ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0322 Accountantskamer Zwolle 12/103 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0322
Datum uitspraak: 05-11-2012
Datum publicatie: 06-11-2012
Zaaknummer(s): 12/103 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Klacht dat betrokkene klager ten onrechte en ongefundeerd in klachtprocedure bij Accountantskamer heeft beschuldigd van valsheid in geschrifte niet aannemelijk gemaakt. Uit het enkele feit dat Accountantskamer de eerdere klacht van betrokkene over klager over vervalsen formulier ongegrond heeft verklaard betekent niet dat de beschuldiging ten onrechte en ongefundeerd was. Het indienen van een klacht bij de Accountantskamer kan alleen een gegrond tuchtrechtelijk verwijt opleveren indien komt vast te staan dat er opzettelijk misbruik is gemaakt van de bevoegdheid om een klacht in te dienen. Gezien het belang van onbelemmerde toegang tot de tuchtrechter is daarvoor alleen onder uitzonderlijke omstandigheden plaats bijvoorbeeld als de klacht steunt op een feitencomplex waarvan klager de onjuistheid kent.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 5 november 2012 in de zaak met nummer 12/103 Wtra AK van

X ,

registeraccountant,

wonende te [plaats],

K L A G E R ,

raadsman: mr. S.M. Marges,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

wonende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-          het op 17 januari 2012 ingekomen klaagschrift met bijlagen;

-          de op 6 februari 2012 ingekomen brief d.d. 3 februari 2012 van betrokkene;

-          de op 9 maart 2012 ingekomen brief d.d. 8 maart 2012 van betrokkene;

-          de op 9 maart 2012 door de gemachtigde van klager elektronisch aan de Accountantskamer toegezonden e-mailberichten van 30 juni 2010 en 1 en 2  

           juli 2010;

-          de op 12 maart 2012 ingekomen brief d.d. 9 maart 2012 van betrokkene;

-          de op 20 maart 2012 ingekomen brief d.d. 19 maart 2012 van betrokkene met bijlage;

-          het op 3 mei 2012 ingekomen verweerschrift van 2 mei 2012;

-          de op 16 augustus 2012 ingekomen brief d.d. 15 augustus 2012 van betrokkene met bijlage;

-          de op 6 september 2012 ingekomen aanvulling op het verweerschrift van betrokkene d.d. 5 september 2012 en

-          de op 10 september 2012 ingekomen brief van betrokkene d.d. 7 september 2012 met bijlage.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 17 september 2012 waar zijn verschenen: klager, bijgestaan door mr. S.M. Marges, advocaat te Utrecht, en betrokkene.

1.3 Klager en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (klager aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) respectievelijk toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is na de verkoop van zijn accountantspraktijk per 1 januari 2007 aan het accountantskantoor VZW vanaf die datum als accountant bij VZW werkzaam geweest. Klager maakt deel uit van de directie van VZW.

2.2 Tussen betrokkene en VZW is een geschil ontstaan over de uitleg van de overeenkomst waarbij betrokkene zijn praktijk aan VZW heeft verkocht. Betrokkene heeft VZW daarop betrokken in een civiele procedure bij de rechtbank te Utrecht. In deze procedure heeft VZW een formulier ingebracht betreffende een opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling.

2.3 Betrokkene heeft op 17 juni 2011 jegens klager een klacht ingediend bij de Accountantskamer (geregistreerd onder nummer 11/1189 Wtra AK). Onderdeel IV. van die klacht hield in dat klager een door betrokkene ondertekend formulier te kwader trouw heeft vervangen door een hem (klager) welgevallig stuk, dit stuk in de hiervoor bedoelde civiele procedure als bewijsstuk heeft ingebracht en aldus ter zake valsheid in geschrifte heeft gepleegd. Klager heeft zich tegen dit klachtonderdeel gemotiveerd verweerd, waarna de Accountantskamer bij uitspraak van 23 maart 2012 heeft geoordeeld dat betrokkene de  aan  dit klachtonderdeel ten grondslag gelegde stelling tegenover de weerspreking daarvan door klager, niet aannemelijk heeft gemaakt. Dit klachtonderdeel is - gelijk alle andere onderdelen - vervolgens ongegrond verklaard.

2.4 Betrokkene heeft tegen voormelde uitspraak van de Accountantskamer hoger beroep ingesteld en heeft daarbij alleen gegriefd tegen de ongegrondverklaring van onderdeel IV. van zijn klacht. Op dit hoger beroep is thans nog niet beslist.

3. De klacht

3.1 Klager verwijt betrokkene, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klager gegeven toelichting, dat hij klager in de tuchtprocedure bij de Accountantskamer, geregistreerd onder nummer 11/1189 Wtra AK, ten onrechte en ongefundeerd heeft beschuldigd van valsheid in geschrifte en daarin heeft volhard.

3.2 Volgens klager heeft betrokkene met zijn beschuldiging aan zijn adres gehandeld in strijd met de in de Verordening Gedragscode RA’s (hierna: VGC) neergelegde fundamentele beginselen van integriteit, objectiviteit, deskundigheid en zorgvuldigheid en professioneel gedrag.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Op grond van artikel 33 Wet op de registeraccountants (hierna: Wet RA) is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, nu het plaats had na 1 januari 2007, worden getoetst aan de sinds deze datum vigerende VGC en daarvan in het bijzonder het (voor alle registeraccountants geldende) deel A en het (voor openbaar registeraccountants geldende) deel B1.

4.3 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 De klacht komt erop neer dat betrokkene klager ten onrechte in een tuchtprocedure heeft beschuldigd van valsheid in geschrifte en daarom tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

4.5.1 De Accountantskamer overweegt allereerst dat uit het enkele feit dat zij in de eerdere zaak tussen partijen heeft geoordeeld dat betrokkene zijn beschuldiging van valsheid in geschrifte niet aannemelijk heeft gemaakt niet volgt dat die beschuldiging ten onrechte en ongefundeerd is geuit. De Accountantskamer heeft immers in die zaak niet vastgesteld of aannemelijk geacht dat klager het betreffende formulier niet heeft vervalst. Klager heeft in de onderhavige zaak ter onderbouwing van zijn klacht gesteld dat het formulier dat VZW destijds heeft overgelegd in de civiele procedure het echte formulier is. Betrokkene heeft in zijn verweerschrift zijn standpunt dat dit formulier niet het originele formulier kan zijn gemotiveerd gehandhaafd. Gelet op dit verweer is het verwijt van klager niet aannemelijk geworden. Alleen al daarom moet de klacht ongegrond worden verklaard.

4.5.2 Aanknopend bij het feit dat de onderhavige klacht mede ziet op de feitelijke  grondslag van een eerder door betrokkene ingediende  klacht, merkt de Accountantskamer nog op dat het bij haar indienen van een klacht slechts een gegrond tuchtrechtelijk verwijt kan opleveren indien vast komt te staan dat er opzettelijk misbruik is gemaakt van de bevoegdheid om een klacht in te dienen. Gezien het belang van onbelemmerde toegang tot de tuchtrechter spreekt het voor zich dat voor dit oordeel alleen onder uitzonderlijke omstandigheden plaats is. Van opzettelijk misbruik van de bevoegdheid tot klagen kan onder meer sprake zijn als een klacht haar grondslag vindt in een feitencomplex waarvan de klager de onjuistheid kent. Gesteld noch gebleken is dat zich in het onderhavige geval een situatie voordoet die als opzettelijk misbruik van de bevoegdheid om een klacht in te dienen kan worden aangemerkt. Ook gelet hierop moet de klacht falen.

4.6 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

-           verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.J. van Lee, voorzitter, mr. W.F. Boele en mr. H. de Hek (rechterlijke leden) en drs. R.G. Bosman RA en A.M.H. Homminga AA (accountantsleden) in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2012.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager, betrokkenedan wel de voorzitter van het NIVRA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.