ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0330 Accountantskamer Zwolle 12/1213 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0330
Datum uitspraak: 30-11-2012
Datum publicatie: 30-11-2012
Zaaknummer(s): 12/1213 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met berisping
  • Klacht gegrond met geldboete
Inhoudsindicatie: PE, 77 punten tekort.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra)

v an 30 november 2012 in de zaak met nummer 12/1213 Wtra AK van

de voorzitter van de NEDERLANDSE ORDE van ACCOUNTANTS-ADMINISTRATIECONSULENTEN (NOvAA) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A G E R ,

raadsvrouw: mr. M.L. Batting,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van:

-          het op 18 juni 2012 ingekomen klaagschrift van 15 juni 2012, met bijlagen;

-          het op 13 juli 2012 ingekomen verweerschrift van 12 juli 2012.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de Accountantskamer van 31 augustus 2012, waar aan de zijde van klager aanwezig waren: diens raadsvrouw mr. R.L. Herregodts, advocaat te ’s-Gravenhage, vergezeld van de heer A. Werring, hoofd toezicht en kwaliteit bij de Nederlandse Beroepsorganisatie voor Accountants, tevens vertegenwoordiger van de voorzitter en plaatsvervangend secretaris van de Raad van Toezicht beroepsuitoefening accountants-administratieconsulenten (de Raad).

Betrokkene is op deze zitting, zoals aangekondigd in zijn verweerschrift, niet verschenen.

1.3 Klager heeft op de zitting zijn standpunt doen toelichten en doen antwoorden op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is ingeschreven in het accountantsregister van de NOvAA en werkzaam als openbaar accountant-administratieconsulent te [plaats].

2.2 Op 11 november 2011 heeft een toetsing als bedoeld in artikel 3 van de Verordening op de periodieke preventieve toetsing (VPPT) plaatsgevonden van de accountantspraktijk van betrokkene. De toetsers zijn bij de toetsing tot het oordeel gekomen dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing niet voldeed en hebben geconstateerd dat betrokkene niet aan zijn PE-verplichting had voldaan. Het toetsingsverslag is bij brief van 8 december 2011 aan betrokkene gezonden.

2.3 Bij brief van 2 januari 2012 heeft betrokkene de Raad bericht dat hij niet aan zijn PE-verplichting had voldaan omdat hij veel tijd en geld had moeten investeren aan een geschil met een voormalig cliënt. Daarnaast speelden nog andere (privé)omstandigheden een rol als oorzaak van het niet behalen van het vereiste aantal PE-punten.

2.4 Bij brief van 23 januari 2012 heeft de Raad betrokkene bericht dat de termijn voor het toezenden van het eindoordeel met zes weken is verlengd. Bij brief van 21 februari 2012 heeft de Raad betrokkene bericht dat na verloop van één jaar een aanvullende toetsing zal worden uitgevoerd en voorts, dat wat betreft het niet naleven van de PE-verplichting een klacht zal worden ingediend. Daarbij heeft de Raad vermeld in de door betrokkene aangevoerde redenen geen aanleiding te zien daarvan af te zien.

2.5 Bij brief van 11 april 2012 heeft de Raad betrokkene verzocht een overzicht van zijn PE-registratie toe te zenden. Betrokkene heeft aan dat verzoek per mailbericht van 19 april 2012 voldaan. Uit dat overzicht blijkt dat betrokkene in de periode 2007-2009 43 uren aan permanente educatie heeft besteed.

3. De klacht

3.1 De klacht omvat twee onderdelen, te weten dat betrokkene:

-          niet heeft voldaan aan de verplichting in een periode van drie kalenderjaren, van 2007 tot 2009, minimaal 120 PE-punten te behalen en

-          niet heeft voldaan aan de verplichting in elk kalenderjaar minimaal 20 PE-punten te behalen,

zulks telkens in strijd met artikel 3, eerste lid, van de Nadere voorschriften permanente educatie (AA’s) (hierna: NVPE).

3.2 Betrokkene heeft zich volgens klager aldus niet gehouden aan het fundamentele beginsel ‘deskundigheid en zorgvuldigheid’ als bedoeld in artikel A-100.4 onder c. van de Verordening gedragscode (AA’s) (hierna: VGC).

