ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0314 Accountantskamer Zwolle 12/1028 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0314
Datum uitspraak: 24-09-2012
Datum publicatie: 27-09-2012
Zaaknummer(s): 12/1028 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:   Klacht niet-ontvankelijk Op een klacht op  grondslag  van hetzelfde feitencomplex als  de onderhavige klacht is beslist  door  de Raad van Tucht en vervolgens door  het CBb. Het indienen van de  onderhavige  klacht is niet verenigbaar met de eisen van een behoorlijke tuchtprocedure.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra)

van 24 september 2012 in de zaak met nummer 1 2/1028 Wtra AK van

X ,

en

A ,

registeraccountant,

beiden wonende te [plaats],

K L A G E R S ,

t e g e n

Y ,

accountantadministratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde stukken, waaronder:

-          het op 25 mei 2012 ingekomen klaagschrift van 24 mei 2012, met bijlage;

-          het op 15 juni 2012 ingekomen verweerschrift van 13 juni 2012 met bijlagen;

-          de op 29 juni 2012 ingekomen brief van 27 juni 2012 van klagers met bijlage;

-          de op 10 juli 2012 ingekomen brief van 6 juli 2012 van betrokkene.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 13 augustus 2012 waar A RA in persoon en als gemachtigde van X en betrokkene zijn verschenen.

1.3 Klagers en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) respectievelijk toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 X en betrokkene zijn getrouwd geweest. Hun huwelijk is in 1995 ontbonden. Op 31 mei 2007 respectievelijk 26 mei 2008  hebben klagers een klacht tegen betrokkene ingediend bij de Raad van Tucht voor registeraccountants en accountants-administratieconsulenten te Den Haag (hierna: de Raad van Tucht) inzake het niet, danwel onjuist althans onvoldoende verstrekken van informatie door betrokkene ten behoeve van het door een deskundige te verrichten onderzoek in het kader van een civiele procedure over de aanspraken van X op grond van de tussen haar en betrokkene geldende huwelijkse voorwaarden. Tegen de uitspraak van 28 september 2009 van de Raad van Tucht op deze klachten zijn klagers in beroep gekomen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), welk college op 19 augustus 2011 uitspraak heeft gedaan.

3. De klacht

Klagers verwijten betrokkene te hebben geweigerd om correcte en volledige informatie te verschaffen met het oog op de vaststelling van de waarde van een vermogensdeel dat aan X toekomt na ontbinding van haar huwelijk met betrokkene.

4. De gronden van de beslissing

4.1 De onderhavige klacht richt zich tegen de handelwijze van betrokkene met betrekking tot het verstrekken van informatie met het oog op de vaststelling van de aanspraken van X en betrokkene op grond van hun huwelijkse voorwaarden.

Op een klacht op grondslag van hetzelfde feitencomplex, is op 28 september 2009 uitspraak gedaan door de Raad van Tucht. Deze uitspraak is met de onder 2.1 vermelde uitspraak van het CBb onherroepelijk geworden. Naar het oordeel van de Accountantskamer is het niet verenigbaar met de eisen van een behoorlijke tuchtprocedure dat een klager nogmaals een klacht die haar grondslag vindt in hetzelfde feitencomplex bij de tuchtrechter indient. Om die reden moet de onderhavige klacht niet ontvankelijk worden verklaard. Het vorenstaande geldt ook, indien zoals klagers stellen, in de eerdere tuchtprocedure ten onrechte een te terughoudende toetsingsmaatstaf is aangelegd. Daargelaten of die stelling juist is, ook in die situatie prevaleert het belang van betrokkene dat vergt dat hij niet ten tweede male wordt geconfronteerd met een klacht over een bepaalde handelwijze waarover door de tuchtrechter al eerder is geoordeeld.

Klagers hebben ter zitting aangevoerd dat er sprake is van een nieuw feit en -zo begrijpt de Accountantskamer- van een ander feitencomplex dan het feitencomplex dat ten grondslag is gelegd aan de bij de Raad van Tucht op 31 mei 2007 respectievelijk 26 mei 2008 ingediende klacht doordat betrokkene naar de opvatting van klagers opnieuw zijn wettelijke verplichting tot het verstrekken van informatie (met het oog op het vaststellen van de hiervoor bedoelde aanspraken) niet nakomt. De Accountantskamer kan klagers hierin niet volgen. Het verwijt dat klagers betrokkene maken blijft immers onveranderd dat hij die verplichting weigert na te komen.

4.2 Voorts verzet ook artikel 22, eerste lid Wtra zich tegen het in behandeling nemen van de onderhavige klacht. Immers, ten tijde van de indiening van de klacht waren klagers meer dan 3 jaar op de hoogte van de in de klacht aan de orde gestelde gedragingen van betrokkene, zodat ook daardoor de Accountantskamer de klacht niet (meer) in behandeling kan nemen.

4.3 Op grond van het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

5. De beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. M.J van Lee, voorzitter, mrs. E.W. Akkerman en W.M. de Vries rechterlijke leden en drs. R.G. Bosman RA en drs. E.J.F.A. de Haas RA, accountantsleden in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 24 september 2012.

_________                                                                                        __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is naar partijen verzonden op:_______________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klagers en betrokkene dan wel de voorzitter van het NIVRA of de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.