ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0328 Accountantskamer Zwolle 12/1215 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0328
Datum uitspraak: 30-11-2012
Datum publicatie: 30-11-2012
Zaaknummer(s): 12/1215 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Geen adequate waarneming.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra)

v an 30 november 2012 in de zaak met nummer 12/1215 Wtra AK van

de voorzitter van de NEDERLANDSE ORDE van ACCOUNTANTS-ADMINISTRATIECONSULENTEN (NOvAA) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A G E R ,

raadsvrouw: mr. M.L. Batting,

t e g e n

mw. Y,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van:

-          het op 18 juni 2012 ingekomen klaagschrift van 15 juni 2012, met bijlagen;

-          de op 21 augustus 2012 ingekomen brief van betrokkene van 15 augustus 2012, met als bijlage een getekende waarnemingsovereenkomst;

-          de op 27 augustus 2012 ingekomen (fax)brief van klager, inhoudende een reactie op de brief van betrokkene van 15 augustus 2012.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de Accountantskamer van 31 augustus 2012, waar aan de zijde van klager aanwezig waren: diens raadsvrouw mr. R.L. Herregodts, advocaat te ’s-Gravenhage, vergezeld van de heer A. Werring, hoofd toezicht en kwaliteit bij de Nederlandse Beroepsorganisatie voor Accountants, tevens vertegenwoordiger van de voorzitter en plaatsvervangend secretaris van de Raad van Toezicht beroepsuitoefening accountants-administratieconsulenten (de Raad). Betrokkene is niet ter zitting verschenen.

1.3 Klager heeft op de zitting zijn standpunt doen toelichten en doen antwoorden op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is ingeschreven in het accountantsregister van de NOvAA en werkzaam als openbaar accountant-administratieconsulent te [plaats].

2.2 Op 5 september 2011 heeft een toetsing als bedoeld in artikel 3 van de Verordening op de periodieke preventieve toetsing (VPPT) plaatsgevonden van de accountantspraktijk van betrokkene. De toetsers hebben daarbij geconstateerd dat de waarneming van de praktijk niet op adequate wijze is geregeld. De Raad heeft betrokkene daarom bij zijn eindoordeel van 5 januari 2012 verzocht hem binnen een maand een afschrift van een waarnemings-overeenkomst toe te zenden. Betrokkene heeft op deze brief niet gereageerd.

2.3 Bij brieven van 7 en 15 februari 2012 heeft de Raad betrokkene nogmaals verzocht een afschrift van een waarnemingsovereenkomst toe te zenden. Op deze brieven heeft betrokkene evenmin geregeerd.

2.4 Bij brief van 8 maart 2012 heeft de gemachtigde van klager betrokkene verzocht haar binnen uiterlijk tien werkdagen een afschrift van een waarnemingsovereenkomst toe te zenden.

2.5 Per mailbericht van 1 april 2012 heeft betrokkene de gemachtigde van klager bericht dat zij een nieuwe waarnemer voor haar praktijk had gevonden en dat zij binnen twee weken een ondertekende waarnemingsovereenkomst van hem retour verwachtte. Daarop heeft gemachtigde van klager, na overleg met de Raad, per aangetekende brief van 5 april 2012 betrokkene nog een termijn van drie weken gegeven om de waarnemingsovereenkomst toe te zenden. Deze brief heeft betrokkene niet bij het postkantoor opgehaald. Daarop is betrokkene per mailberichten van 7 en van 24 mei 2012 verzocht om alsnog per ommegaande een waarnemingsovereenkomst toe te zenden. Op beide mailberichten heeft betrokkene niet gereageerd.

3. De klacht

3.1 De klacht omvat twee onderdelen, te weten dat betrokkene:

-           ondanks herhaaldelijke verzoeken daartoe geen waarnemingsovereenkomst aan de Raad heeft overgelegd. Betrokkene heeft daarmee niet voldaan aan haar verplichting te beschikken over een adequate regeling inzake de waarneming van haar accountantspraktijk, zulks in strijd met het bepaalde in artikel 5 van de Nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van aan assurance verwante opdrachten (hierna: NVAK-aav)

en

-           niet heeft gereageerd op herhaalde aanmaningen van de Raad en de advocaat van klager inzake het toezenden van een waarnemingsovereenkomst, zulks in strijd met artikel 8 van de Verordening op de Raad van Toezicht.

4. Beoordeling

4.1 Op grond van artikel 51 van de Wet op de Accountants-administratieconsulenten (Wet AA) is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer vast dat het in de klacht aan betrokkene verweten handelen en/of nalaten betreffende de waarneming van haar accountantspraktijk op 5 september 2011 is vastgesteld bij de toetsing van die praktijk van betrokkene. Dit dient daarom te worden getoetst aan onder meer de sinds 17 januari 2007 vigerende VGC en wel in het bijzonder aan het voor iedere accountant-administratieconsulent geldende deel A en het voor openbaar accountants-administratieconsulenten geldende deel B1 daarvan.

4.3 Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Met betrekking tot wat betrokkene in het eerste klachtonderdeel wordt verweten, te weten het niet voldoen aan haar verplichting te beschikken over een adequate regeling inzake de waarneming van haar accountantspraktijk, overweegt de Accountantskamer dat ingevolge artikel 5 van de NVAK-aav (zoals geldend ten tijde van de toetsing) het accountantskantoor, in geval van ontstentenis, belet of langdurige arbeidsongeschiktheid van de voor de opdracht verantwoordelijk professional, op adequate wijze de waarneming van de uitvoering van een door het accountantskantoor uitgevoerde aan assurance verwante opdracht dient te regelen. Zoals blijkt uit de toelichting op dit artikel kan die waarneming op adequate wijze worden geregeld door het opnemen van duidelijke voorschriften ter zake van het stelsel van interne beheersing. Ook kan een waarnemingsovereenkomst worden gesloten met een andere openbaar accountant.

4.4.1 Bij de toetsing hebben de toetsers geconstateerd dat een adequate regeling voor de waarneming van de accountantspraktijk van betrokkene ontbrak .

4.4.2 Het feit dat betrokkene de waarneming van haar accountantspraktijk niet op adequate wijze had geregeld, is door betrokkene niet weersproken. Uit de bijlage bij de brief van 15 augustus 2012 is gebleken dat betrokkene dit verzuim inmiddels heeft hersteld. Dit doet echter niets af aan het feit dat tot voor kort niet was voorzien in een adequate regeling voor de waarneming van de accountantspraktijk. Door dit gebrek kon niet worden gegarandeerd dat de kwaliteit van de dienstverlening van de accountantspraktijk van betrokkene bij ontstentenis van haar op het vereiste niveau kon worden voortgezet. Dat is schadelijk voor het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer aan het voeren van de beschermde titel van accountant-administratieconsulent moet kunnen worden ontleend. Betrokkene heeft hiermee in strijd gehandeld met artikelen B1-291.2 VGC juncto artikel 5 NVAK-aav en aldus mede een inbreuk gemaakt op het fundamentele beginsel van “professioneel gedrag” als bedoeld in artikel A-100.4 onder e. en nader uitgewerkt in hoofdstuk A-150 van de VGC. Het eerste klachtonderdeel moet daarom gegrond worden verklaard.

4.5 In het tweede klachtonderdeel verwijt klager betrokkene dat zij niet heeft gereageerd op herhaalde aanmaningen van de Raad en de advocaat van klager inzake het toezenden van een waarnemingsovereenkomst. De Accountantskamer acht het in het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep (artikel 51, eerste lid sub b. Wet AA) en in overeenstemming met het fundamentele beginsel van professioneel gedrag (artikel 51, eerste lid sub a. Wet AA juncto artikelen A-100.4 sub e. juncto A-150.1 VGC) dat een accountant-administratieconsulent aan op hem/haar jegens het NOvAA rustende informatieverplichtingen voldoet en/of op aan hem/haar gerichte verzoeken om informatie of medewerking op adequate wijze en binnen redelijke termijn reageert, zodat de NOvAA aan de in het algemeen belang aan deze opgedragen taak, te weten onder meer het bevorderen van een goede beroepsuitoefening (artikelen 2, derde lid, en 24 Wet AA), kan voldoen. Een informatieverplichting met betrekking tot verstreken van inlichtingen aan de Raad is tevens gegrond op artikel 8 van de Verordening op de Raad van Toezicht. Op de verzoeken van 5 januari, 7 februari en 15 februari 2012 van de Raad en de verzoeken van 5 april, 7 mei en 24 mei 2012 van de advocaat van klager heeft betrokkene niet gereageerd. Hiermee heeft betrokkene in strijd gehandeld met een goede uitoefening van het accountantsberoep en het beginsel van professionaliteit. Het tweede onderdeel van de klacht is daarom in zoverre eveneens gegrond.

4.6 Bij de beslissing tot het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van de fouten van betrokkene. Er sprake langere tijd sprake geweest van het bestaan van een fundamenteel verzuim dat betrokkene, ondanks herhaalde aansporing en waarschuwing van de zijde van klaagster, niet aanstonds heeft hersteld. Die aansporingen en waarschuwingen zijn dus ten onrechte genegeerd. Dit en het andere geconstateerde verzuim duiden op een in ernstige mate ontbreken van voldoende besef bij betrokkene van het belang van het fundamentele beginsel van professionaliteit. Redenen om betrokkene deze verzuimen niet aan te rekenen, zijn niet gebleken. Anderzijds wordt er rekening mee gehouden dat betrokkene uiteindelijk het verzuim omtrent haar waarneming heeft geredresseerd en dat zij niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld. Alles in aanmerking nemende acht de Accountantskamer oplegging van de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

4.7 Op grond van al het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5. De beslissing

De Accountantskamer:

·         verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor omschreven;

·         legt ter zake aan betrokkene een waarschuwing op;

·         verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NOvAA dan wel de voorzitter van het NIVRA, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging ervan door de voorzitter van de Accountantskamer, ingevolge artikel 9, tweede lid, juncto artikel 47 Wtra zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in het register voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. E.W. Akkerman en mr. H. de Hek (rechterlijke leden), J. Maan AA en A.M.H. Homminga AA (accountantsleden), in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 30 november 2012.

_________                                                                            __________

secretaris                                                                                voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_______________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen/kan klager en/of betrokkene tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.