ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0325 Accountantskamer Zwolle 12/427 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0325
Datum uitspraak: 09-11-2012
Datum publicatie: 12-11-2012
Zaaknummer(s): 12/427 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met doorhaling
Inhoudsindicatie: Kantoortoetsing; beleidsbepaler (niet zijnde de dossierbehandelaar) tuchtrechtelijk eveneens verantwoordelijk; PE-punten. Doorhaling.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) v an 9 november 2012 in de zaak met nummer 12/427 Wtra AK van

de voorzitter van de NEDERLANDSE ORDE van ACCOUNTANTS-ADMINISTRATIECONSULENTEN (NOvAA) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A G E R ,

raadsvrouwen: mrs. M.L. Batting en R.L. Herregodts,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennis genomen van:

-          het op 7 maart 2012 ingekomen klaagschrift van 6 maart 2012, met bijlagen;

-          de op 24 mei 2012 ingekomen brief van betrokkene van 23 mei 2012, inhoudende de mededeling dat hij verhinderd is op de zitting van 25 mei 2012.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de Accountantskamer van 25 mei 2012, op welke zitting aanwezig waren - aan de zijde van klager - diens raadsvrouw mr. R.L. Herregodts, advocaat te ’s-Gravenhage, vergezeld van de heer H. Geerlofs, adviseur van zowel de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s als van de NOvAA. Betrokkene is, zoals hij per brief van 23 mei 2012 reeds had medegedeeld, niet verschenen.

1.3 Klager heeft op deze zitting zijn standpunten doen toelichten en doen antwoorden op vragen van de Accountantskamer. De raadsvrouw van klager heeft daarbij pleitnotities overgelegd.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is ingeschreven in het accountantsregister van de NOvAA en bestuurder van en werkzaam voor accountantskantoor BV1 (hierna: de accountantspraktijk) te [plaats]. Naast betrokkene is de heer van K. AA werkzaam voor de accountantspraktijk. Zij zijn beiden dagelijks beleidsbepaler. Van K. voert de opdrachten feitelijk uit. De voorzitter van de NOvAA heeft tegen beide accountants een tuchtklacht ingediend, welke gelijktijdig zijn behandeld ter zitting van 25 mei 2012.

2.2 Op 4 juli 2005 heeft de eerste, reguliere toetsing van de accountantspraktijk -waar destijds van S. AA werkzaam was- plaatsgevonden. Hierbij hebben de toetsers geconstateerd dat sprake is van tekortkomingen in de acceptatie en continuering van opdrachten en in de uitvoering en documentatie van werkzaamheden.

2.3 Op basis van de uitkomsten van de toetsing van 4 juli 2005 is de Raad van Toezicht (hierna: Raad) op 21 september 2005 tot een negatief eindoordeel gekomen. Hierbij heeft de Raad de accountantspraktijk een periode van twee jaar gegeven om het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing aan te passen aan de normen die daaraan worden gesteld.

2.4 Na het overlijden van Van S. AA op 12 maart 2006 hebben Van S1 en zijn broer, erfgenamen van de accountantspraktijk, besloten de praktijk voort te zetten als BV2.

Het was hun bedoeling de accountantspraktijk om te zetten in een administratiekantoor, waarvoor de statuten nog zouden worden gewijzigd.

2.5 Per brief van 20 september 2007 aan betrokkene heeft de Raad de accountantspraktijk geïnformeerd dat de hertoetsing zal plaatsvinden op 29 november 2007.

2.6 Op 3 oktober 2007 heeft Van der S. van stichting NIBA (Nationaal Instituut voor Belasting- en Bedrijfsadviseurs) de Raad laten weten dat BV2 niet onder de accountantswetgeving zou vallen en toetsing niet geëigend was. Hierop heeft de Raad per brief van 4 oktober 2007 Van der S. geantwoord dat de hertoetsing van de accountantspraktijk is opgeschort en dat na ontvangst van de statutenwijziging een definitief standpunt zal worden ingenomen. De Raad heeft de statutenwijziging nimmer ontvangen.

2.7 Per brief van 24 januari 2008 aan Van der S. heeft de Raad aangekondigd dat de accountantspraktijk op een nog nader te bepalen datum in 2008 zal worden bezocht voor (her) toetsing en verzocht om een ingevuld vragenformulier te retourneren voor 22 februari 2008.

