ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2571 Raad van Discipline Amsterdam 12-051Alk

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2571
Datum uitspraak: 12-03-2012
Datum publicatie: 27-03-2012
Zaaknummer(s): 12-051Alk
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Regels die betrekking hebben op de juridische strijd
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht dat advocaat wederpartij gedragsregel 18 heeft geschonden kennelijk ongegrond.

Beslissing van 12 maart 2012

in de zaak 12-051Alk

naar aanleiding van de klacht van:

de heer mr.

klager

tegen:

mevrouw mr.

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar van 22 februari 2012, door de raad ontvangen op 23 februari 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

In een procedure ter zake de verdeling en verkoop van de echtelijke woning staat klager de vrouw bij. De vrouw laat zich in de eveneens aanhangige echtscheidingsprocedure tegen de man bijstaan door een andere advocaat, mr. A.

Verweerster treedt in beide procedures op voor de man.

Op 5 augustus 2011 heeft een viergesprek plaatsgevonden, waarbij mr. A en de vrouw enerzijds en verweerster en de man anderzijds aanwezig waren. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op initiatief van de vrouw. Mr. A heeft verweerster schriftelijk voorgesteld bij elkaar te komen. In een e-mail van 3 augustus 2011 heeft mr. A als een van de agendapunten voor het gesprek de stand van zaken met betrekking tot de door de vrouw gewenste verkoop van de echtelijke woning voorgesteld. In reactie hierop heeft verweerster mr. A per e-mail van 4 augustus 2011 bericht dat de man onder meer de verkoopstrategie met betrekking tot de echtelijke woning en beëindiging van de procedure tot verdeling c.q. verkoop van de woning wenste te bespreken. Verweerster heeft aan het slot van de e-mail vermeld:

"Ik vroeg mij nog af of [klager] op de hoogte is van deze bespreking en zo mogelijk ook bereikbaar is? Er zijn immers ook gespreksonderwerpen die nauw samenhangen met de procedure die door hem in Zutphen wordt gevoerd. Nu cliënt streeft naar een totaal oplossing, waarmee alle geschilpunten uit de wereld zijn, kunnen de kwesties die [klager] behandelt niet apart worden gehouden."

Van het viergesprek is een verslag opgemaakt. In het verslag is ten aanzien van de echtelijke woning het volgende vermeld:

"2. Echtelijke woning

Afgesproken is dat de echtelijke woning verkocht zal worden. Opdracht wordt verleend aan [makelaar] in Apeldoorn. De courtage die hij zal ontvangen moet nog worden uitonderhandeld. De vraagprijs zal zijn € 980.000. Intentie is de woning binnen 1 ½ jaar te verkopen. Wanneer de woning niet is verkocht zal de vraagprijs na 6 maanden met € 45.000 dalen. Partijen maken onderling afspraken voor het bezoek aan de makelaar.

[De man] wenst de betaling van de hypothecaire rente van de echtelijke woning te stoppen vanaf 1 januari 2012. (…)

Met [klager] wordt contact opgenomen door [de vrouw] om te bezien of met de bovengenoemde afspraken de procedure inzake de verkoop kan worden stopgezet."

De afspraak met de man heeft niet geleid tot minnelijke beëindiging van de procedure inzake de verkoop van de woning. Klager heeft die procedure voor de vrouw uitgeprocedeerd.

KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in art. 46 Advocatenwet doordat zij, ondanks het feit dat zij ervan op de hoogte was dat klager de belangen van de vrouw behartigde in de procedure rond de echtelijke woning, zonder zijn voorafgaande toestemming en zonder hem daarvan tevoren op de hoogte te stellen niet alleen rechtstreeks met cliënte heeft gesproken over de echtelijke woning, maar hierover ook afspraken heeft gemaakt.

Klager stelt in dit verband dat verweerster gedragsregel 18 heeft overtreden. Klager stelt voorts dat verweerster bekend was met de tegenstrijdigheid van belangen bij de woning tussen de vrouw en haar cliënt. Klager stoort zich aan het feit dat verweerster, hoewel zij door hem op haar gedragingen is aangesproken, blijft volharden in haar mening niet laakbaar te hebben gehandeld.

BEOORDELING

Gedragsregel 18 bepaalt dat een advocaat die zich in verbinding wil stellen met een wederpartij, van wie hij weet dat deze wordt bijgestaan door een advocaat, dit slechts doet door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze hem toestemming geeft om zich rechtstreeks tot diens cliënt te wenden. Dit geldt eveneens wanneer de wederpartij zich rechtstreeks tot hem wendt.

