ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2764 Raad van Discipline Amsterdam 12-122A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2764
Datum uitspraak: 22-05-2012
Datum publicatie: 31-05-2012
Zaaknummer(s): 12-122A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Dreigementen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing.

Beslissing van 22 mei 2012

in de zaak 12-122A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mevrouw mr.

advocaat te Amsterdam

verweerster

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 3 mei 2012 met kenmerk GJK/PK 1011-1020, door de raad ontvangen op 4 mei 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

Klager is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Verweerster staat daarin zijn ex-echtgenote bij. Naar aanleiding van een door verweerster bij een registeraccountant ingewonnen advies, heeft verweerster de advocaat van klager op 17 juni 2010 een voorstel tot afwikkeling van de echtscheiding gedaan. In dat voorstel heeft verweerster de financiële situatie van de huisartsenpraktijk van klager onjuist weergegeven, door de waarde van het praktijkpand dubbel te laten tellen. Nadat de advocaat van klager verweerster op deze fout heeft gewezen, heeft verweerster deze fout hersteld in haar brief van 16 juli 2010.

De advocaat van klager heeft zijn werkzaamheden voor klager vervolgens beëindigd, als gevolg waarvan (alleen) verweerster het echtscheidingsconvenant tussen partijen heeft geredigeerd. De rechtbank heeft op 16 februari 2011 de echtscheiding uitgesproken, waarna deze op 2 maart 2011 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

Na laatstgenoemde datum diende een aantal bepalingen van dit convenant te worden uitgevoerd. Nu klager niet meer werd bijgestaan door een advocaat, moest verweerster rechtstreeks in contact treden met klager ter zake de uitvoering van de bepalingen in het echtscheidingsconvenant. Klager en verweerster verschillen van mening over de wijze waarop deze bepalingen moeten worden uitgelegd en uitgevoerd. Dit heeft ertoe geleid dat verweerster op 8 juli 2011 en 24 juli 2011 namens haar cliënte incassomaatregelen via een deurwaarder in het vooruitzicht heeft gesteld.

Bij brief van 24 augustus 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

KLACHT

Klager verwijt verweerster dat zij:

a. samen met de door haar ingeschakelde registeraccountant feiten heeft geponeerd waarvan zij wist dat deze onjuist waren door bij het onderzoek naar de financiële situatie van zijn huisartsenpraktijk de waarde van het praktijkpand dubbel te laten tellen. Hierdoor was klager genoodzaakt zijn eigen accountant in te schakelen en dus extra kosten te maken;

b. bij de behartiging van de belangen van haar cliënte de belangen van klager onnodig en op onevenredige wijze heeft geschaad doordat zij bewust is afgeweken van het overeengekomen echtscheidingsconvenant, dat nota bene door verweerster is geredigeerd. Onder dreiging van het treffen van incassomaatregelen, waaronder het inschakelen van een deurwaarder, trachtte zij klager ertoe te bewegen deze onjuiste afspraken te volgen.

VERWEER

Verweerster acht de klacht ongegrond. Zij heeft ten aanzien van beide klachtonderdelen gemotiveerd verweer gevoerd, welk verweer zal worden behandeld bij de inhoudelijke beoordeling van de klachtonderdelen.

BEOORDELING

De voorzitter stelt voorop dat, nu de klacht is gericht tegen de advocaat van klagers wederpartij, heeft te gelden de door het hof van discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt.

Bedoelde vrijheid is echter niet onbegrensd. Deze kan onder meer worden ingeperkt, indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen is gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Met klachtonderdeel a beklaagt klager zich erover dat verweerster samen met de door haar ingeschakelde registeraccountant feiten heeft geponeerd waarvan zij wist dat deze onjuist waren door bij het onderzoek naar de financiële situatie van de huisartsenpraktijk van klager de waarde van het praktijkpand dubbel te laten tellen. Verweerster heeft erkend dat zij in het voorstel tot afwikkeling van de echtscheiding aan de advocaat van klager abusievelijk zowel de waarde van het woonhuis als de waarde van het praktijkpand heeft opgenomen, terwijl zij had kunnen zien dat het praktijkpand op de balans van de praktijk B.V. stond. Verweerster ontkent echter dit met opzet te hebben gedaan. Zij heeft voormelde vergissing direct rechtgezet nadat zij hierop werd gewezen door de advocaat van klager. De advisering door de registeraccountant had geen betrekking op de wijze waarop verweerster de waarde van het praktijkpand in haar berekening had opgenomen, aldus verweerster.

Naar het oordeel van de voorzitter heeft klager niet aannemelijk gemaakt dat verweerster met opzet in haar voorstel tot afwikkeling van de echtscheiding een foute weergave heeft gegeven van de financiële situatie van de huisartsenpraktijk van klager. Klager heeft voor deze stelling geen enkel bewijs aangedragen. Uit de stukken blijkt inderdaad dat verweerster de fout direct heeft rechtgezet nadat zij hierop door de advocaat van klager werd gewezen, zodat ervan dient te worden uitgegaan dat sprake is geweest van een vergissing. De voorzitter is van oordeel dat deze vergissing niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Klachtonderdeel a is kennelijk ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter als volgt. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerster de belangen van klager onnodig en op onevenredige wijze heeft geschaad doordat zij bewust zou zijn afgeweken van het overeengekomen echtscheidingsconvenant. De voorzitter merkt op dat verweerster en klager een geschil van inzicht hebben omtrent de uitleg van dat convenant. Verweerster behartigt daarbij de belangen van haar cliënte. Dat staat haar vrij. Klager beargumenteert  niet in welk opzicht die standpunten voor hem onnodig dan wel onredelijk schadelijk zouden zijn. Naar het oordeel van de voorzitter levert het innemen van die tegengestelde standpunten geen verwijtbaar handelen van verweerster op. Evenmin is in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerster valt te maken door incassomaatregelen via een deurwaarder in het vooruitzicht te stellen. Bovendien blijkt uit de stukken - hetgeen verweerster ook heeft gesteld - dat verweerster aan klager een opening heeft geboden deze incassomaatregelen te voorkomen. Van verwijtbaar handelen is geen sprake. Ook klachtonderdeel b is derhalve kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als

griffier op 22 mei 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 22 mei 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.