4. Beoordeling

4.1 Op grond van artikel 51 van de Wet op de Accountants-administratieconsulenten (Wet AA) is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer vast dat het in de klacht aan betrokkene verweten handelen en/of nalaten wat betreft de PE-verplichting over de jaren 2007, 2008 en 2009 en wat betreft de PE-verplichtingen over de periode 2007 tot en met 2009 op 11 november 2011 is vastgesteld bij de toetsing van de accountantspraktijk van betrokkene. Dit dient daarom te worden getoetst aan - onder meer - de sinds 17 januari 2007 vigerende VGC en wel in het bijzonder aan het voor iedere accountant-administratieconsulent geldende deel A en het voor openbaar accountants-administratieconsulenten geldende deel B1 daarvan.

4.3 Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Betrokkene heeft allereerst in zijn verweerschrift betoogd dat de klacht niet ontvankelijk moet worden verklaard omdat klager niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 22, lid 3 WTA (de Accountantskamer leest Wtra) door in het klaagschrift alleen zijn functie en niet zijn naam te vermelden. De Accountantskamer overweegt hiertoe dat het de voorzitter is die als orgaan van de NOvAA ingevolge artikel 3, derde lid, van de VPPT bevoegd is om zijn bevindingen in de vorm van een klacht ter kennis van de Accountantskamer te brengen. Voorts is hij degene die ingevolge artikel 23 van de Wet AA de NOvAA in en buiten rechte vertegenwoordigt. Welke persoon de functie van voorzitter bekleedt, doet hierbij niet ter zake. Het primaire verweer van betrokkene wordt dan ook verworpen.

4.5 Met betrekking tot wat betrokkene in beide klachtonderdelen wordt verweten, te weten het niet voldoen aan PE-verplichtingen, overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.5.1 Het beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid is neergelegd in artikel A-l00.4, onder c., en nader uitgewerkt in hoofdstuk A-130 van de VGC. Daarin is bepaald dat de accountant-administratieconsulent zijn deskundigheid en vaardigheid houdt op het niveau dat is vereist om aan een cliënt of werkgever adequate professionele diensten te kunnen verlenen. De accountant-administratieconsulent handelt bij het verlenen van een professionele dienst zorgvuldig en in overeenstemming met de van toepassing zijnde vaktechnische en overige beroepsvoorschriften. Op grond van artikel A-130.7 van de VGC kan het bestuur van de NOvAA nadere voorschriften geven over het bepaalde in de artikelen A-130.1 tot en met A-130.6 ten aanzien van permanente educatie; op grond van deze bepaling zijn de NVPE uitgevaardigd. In artikel 3, eerste lid, NVPE is bepaald dat de accountant-administratieconsulent minimaal 120 PE-punten per drie kalenderjaren dient te behalen, waarbij geldt dat minimaal 20 PE-punten per jaar dienen te worden behaald. PE‑punten kunnen worden behaald met gestructureerde vormen van educatie, waarvan in artikel 4 NVPE een opsomming wordt gegeven. Artikel 7, eerste lid NVPE verplicht de accountant-administratieconsulent tot het voeren van een registratie van de door hem behaalde PE-punten ter voldoening aan de verplichting van artikel 3 NVPE.

4.5.2 Bij de toetsing van de accountantspraktijk van betrokkene op 11 november 2011 is gebleken dat betrokkene in de periode van 2007 tot en met 2009 de volgende aantallen kwalificeerbare PE-punten heeft behaald:

-          over het jaar 2007: 19 punten;

-          over het jaar 2008: 12 punten;

-          over het jaar 2009: 12 punten.

Betrokkene heeft aldus in de periode 2007-2009 in totaal geen 120, maar 43 PE-punten behaald. Bovendien heeft hij in 2007, 2008 en 2009 niet voldaan aan het vereiste dat in elk van die jaren minimaal 20 punten moesten worden behaald.

4.5.3 Betrokkene heeft in zijn verweerschrift betoogd dat (anders dan bij het NIVRA) een accountant door de NOvAA op geen enkele wijze eraan wordt herinnerd of erop wordt gewezen dat de PE-verplichting niet wordt nagekomen en dat, op het moment dat de accountant zich van de situatie bewust wordt, het te laat is. Zoals hiervoor is overwogen, was - en nog steeds: is - betrokkene onverkort gehouden te voldoen aan de verplichting van permanente educatie. Dat (de voorzitter van) de NOvAA hem hier niet tussentijds op heeft gewezen, doet daar niet aan af. Dit verweer van betrokkene houdt dan ook geen stand. Verder heeft betrokkene in zijn verweerschrift betoogd dat hij door de bijzonder nare omstandigheden, waarin hij sinds eind 2006 / begin 2007 kwam te verkeren niet aan zijn PE-verplichtingen heeft kunnen voldoen. Betrokkene is echter geen vrijstelling van deze verplichting verleend. Een verzoek daartoe, op grond van artikel 6, vierde lid, van de NVPE, heeft betrokkene nimmer gedaan. Betrokkene heeft ook geen nadere informatie verschaft omtrent de door hem bedoelde omstandigheden. Daarom kan niet worden beoordeeld of deze een grond hadden kunnen vormen voor een eventuele vrijstelling. Wat betrokkene heeft aangevoerd om het niet behalen van voldoende PE-punten te verklaren kan hem dan ook niet baten. Betrokkene heeft dus zowel over de driejaarscyclus 2007-2009 als over de jaren 2007, 2008 en 2009 niet voldaan aan het bepaalde in artikel A-130.7 juncto artikel 3, tweede lid NVPE, te weten het behalen van minimaal 120 PE-punten per drie aaneengesloten kalenderjaren, respectievelijk 20 PE-punten per kalenderjaar. Hij heeft daarmee gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel A-100.4 onder c. en nader uitgewerkt in hoofdstuk A-130 van de VGC. Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene nalatig is geweest, zulks in strijd met het bepaalde krachtens de Wet AA. De klacht moet daarom gegrond worden verklaard.

4.6 Bij de beslissing tot het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van het verzuim van betrokkene. Een van de essentiële vereisten voor een goede beroepsuitoefening is het voortdurend op peil houden van de deskundigheid. Betrokkene heeft door 77 PE-punten te weinig te behalen aan dit vereiste slechts ten dele voldaan. Het vastgestelde verzuim duidt op onvoldoende besef bij betrokkene van het belang dat het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid heeft voor een adequate beroepsuitoefening van elke accountant en voor het publieke vertrouwen in een goede uitoefening van het accountantsberoep. Redenen om betrokkene dit verzuim niet aan te rekenen, zijn niet gebleken.

4.7 Alles in aanmerking nemende acht de Accountantskamer oplegging van de maatregelen van berisping en van geldboete passend en geboden. Bij de beslissing tot het opleggen van de geldboete en het bepalen van de hoogte ervan heeft de Accountantskamer mede rekening gehouden met de omstandigheid dat collega-accountants, die zich wel aan hun PE-verplichtingen hebben gehouden, deswege studiekosten – het besteden van arbeidsuren daaronder begrepen – hebben moeten maken en dat zulks ten onrechte bij betrokkene niet het geval is. Het verschil in positie van betrokkene ten opzichte van zijn bedoelde collega-accountants schat de Accountantskamer, als het gaat om de economische waardering van dat verschil, op € 50,- per niet behaald PE-punt. De Accountantskamer ziet geen aanleiding de geldboete te halveren, zoals door betrokkene in zijn verweerschrift is verzocht.

Betrokkene wordt erop gewezen dat bij niet tijdige betaling van de opgelegde geldboete de Accountantskamer op grond van artikel 5, vierde lid Wtra verplicht is te overwegen of aan betrokkene alsnog de maatregel van (tijdelijke) doorhaling moet worden opgelegd.

4.8 Op grond van al het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5. De beslissing

De Accountantskamer:

·         verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor omschreven;

·         legt ter zake aan betrokkene op:

-          een berisping,

en

-          een geldboete van € 3.850,-- (drieduizendachthonderdvijftig euro) , welke boete binnen een maand na het door de voorzitter van de Accountantskamer uitvaardigen van een last tot ten uitvoerlegging dient te worden betaald door overmaking van voormeld bedrag op rekeningnummer 56.99.92.400 ten name van het Ministerie van Financiën te ’s-Gravenhage, onder vermelding van het zaaksnummer 12/1213 Wtra AK;

·         verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NOvAA dan wel de voorzitter van het NIVRA, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging ervan door de voorzitter van de Accountantskamer, ingevolge artikel 9, tweede lid, juncto artikel 47 Wtra, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregelen in het register voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. E.W. Akkerman en mr. H. de Hek (rechterlijke leden), J. Maan AA en A.M.H. Homminga AA (accountantsleden), in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 30 november 2012.

_________                                                                            __________

secretaris                                                                                voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_______________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen/kan klager en/of betrokkene tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.