ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0300 Accountantskamer Zwolle 11/2654 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0300
Datum uitspraak: 27-07-2012
Datum publicatie: 30-07-2012
Zaaknummer(s): 11/2654 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond zonder maatregel
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Betrokkene heeft zonder medeweten en toestemming van  de gebruiker van  een (op naam  van het bedrijf van  betrokkene staand) abonnement op het boekhoudprogramma Reeleezee dit abonnement opgezegd. Daarmee heeft betrokkene gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van professioneel gedrag. Geen maatregel opgelegd gezien de emotionele fase waarin het handelen zich  heeft voorgedaan, de voorafgaande dreiging met een  faillissementsaanvraag door klaagster en het feit dat klaagster geen schade heeft geleden doordat ze tijdelijk geen gebruik kon maken van boekhoudprogramma.   

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra)

van 27 juli 2012 in de zaak met nummer 11/2654 Wtra AK van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BV X ,

gevestigd te [plaats],

K L A A G S T E R ,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

wonende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-          het op 27 december 2011 ingekomen klaagschrift van 23 december 2011, met bijlagen;

-          de op 25 januari 2012 ingekomen (en kennelijk abusievelijk op 23 december 2011 gedateerde) brief met een aanvulling op het klaagschrift, met bijlagen;

-          het op 28 februari 2012 ingekomen verweerschrift, met bijlagen;

-          de op 20 juni 2012 ingekomen brief van betrokkene van 15 juni 2012, met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 29 juni 2012, waar aanwezig waren - aan de zijde van klaagster - haar bestuurders R en van den B en - aan de zijde van betrokkene - betrokkene Y AA in persoon.

1.3 Partijen hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten onderscheidenlijk toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is oprichtster van en vennoot bij 1, een franchiseorganisatie voor accountants- en administratiekantoren.

2.2 Klaagster is cliënte bij het administratiekantoor van L, een franchisenemer van 1 die voor accountantswerkzaamheden ten behoeve van klaagster gebruik maakte van de diensten van betrokkene. Klaagster maakte gebruik van het boekhoudprogramma Reeleezee waarop  1 geabonneerd was, door daarop in te loggen via de portal van 1. Betrokkene had ook toegang tot de administratie van klaagster in Reeleezee met een eigen gebruikersnaam en wachtwoord.

2.3 In de loop van 2011 was een samenwerking tussen klaagster en 1 ontstaan, in dier voege dat klaagster training en coaching van de bij 1 aangesloten ondernemers verzorgde, waarvoor zij facturen aan 1 stuurde.

2.4 Klaagster heeft op 15 december 2011 een (ongedateerde) brief van betrokkene ontvangen, waarin zij - onder meer - stelde dat door klaagster bij 1 facturen waren ingediend waarvoor niet dan wel onvoldoende was gepresteerd, reden waarom zij van klaagster een creditnota van € 25.740,-- vermeerderd met BTW verwachtte.

2.5 Hierop heeft klaagster op 16 december 2011 betrokkene door een advocaat doen benaderen met een brief waarin betrokkene wordt verzocht (en voor zover nodig: gesommeerd) een totaalbedrag van € 48.641,26 over te maken op de derdengelden-rekening van die advocaat, zulks ter betaling van nog openstaande facturen van klaagster aan betrokkene (vermeerderd met rente en incassokosten), bij gebreke waarvan het faillissement van betrokkene zou worden aangevraagd. Bij deze brief was gevoegd een concept van een rekest aan de rechtbank Maastricht, strekkende tot het in staat van faillissement verklaren van betrokkene in haar hoedanigheid van vennoot van 1.

2.6 Op 18 december 2011 is met gebruikmaking van Reeleezee in de administratie van klaagster een aan 1 gerichte creditfactuur ten bedrage van € 25.739,50 (excl. BTW) van klaagster aan betrokkene aangemaakt, ingeboekt en verzonden.

2.7 Op 20 december 2011 bleek dat klaagster geen gebruik meer kon maken van het boekhoudprogramma Reeleezee via de portal van 1 en dat betrokkene het (door klaagster gebruikte) Reeleezee-abonnement van 1 had opgezegd. Door tussenkomst van L heeft klaagster daags nadien weer toegang gekregen tot haar administratie. De onder 2.6 bedoelde creditfactuur is met een correctiefactuur van 27 december 2011 ongedaan gemaakt.

2.8 Klaagster en betrokkene hebben over en weer tegen elkaar bij de politie aangifte van oplichting gedaan. Betrokkene is in het kader van een daarop gevolgd opsporings-onderzoek door de politie gehoord.

3. De klacht

De klacht houdt, naar de Accountantskamer begrijpt en naar ook betrokkene blijkens het verweerschrift heeft begrepen, de volgende verwijten in.

3.1 Betrokkene heeft zonder medeweten en toestemming van klaagster het door klaagster gebruikte abonnement bij Reeleezee opgezegd, waardoor klaagsters bedrijf werd lamgelegd omdat men daar niet meer in staat was betalingen te doen en/of facturen uit te schrijven.

