ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2543 Raad van Discipline Amsterdam 11-198H

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2543
Datum uitspraak: 20-03-2012
Datum publicatie: 20-03-2012
Zaaknummer(s): 11-198H
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Gegronde klacht tegen een advocaat die zich na beëindiging van een vriendschappelijke en zakelijke relatie met zijn cliënt onnodig grievend tegen die cliënt uitliet. Enkele waarschuwing.

Beslissing van 20 maart 2012

in de zaak 11-198H

naar aanleiding van de klacht van:

De heer

klager

tegen:

mr.

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 21 juni 2011 met kenmerk td/md/171, door de raad ontvangen op 22 juni 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 januari 2012 in aanwezigheid van klager. Verweerder is, hoewel deugdelijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- De hiervoor genoemde brief aan de raad van 21 juni 2011 met de stukken 1 t/m 23 zoals die zijn genoemd op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Tussen klager en verweerder bestond een vriendschappelijke relatie en later is verweerder klager als advocaat gaan bijstaan.

2.2 Op 28 juli 2009 heeft verweerder aan klager een brief geschreven met de volgende tekst: “Zoals besproken inzake het hoger beroep tegen het afwijzend kort geding zend ik je hierdoor mijn factuur met nummer 09.07.022 betreffende het vast honorarium ad € 3.500,-- exclusief overhead, BTW en de zogenaamde verschotten. In verband met je financiële situatie spraken wij voorts af dat de factuur bij de beëindiging van mijn werkzaamheden opeisbaar is en wordt voldaan in de hoop en verwachting dat de procedure dan met goed gevolg zal zijn afgerond.”

2.3 Op 20 september 2010 heeft klager aan verweerder per e-mail het volgende geschreven: “Je hebt je tijdens de visttocht op diverse punten richting mij zo onbeschoft gedragen dat ik afzie van verder persoonlijk contact in privesfeer. Ik voel mij ook niet geroepen om het uit te leggen, het feit dat je niet eens weet wat er speelde geeft mij aan dat overleg hierover zinloos is. Bellen of mailen hierover is dus net zo zinloos. Voor wat betreft het zakelijk contact graag alleen per email tenzij niet anders kan”. Per e-mail van dezelfde datum heeft verweerder daarop gereageerd en aan klager, onder meer, het volgende geschreven: “Ik weet op dit moment, nu jij de kaarten op deze wijze neerlegt, niet goed hoe de zakelijke samenwerking en afspraken verder kunnen gaan. Gelukkig realiseer jij je dat het, in de zaak [V.], kort dag is. Je hebt dus nog even - 10 dagen - de tijd.”

2.4 Partijen hebben vervolgens nader overleg gehad en gecorrespondeerd waarna verweerder aan klager per e-mail op 20 september 2010 het volgende heeft geschreven: “De opmerking “Ah leuk. Je weet dus kennelijk waar de schoen wringt.”, geeft aanleiding het zakelijk contact te verbreken. Het is niet de wijze waarop een advocaat & client optimaal samenwerken. Dit werkt zo niet; het is onprofessioneel en een nichterige natrap. Het is beter dat je een andere advocaat zoekt en wij met elkaar afrekenen.”

2.5 Eveneens op 20 september 2010 heeft klager per e-mail aan verweerder gereageerd op de beëindiging van de zakelijke relatie. Klager heeft onder meer het volgende geschreven: “Ondanks de hervatting van de samenwerking deze morgen geef je vanmiddag toch te kennen werderom van standpunt te zijn gewijzigd en de wederzijdse samenwerking eenzijdig en wel per direct op te willen zeggen. (…) Ik wil hierbij wel aangeven dat ik het uitdrukkelijk niet eens ben met jou eenzijdige wens (waar ik noodgedwongen aan moet toe geven) de samenwerking te stoppen temeer ook daar je dit stopzetten, naar mijn mening, uit rancuneuze overwegingen gemaakt hebt. Wetende dat jouw terugtrekking als mijn advocaat in de zaak [V.] serieuze gevolgen heeft op de afloop van deze zaak en jij op die manier onze vriendschappelijk relatie naar je hand wilde zetten.”