Klagers verwijt dat verweerster voornoemde gedragsregel heeft geschonden en daardoor tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, mist feitelijke grondslag.

Zoals verweerster heeft aangevoerd en uit de door haar overgelegde correspondentie onomstotelijk blijkt, heeft verweerster de vrouw niet op eigen initiatief benaderd, maar is zij ingegaan op een uitnodiging van de vrouw om in overleg te treden. Deze uitnodiging heeft de vrouw bovendien niet rechtstreeks aan verweerster gericht, maar met tussenkomst van mr. A, de advocaat die de vrouw in de echtscheidingsprocedure bijstond. Dat de vrouw zich bij het gesprek kennelijk uitsluitend wenste te laten bijstaan door mr. A. en niet door klager, staat ter vrije keuze van de vrouw en regardeert verweerster niet. In dit verband verdient opmerking dat de norm die is neergelegd in gedragsregel 18 beoogt te voorkomen dat een wederpartij op onjuiste wijze wordt beïnvloed, dan wel diens belangen in het gedrang komen. Een dergelijke ongeoorloofde beïnvloeding is in casu niet aan de orde, nu de vrouw zich in ieder geval door een van haar advocaten liet bijstaan. Gelet op het voorgaande mist het verwijt van klager dat verweerster gedragsregel 18 heeft overtreden iedere grond.

Ook overigens biedt het klachtdossier geen enkel aanknopingspunt voor het oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

De voorzitter stelt op grond van de stukken in het klachtdossier vast dat de verkoop van de echtelijke woning op verzoek van de vrouw en mr. A op de agenda is gezet. De voorzitter vermag dan ook niet in te zien dat verweerster zich niettemin had moeten onthouden van bespreking van dit onderwerp dan wel van het maken van afspraken hierover. Dit geldt te meer daar het in het belang van verweersters cliënt was hierover tot een oplossing met klagers cliënt te komen.

Overigens heeft verweerster zich blijkens haar e-mail van 4 augustus 2011 rekenschap gegeven van het feit dat tijdens het gesprek onderwerpen aan de orde zouden komen die onderwerp van geschil waren in de procedure, waarin de vrouw zich door klager liet bijstaan. Ook de tijdens het viergesprek gemaakte en in het verslag neergelegde afspraak dat met klager contact zou worden opgenomen om te bezien of, gelet op de uitkomst van het gesprek, de procedure met betrekking tot de verkoop van de woning zou kunnen worden ingetrokken, geeft er blijk van dat verweerster heeft onderkend dat klager voor de vrouw optrad in de procedure ter zake de verkoop van de woning en dat zij klager niet wenste te passeren.

De voorzitter ontgaat voorts de relevantie van klagers opmerking dat verweerster bekend was met het feit dat de man en de vrouw tegenstrijdige belangen hadden ter zake de verkoop van de woning. Verweerster trad immers uitsluitend op voor de man, terwijl de vrouw zich tijdens het gesprek liet bijstaan door mr. A. Klager gaat er bovendien aan voorbij dat de man tijdens het gesprek zonder nadere voorwaarden zijn verzet heeft opgegeven tegen de door klager namens de vrouw gevorderde verkoop van de echtelijke woning, waardoor de uitkomst van het gesprek gunstig was voor de vrouw. Ook het verwijt van klager, dat verweerster blijft volharden in haar mening niet laakbaar te hebben gehandeld is derhalve ongegrond, nu in verweersters handelen niets laakbaars valt te bespeuren.

Tot slot merkt de voorzitter het volgende op. De voorzitter heeft zich er niet alleen ten zeerste over verbaasd dat klager de deken met deze volstrekt ongefundeerde klacht heeft lastig gevallen, maar dat hij zelfs, na kennisname van de overtuigende argumenten van verweerster, om doorzending van het klachtdossier naar de raad heeft verzocht, zonder in te gaan op de uitnodiging voor een bemiddelingsgesprek bij de deken. Dit alles staat naar het oordeel van de voorzitter op gespannen voet met gedragsregel 17, die advocaten oproept te streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen.

Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de klacht, met toepassing van art. 46g Advocatenwet, als kennelijk ongegrond moet worden afgewezen.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier op 12 maart 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 12 maart 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.