ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0313 Accountantskamer Zwolle 11/2542 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0313
Datum uitspraak: 24-09-2012
Datum publicatie: 27-09-2012
Zaaknummer(s): 11/2542 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:   Klacht niet-ontvankelijk om uiteenlopende redenen  Tegen uitspraak College van Beroep voor het bedrijfsleven (op het beroep tegen een uitspraak  van de Raad van Tucht op een klacht) staat geen rechtsmiddel open. Betoog klagers dat CBb en Raad  van Tucht een te beperkte toetsingsmaatstaf hebben aangelegd  kan dus  onbesproken blijven. Op een klacht op  grondslag  van hetzelfde feitencomplex als  de onderhavige  klacht  is beslist  door  de Raad van  Tucht en vervolgens door  het CBb. Het indienen  van de onderhavige  klacht is niet verenigbaar met de eisen van een behoorlijke tuchtprocedure.       

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra)

Van 24 september 2012 in de zaak met nummer 1 1 / 2542 Wtra AK van

X ,

en

A ,

registeraccountant,

beiden wonende te [plaats],

K L A G E R S ,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de stukken van deze zaak, waaronder:

-          het op 16 december 2011 ingekomen klaagschrift van 15 december 2011, met bijlagen;

-          de op 2 maart 2012 ingekomen aanvulling op het klaagschrift van 29 februari 2012;

-          de uitspraak van de voorzitter van de Accountantskamer van 3 mei 2012;

-          het op 21 mei 2012 ingekomen verzetschrift van 17 mei 2012, met bijlage;

-          de op 25 mei 2012 ingekomen brief van klagers van 24 mei 2012;

-          het op 5 juni 2012 ingekomen verweerschrift van 4 juni 2012;

-          de op 10 juli 2012 ingekomen brief van 6 juli 2012 van betrokkene;

-          de op 18 juli 2012 ingekomen brief van 17 juli 2012 van klagers;

-          de op 7 augustus 2012 per fax ontvangen brief van betrokkene van diezelfde datum.

1.2 De voorzitter van de Accountantskamer heeft bij de hiervoor bedoelde uitspraak van 3 mei 2012 op de klacht beslist. Deze uitspraak is door het verzet van klagers vervallen.

1.3 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 13 augustus 2012 waar is verschenen, mede namens X, A RA. Betrokkene is met voorafgaande kennisgeving daarvan, niet verschenen.

1.4 Klagers hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) respectievelijk toegelicht.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Op 21 juni 2007 hebben klagers een klacht tegen betrokkene ingediend bij de Raad van Tucht voor registeraccountants en accountants-administratieconsulenten te Den Haag (hierna: de Raad van Tucht) over een door betrokkene vervaardigde rapportage van 22 januari 2007. Tegen de uitspraak dienaangaande van 28 september 2009 van de Raad van Tucht zijn klagers in beroep gekomen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), welk college op 19 augustus 2011 uitspraak heeft gedaan.

3. De klacht

De klacht in de onderhavige zaak luidt dat het door betrokkene geformuleerde oordeel in zijn rapport d.d. 22 januari 2007 niet gewettigd is door de kwaliteit en kwantiteit van de uitgevoerde werkzaamheden in het kader van het door hem verrichte onderzoek ter bepaling van de waarde van de aandelen van BV1 en het daarin begrepen belang van de werkmaatschappij BV2 per 1 september 1994. Meer specifiek betreft de klacht het niet kritisch controleren van de aan betrokkene verstrekte jaarrekeningen over 1994 en het niet opvragen van vereiste informatie ten aanzien van de door hem toegepaste wijzigingen.

4. De gronden van de beslissing

4.1 De klacht richt zich tegen de werkzaamheden van betrokkene, verricht met het oog op bovengenoemde rapportage van 22 januari 2007. De Accountantskamer stelt vast dat klagers op 21 juni 2007 een klacht hebben ingediend bij de Raad van Tucht op grondslag van hetzelfde feitencomplex. Tegen de uitspraak van de Raad van Tucht van 28 september 2009 op die klacht zijn klagers in beroep gekomen bij het CBb, welk college op 19 augustus 2011 uitspraak heeft gedaan. Klagers kunnen zich niet verenigen met de door het CBb genomen beslissingen; voorts menen zij dat het CBb de zaak ter afdoening aan de Accountantskamer had moeten overdragen.

4.2 Tegen de uitspraak van het CBb, waarin dit college zich onder meer bevoegd heeft geacht in hoger beroep te oordelen over de uitspraak van de Raad van Tucht van 28 september 2009, staat geen rechtsmiddel open. Voor zover klagers beoogd hebben bij de Accountantskamer tegen deze uitspraak van het CBb op te komen, is de klacht derhalve

niet-ontvankelijk. Alles wat klagers aanvoeren ten betoge dat de Raad van Tucht en het CBb een te terughoudende toetsingsmaatstaf hebben aangelegd, moet dan ook onbesproken blijven.

Overigens, ten onrechte zijn klagers van opvatting dat op grond van artikel 52, eerste lid Wtra het CBb gehouden zou zijn geweest het bij dit college aanhangig gemaakte hoger beroep door te verwijzen naar de Accountantskamer, omdat dit college niet voor 1 mei 2010 in dit hoger beroep uitspraak zou hebben gedaan. Voormelde wetsbepaling bepaalt enkel dat de door de Raden van Tucht niet voor 1 mei 2010 afgehandelde tuchtzaken door de Accountantskamer verder afgehandeld dienen te worden; deze bepaling geldt dus niet voor bij het CBb in hoger beroep aanhangige zaken.

4.3 Voorts is het niet verenigbaar met de eisen van een behoorlijke tuchtprocedure dat een klager nogmaals een klacht op grondslag van hetzelfde feitencomplex bij de tuchtrechter indient. Ook daarom is de klacht niet-ontvankelijk.

4.4 Ten slotte verzet ook artikel 22, eerste lid Wtra zich tegen het in behandeling nemen van de onderhavige klacht. Immers, ten tijde van de indiening waren klagers meer dan 3 jaar op de hoogte van de in de klacht aan de orde gestelde gedragingen van betrokkene, zodat ook daarom de Accountantskamer de klacht niet (meer) in behandeling kan nemen.

4.5 Op grond van het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

5. De beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. M.J van Lee, voorzitter, mrs. E.W. Akkerman en W.M. de Vries rechterlijke leden en drs. R.G. Bosman RA en drs. E.J.F.A. de Haas RA , accountantsleden in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 24 september 2012.

_________                                                                                        __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is naar partijen verzonden op:_______________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klagers en betrokkene dan wel de voorzitter van het NIVRA of de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.