ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2721 Raad van Discipline Amsterdam 11-286H

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2721
Datum uitspraak: 23-05-2012
Datum publicatie: 24-05-2012
Zaaknummer(s): 11-286H
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Zorgplicht voor cliënt, kwaliteit dienstverlening. Geen contact over stukken die cliënt in geding wil brengen. Geen poging verzuim te herstellen. Klacht gegrond

Beslissing van 23 mei 2012

in de zaak    11-286 H

naar aanleiding van de klacht van:

Mevrouw

p/a Gemachtigde mr

klaagster

tegen:

De heer mr.

advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 5 oktober 2011, door de raad ontvangen op

6 oktober 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad te Amsterdam op 21 maart 2012. Klaagster is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, mr M. Zwennes, advocaat te Amsterdam. Verweerder is in persoon verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1. bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 17 in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan: 

2.1 Klaagster heeft een woning gekocht van Y. Na de levering heeft klaagster de woning (visueel) laten keuren. In het keuringsrapport werd een groot aantal gebreken aan de woning geconstateerd. Klaagster heeft zich gewend tot verweerder die een procedure entameerde teneinde schadevergoeding te krijgen van Y.

2.2 Per brief  van 12 november 2010 liet verweerder aan klaagster weten dat de comparitie van partijen in de procedure tegen Y plaats zou vinden op 17 januari 2011. Op 7 december 2010 heeft klaagster diverse stukken, die haar standpunt in de procedure dienden te onderbouwen, afgeleverd op het kantoor van verweerder. Op 6 januari 2011 vernam klaagster van het secretariaat van verweerder dat de stukken niet waren opgestuurd aan de rechtbank. Op 10 januari 2011 vond een bespreking plaats met verweerder waarbij de kwestie van het niet indienen van de produkties aan de orde is gekomen. Verweerder heeft de stukken niet alsnog in geding gebracht.

2.3 Uit het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 17 januari 2011 blijkt niet dat verweerder kenbaar heeft gemaakt dat door een abuis op zijn kantoor geen nadere produkties waren ingediend, noch heeft verweerder kenbaar gemaakt dat door middel van één of meer van die produkties nader bewijs kon worden geleverd. Wel heeft verweerder getuigenbewijs aangeboden.

2.4 De rechtbank Haarlem heeft op 9 februari 2011 vonnis gewezen in de zaak tussen klaagster en Y. Daarbij is de vordering van klaagster afgewezen.

2.5 Na het vonnis heeft klaagster een andere advocaat ingeschakeld, die voor haar appèl heeft ingesteld. In die zaak is nog geen uitspraak gedaan.

3 KLACHT

3.1 De klacht tegen verweerder houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder verzuimd heeft (tijdig) de door klaagster op het kantoor ingeleverde stukken als produkties in de procedure bij de rechtbank in te dienen.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht houdt in de kern in dat het standpunt van klaagster niet met de door haar gewenste bewijsstukken aan de rechter is toegelicht en heeft derhalve betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening.

4.2 De raad stelt voorop dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan. Indien de cliënt bepaalde feiten in de procedure wil bewijzen door het in geding brengen van produkties, dan mag van de advocaat worden verwacht dat hij kennis neemt van door de cliënt met het oog daarop aangereikte stukken. Hetzij brengt hij vervolgens die producties of een relevante selectie daarvan in geding, hetzij maakt de advocaat aan de cliënt duidelijk waarom het in geding brengen van die of bepaalde producties naar zijn inschatting geen zin heeft.

4.3 Verweerder erkent dat klaagster hem tijdig - waarmee wordt bedoeld: ruim voor de door de rechtbank gestelde termijn -  stukken heeft aangeleverd die zij ter onderbouwing van haar standpunt in het geding gebracht wenste te zien en dat hij die niet heeft ingediend bij de rechtbank met het oog op de zitting van 17 januari 2011. Verweerder heeft aangevoerd dat hij de relevantie van die stukken niet heeft ingezien. Dit verweer neemt echter niet weg dat verweerder niet (tijdig) met klaagster over (de relevantie van) de stukken heeft gecommuniceerd, zodat bij klaagster de indruk kon ontstaan dat alle producties tijdig in geding zouden worden gebracht. De kwestie van de indiening van de produkties is pas op 10 januari 2011 (één week voor de zitting) aan de orde gekomen bij een persoonlijke bespreking.

4.4 De raad is van oordeel dat verweerder een tuchtrechtelijk verwijt treft. Of het in geding brengen van de betreffende produkties wel of niet tot een andere wending in de procedure zou hebben geleid, kan in het midden blijven. Van verweerder mag worden verwacht dat hij adequaat reageert als klaagster stukken, die volgens haar tot bewijs van bepaalde stellingen moeten dienen, aanlevert. Verweerder zou adequaat hebben gereageerd als hij de stukken, danwel een selectie daarvan, tijdig in geding had gebracht (indien hij dat met het oog op de kans van slagen zinvol achtte); danwel had verweerder aan klaagster moeten laten weten dat hij het in geding brengen van één of meer van de stukken niet zinvol vond.

4.5 Verweerder heeft na de bespreking van 10 januari 2011 niet alsnog getracht één of meer van de stukken in geding te brengen, terwijl niet valt uit te sluiten dat de rechter die stukken, gezien de aarde en omvang ervan, zou hebben geaccepteerd. De raad betrekt dan ook bij zijn oordeel dat verweerder niet getracht heeft zijn verzuim te herstellen. De kwaliteit van de dienstverlening is, alle omstandigheden overziende, onvoldoende geweest.

5 MAATREGEL

5.1 De raad ziet aanleiding de maatregel van waarschuwing op te leggen. Daarbij wordt rekening gehouden met het feit dat verweerder te kennen geeft in te zien dat hij onjuist heeft gehandeld.

  BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht gegrond.

De raad legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. M. Pannevis, H.B. de Regt, M.W. Schüller, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr.  M.A. Hupkes als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 mei 2012.

griffier    voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 23 mei 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem    

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl