ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2542 Raad van Discipline Amsterdam 11-204A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2542
Datum uitspraak: 20-03-2012
Datum publicatie: 20-03-2012
Zaaknummer(s): 11-204A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetzaak. Klacht over onvoldoende bijstand door de eigen advocaat. Geen kennelijk onjuist optreden van de advocaat. Verzet ongegrond.

Beslissing van 20 maart 2012

in de zaak 11-204A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 21 juli 2011 op de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

mr.

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 23 juni 2011 met kenmerk GK/YH, door de raad ontvangen op 24 juni 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 21 juli 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 21 juli 2011 is verzonden aan klaagster.

1.3 Bij brief van 1 augustus 2011, door de raad ontvangen op 2 augustus 2011, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 11 januari 2012 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

 de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzetschrift van klager d.d. 1 augustus 2011 met de daarin genoemde bijlagen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klaagster heeft zich eind 2009 tot verweerder gewend voor rechtsbijstand in verband met haar bezwaren tegen de jaarafrekening van NUON. Verweerder heeft klaagster bij brief van 9 november 2009 een opdrachtbevestiging gestuurd. Verweerder heeft vervolgens op verzoek van klaagster met NUON gecorrespondeerd. Daarbij heeft verweerder ook bij NUON bezwaar gemaakt tegen aan klaagster in rekening gebrachte incassokosten.

2.2 Naar aanleiding van de van NUON ontvangen toelichting op de jaarafrekening heeft verweerder klaagster bij e-mail van 22 maart 2010 laten weten het niet verstandig te vinden om een procedure te beginnen, gelet op het belang van de zaak en het risico van een proceskostenveroordeling ten nadele van klaagster.  Verweerder heeft klaagster verzocht telefonisch contact op te nemen om de toelichting van NUON met haar door te nemen.

2.3 Bij brief van 24 maart 2010 heeft klaagster aan verweerder laten weten op welke punten NUON volgens haar geen gelijk heeft, met als conclusie dat die punten redenen zijn om te procederen. Naar aanleiding van die brief heeft verweerder bij brief van 8 april 2010 toegelicht waarom hij de kansen van klaagster in een procedure tegen NUON uiterst gering acht. Verweerder heeft aan het slot van de brief meegedeeld de zaak niet verder in behandeling te nemen.

2.4 Bij brief van 7 februari 2011 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder heeft geweigerd haar te helpen met haar problemen met NUON;

b) verweerder zijn werkzaamheden op onzorgvuldige wijze heeft neergelegd; en

c) verweerder niet heeft gereageerd op klachtbrieven van klaagster van 21 mei 2010 aan het kantoor van verweerder en van 13 september 2010 aan de klachtenfunctionaris van dat kantoor.

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerder wel degelijk heeft geweigerd om klaagster bij te staan omdat haar, mede vanwege het door klaagster ingediende bezwaar tegen de jaarafrekening, ten onrechte incassokosten waren opgelegd en dus wel degelijk kans op een succesvolle procedure tegen NUON bestond. Om die reden heeft de plaatsvervangend voorzitter de klachten a) en b) ten onrechte kennelijk ongegrond verklaard.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat hij naar de door NUON verstrekte betalingsgegevens heeft gekeken en heeft geconstateerd dat de incassokosten te maken hadden met te late betalingen en dat die te late betalingen, voor zover verweerder zich kan herinneren, plaats hadden gevonden voordat klaagster haar bezwaar bij NUON had ingediend. Verweerder heeft tevens aangevoerd zich te kunnen herinneren dat de incassokosten betrekking hadden op andere betalingen dan die klaagster op grond van de jaarafrekening verschuldigd was.

5 BEOORDELING

5.1 De raad stelt voor de beoordeling van het verzet - met de plaatsvervangend voorzitter - voorop dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen in het algemeen pas sprake is als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.2 De raad is, mede gelet op het door verweerder gevoerde verweer, van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat NUON ten onrechte aanspraak heeft gemaakt op de betaling van incassokosten. Klaagster heeft geen concrete stukken (zoals de jaarafrekening, het door klaagster ingediende bezwaar, een specificatie van in rekening gebrachte incassokosten en brieven van NUON) overgelegd waaruit dat blijkt. Dat had, mede gelet op het verweer van verweerder, wel op de weg van klaagster gelegen.

5.3 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht, en moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. P.W.M. Huisman, G.J.W. Pulles, M. Ynzonides, A.M. Vogelzang, leden, bijgestaan door mr. R.A. Veldman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 maart 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 20 maart 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam    

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.