2.6 Op 20 september 2010 hebben verweerder en klager ook diverse sms-berichten aan elkaar gestuurd. Verweerder heeft in de middag het volgende aan klager geschreven: “Ik ben bereid, totdat je een nieuwe advocaat hebt, correctheidshalve tussentijdse nieuwe berichten van de Rechtbank, bijvoorbeeld over uitstel, aan je door te geleiden”. Verweerder heeft daarnaast in de avond, onder meer, het volgende aan klager geschreven: “Kleuter!”, “Huil toch niet joh, pisnicht en vermoord me zoals je hebt beloofd met je grote bakkes, vuile leugenaar” en  “Je bent echt volslagen gek en hulpbehoevend”.

2.7 Klager heeft vervolgens een andere advocaat in de arm genomen en verzocht om overdracht van zijn procesdossier. Na bemiddeling door de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem heeft verweerder het procesdossier overgedragen aan de opvolgende advocaat van klager.

2.8 Verweerder heeft op woensdag 13 oktober 2010 ten aanzien van klager aangifte gedaan bij de Regiopolitie Kennemerland ter zake bedreiging en valsheid in geschrifte. Klager heeft op woensdag 19 januari 2011 ten aanzien van verweerder aangifte gedaan bij de Regiopolitie Kennemerland ter zake bedreiging. De aangifte betrof verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder de opdracht tot dienstverlening met onmiddellijke ingang heeft beëindigd en de processtukken onder zich heeft gehouden;

b) verweerder, na het beëindigen van de dienstverlening, klager herhaaldelijk onheus heeft bejegend;

c) verweerder valselijk bij de politie aangifte heeft gedaan van strafbare feiten en verweerder klager onder druk heeft gezet om openstaande declaraties te betalen met de waarschuwing dat een deurwaarder zou worden ingeschakeld en dat tot beslaglegging zou worden overgegaan;

d) verweerder een no cure no pay afspraak heeft gemaakt met klager;

e) verweerder te hoge bedragen in rekening brengt en de door hem aan klager gezonden facturen niet heeft voorzien van een behoorlijke kostenberekening.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 De raad overweegt dat het een advocaat in beginsel vrij staat om zijn werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. Wel dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt.

4.2 De raad oordeelt dat het verweerder vrij stond zijn werkzaamheden te beëindigen en dat hij daartoe, gelet op de verbroken vriendschap en de wijze waarop klager en verweerder daarover op 20 september 2010 (zoals hierboven beschreven bij 2.3) met elkaar correspondeerden, wellicht zelfs verplicht was. Het moment van de beëindiging, 10 dagen voordat een zitting zou plaatsvinden, was ongelukkig maar dat neemt niet weg dat verweerder zijn besluit tijdig, namelijk op dezelfde dag dat de reden voor de beëindiging ontstond, aan klager heeft meegedeeld. Verweerder heeft bovendien aangeboden om berichten van de rechtbank, bijvoorbeeld over uitstel, aan klager door te geleiden totdat klager een nieuwe advocaat zou hebben gevonden. Het beëindigen van de werkzaamheden door verweerder was dus naar het oordeel van de raad op zichzelf niet tuchtrechtelijk verwijtbaar en klachtonderdeel a) is daarom, voor het gedeelte dat betrekking heeft op het moment van de beëindiging, ongegrond.