2.8 Per brief van 14 juli 2008 heeft de Raad Van der S. medegedeeld dat een hertoetsing van de accountantspraktijk zal plaatsvinden op 7 november 2008.

2.9 Per brief van 28 augustus 2008 heeft Van S1 verzocht om de hertoetsing met minimaal enkele maanden en bij voorkeur een jaar uit te stellen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de in 2005 getoetste accountantspraktijk is gewijzigd in een administratiekantoor onder de naam BV2 en dat de accountancywerkzaamheden zijn ondergebracht onder een nieuwe rechtspersoon die opereert onder de naam Accountantskantoor BV3. Omdat deze organisatie pas onlangs operationeel is, kunnen, zo stelt Van S1 nog niet voldoende dossiers ter toetsing overgelegd worden. In reactie hierop heeft de Raad per brief van 7 oktober 2008 medegedeeld dat de gegeven onderbouwing geen grond vormt voor het verlenen van een (tijdelijke) vrijstelling van een toetsing. Niettemin heeft de Raad besloten de accountantspraktijk eenmalig uitstel te verlenen tot het tweede kwartaal van 2009.

2.10 Per brief van 23 januari 2009 aan betrokkene heeft de Raad medegedeeld dat er in 2009 een hertoetsing van de accountantspraktijk zal plaatsvinden. De Raad heeft in dat kader verzocht de vragenlijst ten behoeve van de Periodieke Preventieve Toetsing ingevuld en ondertekend te retourneren. In overeenstemming met dit verzoek is per brief van 6 april 2009 de ingevulde vragenlijst aan de Raad gezonden. Per brief van 11 juni 2009 aan betrokkene heeft de Raad laten weten dat de hertoetsing op 7 september 2009 zal plaatsvinden. In de vragenlijst heeft betrokkene vermeld dat de aan assurance verwante opdrachten en andere assurance-opdrachten per 1 oktober 2008 zijn ondergebracht in een separaat accountantskantoor (besloten vennootschap) en dat opdrachten zonder assurance worden uitgevoerd in BV2.  Voorts blijkt uit de vragenlijst dat behalve Van K. en betrokkene geen personeelsleden werkzaam zijn in de accountantspraktijk en dat voor administratieve dienstverlening/fiscale aangiftes/ loonadministratie gebruik wordt gemaakt van medewerkers van het administratiekantoor BV2.

2.11 Naar aanleiding van de toetsing op 7 september 2009 is het verslag van de hertoetsing

(met vijf bijlagen) op 16 september 2009 naar betrokkene gezonden. Per brief van 8 oktober 2009 hebben betrokkene, Van K. en Van S1. laten weten dat ze het in grote lijnen eens zijn met de inhoud van het toetsingsverslag. Voorts hebben zij aangegeven in overleg met adviesorganisatie F. te werken aan het opzetten van een verbetertraject.

2.12 Per brief van 30 oktober 2009 aan betrokkene heeft de Raad de accountantspraktijk in de gelegenheid gesteld een verbeterplan in te dienen. Vervolgens hebben Van K. en Van S1. bij brief van 10 december 2009 een verbeterplan ter goedkeuring voorgelegd aan de Raad.

2.13 Per brief van 22 januari 2010 aan betrokkene heeft de Raad medegedeeld dat de accountantspraktijk in 2010 in aanmerking komt voor een aanvullende (her)toetsing. In dat kader heeft de Raad de accountantspraktijk verzocht de vragenlijst ten behoeve van de Periodieke Preventieve Toetsing ingevuld en ondertekend aan de Raad te retourneren. In overeenstemming met dit verzoek is op 11 februari 2010 de ingevulde en ondertekende vragenlijst aan de Raad geretourneerd.

2.14 Per brief van 3 maart 2010 aan Van K. heeft de Raad de accountantspraktijk geïnformeerd dat het ingediende verbeterplan van 10 december 2009 is goedgekeurd en dat na 1 januari 2010 een tussentijdse hertoetsing zal plaatsvinden. Per brief van 7 april 2010 heeft de Raad vervolgens medegedeeld dat de aanvullende tussentijdse hertoetsing  -waartoe betrokkene, Van K. en Van S1. zich  bereid hadden verklaard bij brief van 5 november 2009-  zal plaatsvinden op 17 mei 2010.

2.15 Op verzoek van Van K. en Van S1. van 12 april 2010 heeft de Raad op 19 april 2010 medegedeeld dat de aanvullende tussentijdse hertoetsing is verplaatst naar 22 september 2010.

2.16 Naar aanleiding van de toetsing op 22 september 2010 is het verslag van de hertoetsing (met vijf bijlagen) op 30 september 2010 naar Van K. gezonden. De toetsers zijn daarin tot het oordeel gekomen dat de accountantspraktijk niet aan de geldende normen voldoet.

2.17 Bij brief van 20 oktober 2010 hebben Van K. en Van S1 op het toetsingsverslag gereageerd. Op verzoek van de Raad hebben de toetsers bij brief van 27 januari 2011 gereageerd op deze brief.

2.18 Bij brief van 23 februari 2011 heeft de Raad zijn eindoordeel aan Van K. gezonden. Daarin heeft de Raad te kennen gegeven het oordeel van de toetsers te volgen, zodat het eindoordeel luidt dat de praktijk niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De Raad heeft in deze brief tevens aangekondigd een klacht ter kennis van de tuchtrechter te brengen. Bij brief van 30 maart 2011 heeft de Raad betrokkene geïnformeerd dat het toetsingsdossier zal worden overdragen aan zijn advocaat, om een klacht voor te bereiden.

3. De klacht

3.1 De klacht is gebaseerd op het gegeven dat de NOvAA van oordeel is dat betrokkene de fundamentele beginselen van de Verordening gedragscode voor AA’s (VGC) heeft geschonden.

3.2 De klacht omvat vier onderdelen, te weten:

-          dat betrokkene in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid in de periode 2007-2009 in het geheel geen PE-punten heeft behaald en zo ook niet jaarlijks 20 PE-punten;

-          dat betrokkene in strijd met het fundamentele beginsel van geheimhouding geen adequate regeling heeft getroffen teneinde de naleving van de geheimhoudingsplicht door derden te waarborgen;

-          dat de accountantspraktijk niet beschikt over een adequate regeling voor de waarneming van de accountantspraktijk, en

-          dat sprake is van tekortkomingen in het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk, meer specifiek van tekortkomingen in de acceptatie en continuering van opdrachten en de uitvoering en documentatie van werkzaamheden. Daarmee is volgens klager tevens gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van professioneel gedrag.

4. Beoordeling

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer vast dat het in de klacht aan betrokkene verweten handelen en/of nalaten zich heeft voorgedaan na 17 januari 2007. Daarom moet dit onder meer worden getoetst aan de sinds 17 januari 2007 vigerende Verordening gedragscode (AA’s) (hierna: VGC) en wel in het bijzonder aan het voor iedere accountant-administratieconsulent geldende deel A en het voor openbaar accountants-administratieconsulenten geldende deel B1 daarvan.

4.2 Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.3 Met betrekking tot hetgeen betrokkene in het eerste klachtonderdeel wordt verweten, te weten het niet voldoen aan de verplichting tot permanente educatie (PE), overweegt de Accountantskamer dat het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid is neergelegd in artikel A-100.4, onder c., en nader  is uitgewerkt in hoofdstuk A-130 van de VGC. Daarin is onder meer bepaald dat de accountant-administratieconsulent zijn deskundigheid en vaardigheid houdt op het niveau dat is vereist om aan een cliënt of werkgever adequate professionele diensten te kunnen verlenen. Op grond van artikel A-130.7 van de VGC kan het bestuur van de NOvAA nadere voorschriften geven over het bepaalde in de artikelen A-130.1 tot en met A-130.6 ten aanzien van (onder meer) permanente educatie. Daaraan is gevolg gegeven met de vaststelling van de Nadere Voorschriften Permanente Educatie (NVPE). Daarin staan de vereisten aangaande de permanente educatie die de accountant-administratieconsulent dient te volgen om zijn vakkennis op peil te houden. In artikel 3, eerste lid, van de NVPE is bepaald dat de accountant-administratieconsulent minimaal 120 PE-punten per drie kalenderjaren dient te behalen, waarbij geldt dat minimaal 20 PE-punten per jaar dienen te worden behaald. Klager heeft onbetwist naar voren gebracht dat betrokkene in de periode 2007-2009 niet voldaan heeft aan de jaarlijkse verplichting om 20 PE-punten te behalen en voorts niet aan de verplichting om minimaal 120 PE-punten in die periode te behalen; betrokkene heeft namelijk in het geheel geen punten behaald. Hiermee heeft betrokkene gehandeld in strijd met de NVPE en derhalve eveneens met voormeld fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Het eerste klachtonderdeel is daarom gegrond.

4.4 Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel, te weten dat binnen de accountantspraktijk geen adequate regeling is getroffen teneinde de naleving van de geheimhoudingsplicht door derden te waarborgen, overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.4.1 Het beginsel van geheimhouding is neergelegd in artikel A-100.4, onder d., en nader uitgewerkt in hoofdstuk A-140 van de VGC. In artikel A-140.5 is bepaald dat de accountant-administratieconsulent de redelijkerwijs te nemen maatregelen treft om te waarborgen dat de voor hem geldende geheimhoudingsplicht tevens in acht wordt genomen door ieder personeelslid dat hiërarchisch aan hem ondergeschikt is en door iedere persoon aan wie hij advies of ondersteuning vraagt. Ter borging en naleving van het in artikel B1-200.1 VGC opgenomen voorschrift dat de openbaar accountant te allen tijde het conceptueel raamwerk zoals opgenomen in deel A toepast, is het van belang dat een accountantspraktijk beleid en/of voorschriften vastlegt met betrekking tot de naleving van dit beginsel. Onbetwist is gebleven dat voor administratieve dienstverlening/fiscale aangiftes/ loonadministratie gebruik wordt gemaakt van medewerkers van het administratiekantoor BV2. en dat geen maatregelen zijn getroffen die verzekeren dat zij zich aan de verplichting tot geheimhouding houden. Reeds hierom is ook dit klachtonderdeel gegrond.

4.5 Met betrekking tot hetgeen betrokkene in het derde klachtonderdeel wordt verweten, te weten het niet voldoen aan zijn verplichting te beschikken over een adequate regeling inzake de waarneming van de accountantspraktijk, overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.5.1 In de VGC zijn in hoofdstuk B1-291 bepalingen opgenomen aangaande de organisatie van een accountantskantoor. Op grondslag van artikel B1-291.2 heeft het bestuur van de NOvAA nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van aan assurance verwante opdrachten (hierna: NVAK-aav) gegeven. Ingevolge artikel 5 van de NVAK-aav regelt het accountantskantoor op adequate wijze de waarneming van de uitvoering van een door het accountantskantoor uitgevoerde aan assurance verwante opdracht in geval van ontstentenis, belet of langdurige arbeidsongeschiktheid van de voor de opdracht verantwoordelijke professional. Zoals blijkt uit de toelichting op dit artikel kan die waarneming op adequate wijze worden geregeld door het opnemen van duidelijke voorschriften ter zake in het stelsel van interne beheersing. Ook kan een waarnemingsovereenkomst worden gesloten met een andere openbaar accountant.

4.5.2 Bij de aanvullende hertoetsing hebben de toetsers geconstateerd dat een (adequate) regeling voor de waarneming van de accountantspraktijk ontbrak. Deze bevinding heeft betrokkene onweersproken gelaten. Door dit gebrek kon niet worden gegarandeerd dat de kwaliteit van de dienstverlening van de accountantspraktijk bij ontstentenis van de voor de opdracht verantwoordelijke accountant op het vereiste niveau kon worden voortgezet. Betrokkene heeft hiermee in strijd gehandeld met artikelen B1-291.2 VGC juncto artikel 5 NVAK-aav en aldus mede een inbreuk gemaakt op het fundamentele beginsel van “professioneel gedrag” als bedoeld in artikel A-100.4 onder e. en nader uitgewerkt  in hoofdstuk A-150 van de VGC. Het derde klachtonderdeel moet daarom eveneens gegrond worden verklaard.

4.6 Met betrekking tot het vierde klachtonderdeel, te weten dat de accountantspraktijk niet beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daaraan te stellen eisen als bedoeld in artikel 3 eerste lid van de verordening Periodieke Preventieve Toetsing ( hierna: VPPT), overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.7 In artikel 3, eerste lid VPPT is bepaald dat de accountant er zorg voor draagt dat de accountantspraktijk waarbij hij werkzaam is of waaraan hij is verbonden, beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat is afgestemd op de aard, omvang en het belang van de opdrachten, niet zijnde opdrachten tot het uitvoeren van wettelijke controles en waarmee wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Wet op Accountants-Administratieconsulenten. Gelet op deze bepaling en artikel B1-291.2 VGC kan van betrokkene, die feitelijk geen opdrachten uitvoert maar bestuurder is van de accountantspraktijk en mede haar beleid bepaalt, naar het oordeel van de Accountantskamer worden verlangd dat deze zorgt voor een voldoende stelstel van kwaliteitsbeheersing.

4.8. De toetsers hebben bij de aanvullende hertoetsing van 22 september 2010 op de eerste plaats geconstateerd dat sprake is van tekortkomingen in de acceptatie en continuering van opdrachten. Zo hebben zij in een dossier waar het ging om een accountantsverklaring opgemerkt: “ Er ontbreekt een opdrachtbevestiging voor deze bijzondere opdracht, er zijn in het geheel geen vastleggingen gedaan door de accountant waaruit blijkt dat de verklaring op juiste gronden is verstrekt. Verdere invulling van het formulier is niet zinvol omdat in zijn geheel niet wordt voldaan aan de wet en regelgeving.” Voorts hebben de toetsers in de drie getoetste dossiers vastgesteld dat geen opdrachtbevestiging is afgegeven en dat in twee dossiers geen beoordeling is uitgevoerd of de opdracht kon worden gecontinueerd, althans dat dat niet in alle gevallen uit de dossiers was op te maken.

4.9 Bij de aanvullende hertoetsing van 22 september 2010 hebben de toetsers eveneens tekortkomingen geconstateerd in de uitvoering en documentatie van werkzaamheden. Zo hebben de toetsers in een dossier onvoldoende vastleggingen aangetroffen om te kunnen vaststellen of de opdracht is uitgevoerd in overeenstemming met de daarvoor geldende normen. De geconsolideerde balans in dit dossier is opgemaakt aan de hand van alleen de enkelvoudige jaarrekening. Voorts waren de waarderingsgrondslagen onvoldoende toegelicht, waren er geen aantekeningen in het dossier opgenomen en blijkt niet uit het dossier dat er aandacht is besteed aan gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan na de balansdatum. In een ander dossier, waarin een bijzonder controleopdracht is uitgevoerd, hebben de toetsers geconstateerd dat er een opdrachtbevestiging voor deze bijzondere opdracht ontbreekt en dat er in het geheel geen vastleggingen zijn gedaan door de accountant waaruit blijkt dat de verklaring op juiste gronden is verstrekt. In een derde dossier hebben de toetsers vastgesteld dat in het dossier niet is toegelicht waarom de vooruit gefactureerde omzet is opgenomen. Voorts is geen rekening gehouden met de afkoop van een huurcontract en zijn de overname van de activiteiten van een andere onderneming niet aangemerkt als goodwill en is het per maand betaalde bedrag zonder toelichting in het dossier opgenomen.

4.10 Hoofdstuk B1-210 VGC stelt regels aangaande “aanvaarden en continueren van een opdracht”. Ingevolge artikel B1-210.3 beoordeelt de openbaar accountant de aard en het belang van iedere bedreiging als gevolg van het aangaan van een relatie met een cliënt. Indien blijkt dat een bedreiging van niet te verwaarlozen betekenis is, treft de openbaar accountant waarborgen die de bedreiging wegnemen of tot een aanvaardbaar niveau terugbrengen. In het geval van een doorlopende opdracht dient de openbaar accountant op grond van onder meer artikel B1-210.6 periodiek opnieuw te beoordelen of de relatie met de cliënt kan worden gecontinueerd.

In de nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van assurance-opdrachten (hierna: NVAK-ass) en in de NV AK-aav zijn voorschriften opgenomen, welke zich richten op het stelsel van interne beheersing van een accountantskantoor ter zake van de door dit kantoor uitgevoerde assurance-opdrachten respectievelijk aan assurance verwante opdrachten waaronder voorschriften ten aanzien van het aanvaarden en voortzetten van de opdracht en ten aanzien van de uitvoering van de opdracht. Daarnaast zijn onder meer in de nadere voorschriften Controle en overige standaarden 230 (voor controledocumentatie), 800 (voor de uitvoering van bijzondere controle opdrachten), 2400, 4400 en 4410 nadere regels neergelegd omtrent de vastlegging van de opdrachtvoorwaarden. 

Als handreiking voor de informatie die in ieder geval in de dossiers dient te worden opgenomen -voortvloeiende uit het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid en overigens ook opgenomen in Leidraad 11 getiteld ‘Kwaliteitsbeheersing binnen het accountantskantoor’- geldt, dat de dossiers overdraagbaar dienen te zijn aan een opvolgende accountant. Uit het dossier moet de accountant kunnen opmaken welke afspraken er tussen de accountant en de cliënt zijn gemaakt en onder welke voorwaarden de opdracht dient te worden uitgevoerd.

4.11 In de door de toetsers aan dit klachtonderdeel ten grondslag gelegde dossiers is het werk van Van K. getoetst en was Van K. de verantwoordelijke accountant.

4.12 De door de toetsers geconstateerde tekortkomingen inzake de acceptatie en continuering van de opdrachten wijzen er niet op dat Van K. mogelijke bedreigingen voor de integriteit of het professioneel gedrag heeft onderkend, danwel maatregelen heeft genomen een geconstateerde bedreiging weg te nemen of tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. 

4.13 Voor wat betreft de geconstateerde tekortkomingen in de uitvoering en documentatie van de werkzaamheden geldt dat een dossier van cruciaal belang is om inzichtelijk te maken welke werkzaamheden reeds zijn verricht en of deze zijn verricht in overeenstemming met de voor de uitvoering van een (beoordelings)opdracht, dan wel de afgifte van een rapport of samenstellingsverklaring geldende vereisten. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. Daarnaast is van groot maatschappelijk belang dat een accountant zijn werkzaamheden zorgvuldig uitvoert. De vastgestelde materiële tekortkomingen in de dossiers zijn daarmee in het geheel niet te rijmen.

4.14 Gezien de aard en de omvang van de hiervoor vastgestelde tekortkomingen, welke betrokkene niet heeft betwist en waarvoor hij mede gezien artikel B1-291.2 VGC verantwoordelijk is, moet worden geoordeeld dat de accountantspraktijk niet beschikte over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de gestelde normen als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de VPPT die zijn neergelegd in de hiervoor aangehaalde voorschriften van de VGC, de NVAK-aav, NVAK-ass en NV COS.

4.15 Betrokkene  moet voorts worden aangerekend dat hij in het geheel niet heeft voldaan aan zijn PE-verplichting, niet heeft gezorgd voor een adequate regeling ten behoeve van de geheimhouding en van de waarneming en voorts dat hij bij de aanvullende hertoetsing het stelsel van kwaliteitsbeheersing op de hiervoor besproken punten niet op orde had, terwijl hij daarvoor feitelijk sinds de eerste toetsing in 2005 en de hertoetsing in 2009 en sedertdien tot de aanvullende hertoetsing in 2010 ruimschoots de gelegenheid heeft gehad. Het niet naleven van de verordeningen en nadere voorschriften die (onder meer) de kwaliteit van de beroepsuitoefening door de accountants-administratieconsulenten beogen te bewaken levert naar het oordeel van de Accountantskamer, gelet op het maatschappelijk belang dat met de naleving gemoeid is, een overtreding op van de voor iedere accountant geldende fundamentele beginselen ‘deskundigheid en zorgvuldigheid’, ‘geheimhouding’, en professioneel gedrag.

