitspraak: 14-06-2012
Datum publicatie: 14-06-2012
Zaaknummer(s): 12-160A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond.

Beslissing van 14 juni 2012

in de zaak 12-160A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 29 mei 2012 met kenmerk 1112-489, door de raad ontvangen op 30 mei 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

1.2 Klager is tandarts en is verwikkeld in een geschil met een patiënt, de heer M., over de betaling van het restant van een tandartsrekening en over de kwaliteit van de uitgevoerde behandeling. Verweerster is de advocaat van de heer M. 

1.3 Eerst nadat klager een verstekvonnis had verkregen tegen de heer M. is verweerster betrokken bij het geschil. Zij heeft klager diverse malen verzocht om afgifte van de medische bescheiden. Daarop heeft klager haar twee begrotingen van de uitgevoerde behandelingen toegezonden. Verweerster heeft in de verzetdagvaarding melding gemaakt van het niet verstrekt zijn van de medische bescheiden.

1.4 Tussen partijen is onderhandeld over een schikking. Dit heeft niet geleid tot overeenstemming. In haar verzetdagvaarding namens de heer M. heeft verweerster aangekondigd: "M. zal op korte termijn een klacht indienen bij de NMT klachtenregeling". Nadien is daadwerkelijk een klacht ingediend bij de Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de Tandheelkunde (NMT). Bij haar repliek in die klachtzaak heeft verweerster verduidelijkt dat de klacht namens de heer M. is ingediend.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) de rechtbank bewust onwaarheden heeft voorgespiegeld;

b) niet concreet heeft gereageerd op schikkingsonderhandelingen;

c) op persoonlijke titel een klacht tegen klager bij de klachtinstantie voor tandartsen heeft ingediend.

 Bij brief van 8 februari 2012 heeft klager zijn klacht ingediend.

3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft klager binnen de verzettermijn meermaals gerappelleerd om de medische bescheiden toe te zenden, ten behoeve van een second opinion over de uitgevoerde behandeling. De begrotingen die zij van klager ontving zijn geen medische bescheiden. Zij heeft daarom in de dagvaarding vermeld dat klager geen medische bescheiden heeft toegezonden en heeft als klachtonderdeel bij de NMT aangevoerd dat klager niet voldaan heeft aan zijn dossierplicht.

3.2 Tijdens de onderhandelingen is gecorrespondeerd met de juridisch adviseur van klager. De heer M. heeft besloten niet akkoord te gaan met het voorstel van klager. Verweerster heeft wel degelijk een klacht ingediend namens de heer M. en niet op persoonlijke titel; zij heeft immers geen belang bij de klacht bij het NMT.

4 BEOORDELING

4.1 Bij de beoordeling stelt de voorzitter voorop dat de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij. De advocaat van de wederpartij komt volgens vaste rechtspraak van het hof van discipline een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt(e) te behartigen op de wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. Ook dient de advocaat zich niet te bedienen van middelen die geen noemenswaardig voordeel voor zijn eigen cliënt opleveren maar wel onevenredig nadeel aan de wederpartij kunnen toebrengen. De advocaat van de wederpartij zal evenwel in het algemeen niet hoeven af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, wel opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a) is de voorzitter van oordeel dat de discussie of de begrotingen van klager aangemerkt mogen worden als medische bescheiden thuishoort in het geschil tussen klager en de heer M. De stelling van verweerster in de verzetdagvaarding dat klager tot dan toe weigerachtig was gebleven met het afgeven van medische bescheiden valt binnen haar vrijheid als advocaat van de heer M. Overigens heeft verweerster in de dagvaarding wel melding gemaakt van de toezending van de begrotingen door klager, zodat zij niet onvolledig is geweest. Daarmee is, naar het oordeel van de voorzitter niet gebleken dat verweerster de rechtbank bewust onwaarheden heeft voorgespiegeld. Ook overigens zijn naar het oordeel van de voorzitter uit de stukken geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen, waaruit blijkt dat verweerster de door het hof van discipline bepaalde vrijheid van een advocaat zou hebben overschreden. Verweerster kan daarom geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt en klachtonderdeel a) is dan ook kennelijk ongegrond.

4.3 Met klachtonderdeel b) verwijt klager verweerster dat zij niet gereageerd zou hebben op schikkingsvoorstellen namens klager en daarmee de totstandkoming van een schikking heeft verhinderd. Met deze klacht miskent klager echter dat het niet verweerster maar de heer M. is, die moet beslissen over zijn medewerking aan een schikking. Verweerster heeft daarin slechts een adviserende rol. Niet is komen vast te staan dat verweerster niet gereageerd zou hebben op schikkingsvoorstellen. Ook overigens heeft klager niet gesteld dat verweerster in de onderhandelingen op tuchtrechtelijk laakbare wijze zou hebben gehandeld met als gevolg dat de heer M. het voorstel van klager afgewezen zou hebben. Dit klachtonderdeel is derhalve niet vast komen te staan en is naar het oordeel van de voorzitter dan ook kennelijk ongegrond.

4.4 Klachtonderdeel c) wordt, naar het oordeel van de voorzitter, evenmin gesteund door de feiten. Hoewel het klaagschrift aan de NMT zelf niet tot het door de voorzitter beoordeelde klachtdossier behoort, blijkt uit andere stukken dat verweerster uitdrukkelijk namens de heer M. een klacht heeft ingediend, althans heeft bedoeld in te dienen. Zo heeft verweerster in haar verzetdagvaarding aangekondigd dat de heer M. een klacht zal indienen, heeft het NMT aan klager geschreven dat het kantoor van verweerster een klacht tegen hem had ingediend "inzake" de heer M. en heeft verweerster ook nadien verduidelijkt dat het uitsluitend een klacht van de heer M. betreft. Klachtonderdeel c) is dan ook kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter van de raad van discipline verklaart de klacht in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 14 juni 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 14 juni 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.