4.3 Het handelen van verweerder nadat hij zijn werkzaamheden heeft beëindigd is echter naar het oordeel van de raad wel tuchtrechtelijk verwijtbaar. Tussen klager en diens wederpartij was een procedure aanhangig en kort nadat verweerder zijn werkzaamheden beëindigde zou een zitting plaatsvinden in die zaak. Desondanks heeft verweerder geweigerd de processtukken in die zaak aan de opvolgende advocaat van klager over te dragen. Pas na bemiddeling door de deken heeft verweerder alsnog de processtukken overgedragen. Uit de brief van verweerder van 5 november 2010 aan de deken (pagina 38 van het dossier) lijkt te volgen dat verweerder zich ter zake op zijn retentierecht heeft beroepen. Bij de beoordeling van dat verweer dient voorop te worden gesteld dat gedragsregel 27 lid 4 voor advocaten bepaalt dat de advocaat behoedzaam gebruik dient te maken van een hem toekomend retentierecht. De raad is van oordeel dat verweerder, nog los van de vraag of hem enig retentierecht toekwam, onvoldoende behoedzaam van dat recht gebruik heeft gemaakt door processtukken onder zich te houden tijdens een lopende procedure terwijl spoedig een zitting in die procedure zou plaatsvinden. Klachtonderdeel a) is daarom voor dat gedeelte gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.4 De raad overweegt dat het in het belang is van een goede beroepsuitoefening dat advocaten zich onthouden van uitlatingen die als onnodig kwetsend of grievend moeten worden aangemerkt. De uitlatingen van verweerder jegens klager als hiervoor onder 2.6 opgenomen zijn naar het oordeel van de raad onnodig grievend, zelfs als juist is dat klager verweerder heeft bedreigd. Dit klachtonderdeel is daarom gegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.5 Ten aanzien van de door verweerder gedane aangifte van bedreiging en valsheid in geschrifte oordeelt de raad dat de door klager gestelde valsheid van die aangifte niet is komen vast te staan.

4.6 Voorts geldt dat het een advocaat is toegestaan om vorderingen op zijn cliënt te incasseren. De raad oordeelt dat niet is gebleken dat verweerder zich in dat verband onbetamelijk heeft gedragen, ook niet als hij zou hebben aangekondigd (rechts)maatregelen ter incasso te treffen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

4.7 Klager heeft aangevoerd dat hij met verweerder een betaling op basis van “no cure no pay” heeft afgesproken. Vast staat echter dat verweerder per brief van 28 juli 2009 aan klager heeft geschreven dat zij hadden afgesproken dat voor het hoger beroep tegen het afwijzend kort geding een vast honorarium van € 3.500,-- exclusief overhead, BTW en verschotten zou gelden. Een vast honorarium is iets anders dan een honorarium op basis van “no cure no pay”. Ook de toevoeging in de brief dat de factuur zou worden voldaan “in de hoop en verwachting dat de procedure dan met goed gevolg zal zijn afgerond”, maakt nog niet dat sprake is van “no cure no pay”. Het had het naar het oordeel van de raad op de weg van klager gelegen om een anders luidende afspraak aan te tonen. Dat heeft klager nagelaten. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

4.8 Hoewel de tuchtrechter niet bevoegd is om declaratiegeschillen te beslechten, dient deze wel te beoordelen of er sprake is van excessief declareren. Daarvan is echter naar het oordeel van de raad niet gebleken.

4.9 Klager heeft tevens geklaagd over het ontbreken van een behoorlijke kostenberekening bij de aan hem gezonden facturen. De raad overweegt in dat verband dat gedragsregel 25 lid 4 voor advocaten bepaalt dat een declaratie aldus wordt ingericht dat de cliënt daaruit kan zien hoeveel wordt gerekend voor salaris, verschotten en omzetbelasting. Naar het oordeel van de raad voldoen de door verweerder gestuurde facturen aan die norm. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

5 MAATREGEL

5.1 De raad heeft twee klachtonderdelen gegrond bevonden. Dat betekent in dit geval dat verweerder een maatregel zal worden opgelegd. De raad acht de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden. 

 BESLISSING

De raad van discipline:

-  verklaart klachtonderdeel a) gedeeltelijk gegrond en klachtonderdeel b) gegrond;

-  verklaart klachtonderdeel a) gedeeltelijk ongegrond en de klachtonderdelen c), d) en e) ongegrond; en

- legt aan verweerder op de maatregel van een enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. P.W.M. Huisman, G.J.W. Pulles, M. Ynzonides, A.M. Vogelzang, leden, bijgestaan door mr. R.A. Veldman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 maart 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 20 maart 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem  

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan voor wat betreft de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl