ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2761 Raad van Discipline Amsterdam 12-125A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2761
Datum uitspraak: 22-05-2012
Datum publicatie: 31-05-2012
Zaaknummer(s): 12-125A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht in alle onderdelen ongegrond.

Beslissing van 22 mei 2012

in de zaak 12-125A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 3 mei 2012 met kenmerk GK/JTH 1112-409, door de raad ontvangen op 4 mei 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

Klager verblijft in een penitentiaire inrichting (hierna “PI”) naar aanleiding van de ten uitvoerlegging van een tegen hem gewezen ontnemingvonnis op grond waarvan klager is gegijzeld. Verweerder heeft in eerste instantie klager bijgestaan in een procedure ex artikel 577b Sv ten einde bedoelde gijzeling te voorkomen. Dit verzoek is behandeld tijdens de vakantie van verweerder. Om die reden heeft mr. B., kantoorgenoot van verweerder, klager tijdens de zitting bijgestaan. Na afwijzing van bedoeld verzoek, is door verweerder een tweede verzoek ex artikel 577b Sv ingediend waarbij ondermeer is verzocht de executie van de gijzeling van klager op te schorten. Ook dit verzoek is afgewezen.

Bij brief van 17 januari 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

KLACHT

Klager verwijt verweerder dat hij:

a. ondeskundig is opgetreden. Zo heeft de advocaat-generaal verweerder tijdens de laatste zitting op de vingers getikt, omdat verweerder niet bepaald op de hoogte was van de gang van zaken;

b. klager pas kort voor de zittingen in kennis heeft gesteld van de opgestelde pleitnotities, als gevolg waarvan klager zich niet deugdelijk heeft kunnen voorbereiden op de zittingen. Ook mist(e) klager bepaalde stukken;

c. tijdens zijn vele vakanties niet heeft gezorgd voor deugdelijke waarneming;

d. een rommelige administratie en praktijkvoering erop nahoudt, als gevolg waarvan klager regelmatig gegevens moest doorgeven;

e. klager niet goed heeft geadviseerd over de vraag hoe de medische zorg in de PI zou verlopen.

VERWEER

Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Subsidiair acht verweerder alle klachtonderdelen ongegrond. Hij heeft ten aanzien van ieder klachtonderdeel gemotiveerd verweer gevoerd, welk verweer zo nodig zal worden behandeld bij de inhoudelijke beoordeling van de klachtonderdelen.

BEOORDELING

Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht, nu klager pas zeven maanden na de verleende rechtsbijstand de klacht heeft ingediend. Bij een beroep op de tijd die is verstreken sinds de feiten waarover wordt geklaagd, dienen van geval tot geval twee belangen te worden afgewogen, te weten: enerzijds het ten gunste van klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst; anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Dit beginsel houdt ondermeer in, kort gezegd, dat een advocaat zich niet na een als onredelijk te beschouwen lange tijd bij de deken en tuchtrechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds. Welke termijn met betrekking tot het niet-ontvankelijk verklaren wegens tijdsverloop moet worden aangehouden, kan niet op voorhand worden gezegd. De uitkomst van de hiervoor bedoelde afweging zal steeds van geval tot geval aan de hand van de omstandigheden worden bepaald.

De voorzitter is van oordeel dat een tijd van zeven maanden niet heeft te gelden als een onredelijk lange tijd waarna verweerder zich in het onderhavige geval dient te verantwoorden. Evenmin is gesteld of gebleken dat verweerder door het tijdsverloop in een nadeliger bewijspositie is gebracht. De voorzitter is derhalve van oordeel dat klager ontvankelijk is in zijn klacht.

Klachtonderdelen a tot en met d lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. De voorzitter stelt vast dat klager zich beklaagt over de eigen (voormalige) advocaat. De advocaat heeft een grote mate van vrijheid te bepalen op welke wijze hij de hem toevertrouwde belangen behartigt. De tuchtrechter kan klachten over de kwaliteit van dienstverlening van een advocaat slechts marginaal toetsen. Uitsluitend indien blijkt dat een advocaat in een zaak buitengewoon slordig en ondeskundig heeft gehandeld en het daarbij evident is dat er fouten zijn gemaakt, zal de tuchtrechter kunnen ingrijpen. De voorzitter zal het optreden van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

De voorzitter is van oordeel dat klachtonderdelen a tot en met d geen steun vinden in de feiten. Zo blijkt niet uit de stukken dat verweerder ondeskundig is opgetreden, dan wel te kort zou zijn geschoten in de verleende  bijstand. Dat de advocaat-generaal heeft gesteld dat klager niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard in zijn verzoek ex artikel 577b Sv, brengt nog niet met zich dat verweerder ondeskundig is opgetreden. Voormelde stelling van de advocaat-generaal is bovendien niet door het hof gevolgd. Evenmin is gebleken dat verweerder stukken te laat aan klager zou hebben verstrekt, laat staan dat bepaalde stukken ontbraken. Deze beweringen worden door klager in het geheel niet aannemelijk gemaakt. Bovendien is niet gebleken van gebrek aan deugdelijke waarneming tijdens vakantie(s) van verweerder; van ondeugdelijke kantooradministratie evenmin. Voor deze stelling wordt geen enkel bewijs aangedragen. Op grond van het voorgaande is niet gebleken dat verweerder de bovengenoemde norm zou hebben overschreden. Klachtonderdelen a tot en met d zijn kennelijk ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel e oordeelt de voorzitter als volgt. Klager is/was herstellende van een zware operatie. Klager verwijt verweerder dat hij in dat verband niet goed heeft geadviseerd over de vraag hoe de medische zorg in de PI zou verlopen. Verweerder heeft echter met stukken aannemelijk gemaakt dat de medische situatie van klager in de PI niet onder de door verweerder verleende rechtsbijstand viel. Immers, (de broer van) klager wenste niet voor die bemoeienissen te betalen. Ondanks die wetenschap heeft verweerder klager geadviseerd te bevorderen dat de behandelend specialist van klager contact zou opnemen met de medische dienst van de PI. Klager heeft voorts informatie opgevraagd en overleg gevoerd met de medische dienst van de PI waaruit bleek dat bedoeld contact was gelegd. Nu de voorzitter van oordeel is dat (i) de advocaat (in beginsel) niet degene is die in het gevang de medische zorg van een cliënt dient te organiseren en (ii) verweerder bovendien aannemelijk heeft gemaakt dat ook in dit geval die zorg niet onder zijn verleende rechtsbijstand viel, is ook klachtonderdeel e kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

 Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als

griffier op 22 mei 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 22 mei 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.