4.16 Van omstandigheden die meebrengen dat betrokkene van het niet naleven van alle hiervoor vermelde verordeningen en nadere voorschriften geen of maar een gering verwijt kan worden gemaakt, is niet gebleken. Betrokkene moet in het bijzonder worden aangerekend dat hij in vergaande mate het stelsel van kwaliteitsbeheersing niet op orde had en wel zodanig dat de situatie waarin de praktijk zich bevindt, zeer zorgelijk is. Betrokkene dient daarnaast te worden aangerekend dat hij bij de aanvullende hertoetsing zijn stelsel van kwaliteitsbeheersing wederom niet op orde had, terwijl daarvoor sinds de eerste toetsing meer dan vijf jaren lang de gelegenheid had bestaan. In dat verband merkt de Accountantskamer op dat de medebeleidsbepaler Van K. een kortere periode dan betrokkene aan de accountantspraktijk verbonden is geweest en dus minder lang dan betrokkene in de gelegenheid is geweest het stelsel van interne kwaliteitsbeheersing op orde te krijgen.

4.17 Nu eveneens niet is gebleken dat het kantoor inmiddels wel beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende normen en, gezien het structurele tekort aan PE-punten, ernstig getwijfeld moet worden aan de deskundigheid van betrokkene, acht de Accountantskamer de in artikel 2, eerste lid, sub e. Wtra bedoelde maatregel van doorhaling passend en geboden. Een tijdelijke doorhaling als bedoeld in sub d. van het hier eerst genoemde artikel volstaat naar het oordeel van de Accountantskamer niet, nu in dat geval de inschrijving van betrokkene in het register van rechtswege zou herleven, ook als het kantoor dan nog steeds niet beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende normen en niet vaststaat dat betrokkene zijn deskundigheid op peil heeft gebracht. De Accountantskamer zal in dat kader bepalen dat betrokkene zich niet binnen een periode van twee jaren na de datum van ingang van de doorhaling opnieuw in het register kan doen inschrijven. Daarnaast wordt de maatregel van een geldboete opgelegd vanwege een tekort aan behaalde PE-punten ter hoogte van 120. Bij de beslissing tot het opleggen van de geldboete en het bepalen van de hoogte ervan heeft de Accountantskamer mede rekening gehouden met de omstandigheid dat collega-accountants, die zich wel aan hun PE-verplichtingen hebben gehouden, deswege studiekosten - het besteden van arbeidsuren daaronder begrepen - hebben moeten maken en dat zulks ten onrechte bij betrokkene niet het geval is. Het verschil in positie van betrokkene ten opzichte van zijn bedoelde collega-accountants schat de Accountantskamer, als het gaat om de economische waardering van dat verschil, op € 50,-- per PE-punt. Betrokkene wordt erop gewezen dat bij niet tijdige betaling van de opgelegde geldboete de Accountantskamer op grond van artikel 5, vierde lid Wtra verplicht is te overwegen of aan betrokkene alsnog de maatregel van doorhaling c.q. een tijdelijke doorhaling voor langere duur dan twee jaar moet worden opgelegd.

4.19 Zodra deze uitspraak onherroepelijk is geworden en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd, dienen de AFM en de voorzitter van de NOvAA dan wel de voorzitter van het NIVRA ingevolge artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, ervoor zorg te dragen dat de opgelegde maatregel in het register wordt opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

4.20 Op grond van al het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht gegrond zoals hiervoor omschreven;
  • legt ter zake als maatregelen aan betrokkene op:

-          de maatregel van doorhaling van de inschrijving van de accountant in het registe r als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra , welke doorhaling ingaat op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden èn de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft gegeven;

-          een geldboete van € 6.000,-- (zesduizend euro), welke boete binnen een maand na het door de voorzitter van de Accountantskamer uitvaardigen van een last tot ten uitvoerlegging dient te worden betaald door overmaking van voormeld bedrag op rekeningnummer 56.99.92.400 ten name van het Ministerie van Financiën te ‘s-Gravenhage onder vermelding van het zaaksnummer 12/427 Wtra AK;

  • bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven op 2 (twee) jaren;
  • verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NOvAA dan wel de voorzitter van het NIVRA, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak èn de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in het register, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. E.F. Smeele en mr. A.D.R.M. Boumans, (rechterlijke leden), prof. dr. G.C.M. Majoor RA en J. Maan AA, (accountantsleden), in aanwezigheid van P.M. Foppen LLB, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 9 november 2012.

_________                                                                              __________

secretaris                                                                                voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_______________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager en/of  betrokkene tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.