ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0318 Accountantskamer Zwolle 11/2444 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0318
Datum uitspraak: 26-10-2012
Datum publicatie: 29-10-2012
Zaaknummer(s): 11/2444 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond zonder maatregel
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Gebruik van een bancaire omzettingsverklaring, ook al ziet die op een prive-bankrekening, valt onder het bereik van het beroepsmatig handelen als bedoeld in artikel 51 Wet AA. Schending van de fundamentele beginselen van integriteit en van professioneel gedrag doordat betrokkene zonder toestemming van (ex-)echtgenote haar handtekening op die omzettingsverklaring heeft nagebootst. Geen maatregel, gelet op de specifieke omstandigheden waaronder dit vergrijp is begaan en het door betrokkene betoonde berouw.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 26 oktober 2012

in de zaak met nummer 11/2444 Wtra AK van

X ,

wonende te [plaats],

K L A A G S T E R ,  

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-          het op 24 november 2011 ingekomen klaagschrift van 22 november 2011 met bijlagen;

-          de op 29 februari 2012 ingekomen brief van 27 februari 2012 van klaagster met bijlagen;

-          het op 28 maart 2012 ingekomen verweerschrift van betrokkene van 26 maart 2012 met bijlagen;

-          de op 26 juli 2012 ontvangen aanvulling op de klacht d.d. 24 juli 2012 met bijlagen;

-          het op 20 augustus 2012 ingekomen aanvullend verweerschrift van betrokkene van 16 augustus 2012 met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 31 augustus 2012 waar zijn verschenen: mw. X, klaagster, en Y AA, betrokkene, die werd vergezeld door zijn kantoorgenoot G RA.

1.3 Klaagster en betrokkene hebben op deze zitting hun standpunten doen toelichten respectievelijk toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is openbaar accountant-administratieconsulent.

2.2 Betrokkene is van 25 oktober 1991 tot 1 mei 2012 met klaagster gehuwd geweest in algemene gemeenschap van goederen. De relatie tussen klaagster en betrokkene is verstoord geraakt. Klaagster heeft in juli 2010 de echtelijke woning verlaten. Klaagster en betrokkene hebben vijf kinderen, waarvan drie thans nog minderjarig.

2.3 Klaagster heeft in de periode van mei 2007 tot mei 2009 in de vorm van een eenmanszaak een onderneming gedreven. Betrokkene, althans diens kantoor, deed voor klaagster (onder meer) aangiften omzetbelasting en aangiften inkomstenbelasting. Betrokkene heeft voorts tot en met 2012 de aanvragen zorgtoeslag, tot en met 2011 de aanvragen kindgebonden budget en voorts tot en met 2012 de verzoeken voorlopige teruggaven inkomstenbelasting verzorgd, mede ten behoeve van klaagster.

2.4 Betrokkene heeft op 13 juli 2011 een bedrag van € 100,00 van de spaarrekening van de twee jongste minderjarige kinderen terug doen boeken naar de gezamenlijke ‘en/of’-rekening van betrokkene en klaagster. Betrokkene heeft voorts een bedrag van € 240,00 overgeboekt van de spaarrekening van de oudste dochter van partijen naar die gezamenlijke rekening.

2.5 Klaagster heeft in oktober 2011 de tan-codes van de gezamenlijke ‘en/of’-rekening van partijen laten blokkeren, waarna de automatische incasso’s voor die bankrekening storneerden. Klaagster heeft daarop zodanige bedragen van die bankrekening gepind dat daarop een debetsaldo ontstond. Desgevraagd heeft klaagster vervolgens aan betrokkene toegezegd mee te werken aan een omzetting van die bankrekening op de naam van betrokkene, welke toezegging klaagster niet (onmiddellijk) is nagekomen. Betrokkene heeft daarop op 29 oktober 2011 een omzettingsverklaring bij de bank ingediend uit naam van zichzelf en van klaagster, met het verzoek die gezamenlijke rekening om te zetten in een bankrekening van betrokkene. Betrokkene heeft op die verklaring niet alleen zijn handtekening geplaatst maar ook een handtekening als ware die gezet door klaagster.

2.6 De Belastingsdienst heeft klaagster per brief van 23 maart 2012 vragen gesteld over intracommunautaire verwervingen in de jaren 2007 tot en met 2010, die niet op een aangifte omzetbelasting zouden zijn aangegeven. Aan klaagster is vervolgens op 25 april 2012 een naheffingsaanslag ad € 361,00 opgelegd, inclusief boete.

3. De klacht

3.1 Ten grondslag aan de door klaagster ingediende klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift, de aanvulling daarop en de daarop door klaagster ter zitting gegeven toelichting, de volgende verwijten:

a.         betrokkene heeft haar handtekening vervalst om zo buiten haar om financiële transacties te doen en toeslagen aan te vragen bij de Belastingdienst;

b.         betrokkene heeft zonder toestemming van klaagster bedragen overgeboekt van de spaarrekeningen van de kinderen van klaagster en betrokkene, waartoe betrokkene niet was gerechtigd;

c.         betrokkene heeft verzuimd het btw-nummer van haar in 2009 beëindigde onderneming af te voeren en voor haar een nul-aangifte te doen en voorts nagelaten dit verzuim te herstellen;

d.         betrokkene respecteert de uitspraken van de rechtbank niet door aan hem toegewezen schulden niet te betalen.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Op grond van artikel 51 Wet AA is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Het handelen en/of nalaten van betrokkene waarop de klacht betrekking heeft moet, nu dit plaatshad ná 17 januari 2007, worden getoetst aan de sinds die datum vigerende VGC, en in het bijzonder deel A (de gedragscode voor iedere accountant-administratieconsulent) en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1 daarvan.

4.3 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Wat betreft onderdeel a. van de klacht - het valselijk namaken van klaagsters handtekening - geldt het volgende.

4.4.1 De Accountantskamer stelt daarbij voorop dat het gebruiken door accountant-administratieconsulent van een bancaire omzettingsverklaring als bedoeld in overweging 2.5, ook al ziet die verklaring op een privé-bankrekening, onder het bereik valt van het beroepsmatig handelen als bedoeld in de artikel 51 Wet AA. In het algemeen is het immers geenszins ongebruikelijk dat een accountant-administratieconsulent bij zijn beroepsmatig optreden een dergelijke omzettingsverklaring tegenkomt en bij zijn werkzaamheden dient te betrekken. Nu het gebruik van zo’n verklaring in dit geval zo dicht bij het beroepsmatig handelen ligt en relevant is bij de (wijze van) uitoefening van het accountantsberoep, is er naar het oordeel van de Accountantskamer geen reden om betrokkene niet ten volle voor zo’n gebruik tuchtrechtelijk verantwoordelijk te houden. Deze opvatting sluit ook aan bij ontwerp-artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep, zoals aangenomen door de Tweede Kamer der Staten-Generaal en thans aanhangig bij de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

4.4.2 In artikel A-100.4 zijn de fundamentele beginselen uitgewerkt die een accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen steeds in acht dient te nemen. Ingevolge de fundamentele beginselen van integriteit en professioneel gedrag, nader uitgewerkt in de hoofdstukken A-110 en A-150 voor zover hier van belang:

- treedt een accountant in zijn beroepsmatige en zakelijke betrekkingen eerlijk en oprecht op;

- doet een accountant eerlijk zaken en doet hij de waarheid geen geweld aan;

- vermijdt een accountant dat hij in verband wordt gebracht met rapportages en andere informatie die naar zijn oordeel een bewering bevat die materieel onjuist of misleidend is, op onzorgvuldige wijze is verstrekt of die niet volledig is of een verkeerde indruk wekt als gevolg waarvan de bewering als misleidend kan worden ervaren;

- houdt een accountant zich aan de voor hem relevante wet- en regelgeving en onthoudt hij zich van handelen dat het accountantsberoep in diskrediet brengt.

4.4.3 Betrokkene heeft gemotiveerd bestreden dat hij zonder medeweten van klaagster en door nabootsing van haar handtekening toeslagen heeft aangevraagd bij de Belastingdienst. Tegenover die betwisting heeft klaagster geen nadere feiten aangevoerd of stukken overgelegd waaruit de juistheid van haar verwijt aan betrokkene ter zake kan volgen. Tegen die achtergrond faalt in zoverre dit klachtonderdeel.

4.4.4 Betrokkene heeft erkend dat hij op de in overweging 2.5 bedoelde omzettingsverklaring zonder instemming van klaagster haar handtekening heeft nagebootst, daarmee voorwendend dat het verzoek aan de bank tot omzetting van de gezamenlijke bankrekening ook van klaagster afkomstig was. Op deze wijze heeft betrokkene zich niet integer gedragen en het accountantsberoep in diskrediet gebracht en aldus gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van integriteit en van professioneel gedrag als bedoeld in artikel A-100.4 onder a. en e. en nader uitgewerkt in de hoofdstukken A-110 en A-150 van de VGC. Het klachtonderdeel a. moet daarom in zoverre gegrond worden verklaard.

4.5 Wat betreft onderdeel b. van de klacht geldt dat klaagster niet heeft weersproken dat de betreffende spaarrekeningen van de kinderen door klaagster en betrokkene zijn geopend en dat betrokkene uit hoofde van zijn ouderschap volledig bevoegd was om de door klaagster gelaakte (terug)boekingen te doen. Betrokkene heeft die terugboekingen voorts toegelicht. Tegenover de uitvoerige, gemotiveerde en met schriftelijke stukken gestaafde betwisting door betrokkene heeft klaagster naar het oordeel van de Accountantskamer de door haar aan het aan betrokkene gemaakte verwijt ten grondslag liggende stellingen niet aannemelijk gemaakt. Dit onderdeel van de klacht is daarom ongegrond te achten.

4.6 Wat betreft het in onderdeel c. van de klacht bedoelde verwijt dat betrokkene heeft verzuimd het btw-nummer van klaagsters toenmalige onderneming af te voeren en heeft verzuimd voor haar aangaande het jaar 2011 een nul-aangifte te doen, geldt dat betrokkene ter afwering heeft aangevoerd dat hij, althans zijn kantoor, herhaalde malen de Belastingsdienst heeft verzocht bedoeld btw-nummer af te voeren, dat hij voor klaagster nog aangaande 2010 een nul-aangifte heeft verzorgd en dat hij niet door klaagster is verzocht om voor 2011 een dergelijke aangifte te verzorgen en evenmin anderzins op de hoogte is gebracht dat van klaagster voor 2011 een aangifte omzetbelasting werd verlangd. T egenover deze weerspreking heeft klaagster het aan betrokkene ter zake gemaakte verwijt niet aannemelijk gemaakt. Gegeven de omstandigheden behoefde betrokkene in 2012 niet uit zichzelf over te gaan tot het indienen van een aangifte, terwijl evenmin aannemelijk is geworden dat klaagster betrokkene vergeefs heeft gevraagd om vragen/verzoeken van de Belastingdienst af te handelen. Daarom faalt ook dit klachtonderdeel.

4.7 Wat betreft de in onderdeel d. verwoorde klacht dat betrokkene de uitspraken van de rechtbank in hun (echtscheidings)geschil niet zou naleven, geldt dat klaagster daarvoor geen concrete feiten en omstandigheden ter onderbouwing van dat verwijt heeft gesteld zodat, gelet de evenzo algemene betwisting daarvan door betrokkene, dit verwijt niet aannemelijk is geworden. Ook dit onderdeel van de klacht faalt daardoor.

4.8 Uit het voorgaande volgt dat de klacht gegrond is voor zover het betreft het hiervoor in overweging 4.4.3 bedoelde onderdeel. De klacht dient voor het overige ongegrond te worden verklaard.

4.9 Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. De Accountantskamer is echter van oordeel dat in dit geval kan worden volstaan met een gegrondverklaring van de klacht als hiervoor weergegeven en dat het niet passend of geboden is aan betrokkene een maatregel op te leggen. Het deels gegrond bevonden onderdeel betreft weliswaar niet integer en niet professioneel handelen, maar betrokkene heeft terstond de laakbaarheid van zijn handelen onderschreven en erkend dat hij anders had dienen te handelen. Voorts houdt de Accountantskamer rekening met de omstandigheden waaronder dit zich heeft voorgedaan, daaronder begrepen de omstandigheid dat niet aannemelijk is dat alleen betrokkene een rol heeft gehad in de escalatie tussen hem en klaagster. Tot slot is in aanmerking genomen dat betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld.

4.10 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

·         verklaart de klacht als hiervoor weergegeven in overweging 4.4 gegrond;

·         verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

·         legt ter zake aan betrokkene geen maatregel op.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. H. de Hek en mr. E.W. Akkerman, (rechterlijke leden) en J. Maan AA en A.M.H. Homminga AA (accountantsleden) in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2012.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klaagster, betrokkene, dan wel de voorzitter van de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.