3.2 Betrokkene heeft zonder toestemming van klaagster en heimelijk een creditfactuur ten faveure van haar eigen bedrijf ingeboekt en verwerkt in de administratie van klaagster.

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 51 Wet op de Accountants-Administratieconsulenten (Wet AA) is de Accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Het handelen van betrokkene waarop de klacht betrekking heeft, vond plaats ná 17 januari 2007 en moet daarom worden getoetst aan de sinds die datum geldende Verordening gedragscode (AA’s) (hierna: VGC) en wel in het bijzonder aan de delen A (de gedragscode voor iedere accountant-administratieconsulent) en B1 (de gedragscode voor de openbaar accountant) van die VGC.

4.3 Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 In het eerste klachtonderdeel, weergegeven onder 3.1, wordt betrokkene verweten dat zij zonder medeweten en toestemming van klaagster het door klaagster gebruikte abonnement bij Reeleezee heeft opgezegd.

4.4.1 Betrokkene heeft dienaangaande aangevoerd:

-          dat de kosten van de administratie van klaagster door haar bleken te worden betaald omdat deze door haar franchisenemer L niet aan klaagster werden doorberekend en dat zij daarop Reeleezee heeft verzocht het abonnement voor 1 af te sluiten, zodat het voortaan door klaagster zelf kon worden voortgezet en betaald;

-          dat dit voor Reeleezee niet meer dan enkele minuten werk zou zijn, zodat geen sprake was van het lamleggen van het bedrijf van klaagster.

4.4.2 Ingevolge het fundamentele beginsel ‘professioneel gedrag’ als bedoeld in artikel A-100.4 onder e. van de VGC - welk artikel nader wordt uitgewerkt in onder meer artikel A-150.1 van de VGC - houdt de accountant-administratieconsulent zich aan de voor hem relevante wet- en regelgeving en onthoudt hij zich van handelen dat het accountantsberoep in diskrediet brengt, zoals handelingen die door een redelijke en goed geïnformeerde derde die over alle relevante informatie beschikt zullen worden opgevat als schadelijk voor de goede naam van het accountantsberoep.

4.4.3 Vast staat dat betrokkene het door klaagster gebruikte Reeleezee-abonnement onverhoeds heeft opgezegd. Deze onaangekondigde en zonder overleg met klaagster uitgevoerde opzegging had tot gevolg dat klaagster enige tijd, hoe kort ook, niet over dat boekhoudprogramma kon beschikken en aldus niet haar bedrijf kon voeren zoals zij gewend was. Dit handelen van betrokkene acht de Accountantskamer strijdig met het hiervoor onder 4.4.2 vermelde en omschreven fundamentele beginsel ‘professioneel gedrag’. Betrokkene heeft ter zitting ook toegegeven dat het beter zou zijn geweest als zij klaagsters vertegenwoordigers van tevoren had gewaarschuwd dat zij het  abonnement zou gaan opzeggen. Het eerste klachtonderdeel moet dan ook gegrond worden verklaard.

4.5 Aangaande het tweede klachtonderdeel, hiervoor weergegeven onder 3.2, overweegt de Accountantskamer dat weliswaar vast is komen te staan dat op 18 december 2011 een creditfactuur ten faveure van betrokkenes bedrijf is ingeboekt en verwerkt in de administratie van klaagster, maar dat betrokkene uitvoerig en gemotiveerd heeft betwist dat dit door haar zou zijn gedaan. Tegenover deze betwisting heeft klaagster, gelet op hetgeen hiervoor onder 4.3 is vooropgesteld, de aan dit klachtonderdeel ten grondslag gelegde feiten niet aannemelijk gemaakt. Het tweede klachtonderdeel dient daarom ongegrond te worden verklaard.

4.6 Met betrekking tot een eventueel op te leggen maatregel ter zake van het gegrond geachte eerste klachtonderdeel overweegt de Accountantskamer als volgt.

Klaagster mocht erop vertrouwen dat zij ongestoord gebruik kon maken van het haar door haar administratiekantoor beschikbaar gestelde boekhoudprogramma. Betrokkene heeft dit vertrouwen beschaamd door onaangekondigd klaagster dat gebruik te ontnemen door opzegging van het - weliswaar op naam van haar bedrijf staande - abonnement. Deze schending van het fundamentele beginsel ‘professioneel gedrag’ als bedoeld in artikel A-100.4 onder e. van de VGC moet betrokkene worden aangerekend, maar niet zodanig dat haar ter zake een maatregel moet worden opgelegd.  De Accountantskamer houdt hierbij rekening met het gegeven dat het gewraakte handelen van betrokkene zich heeft voorgedaan in een emotionele fase, verband houdend met het eindigen van de affectieve relatie van betrokkene met een van klaagsters bestuurders, alsmede met de omstandigheden dat klaagster had gedreigd het faillissement van betrokkene aan te vragen  en dat klaagster geen financiële schade heeft geleden door de tijdelijk geblokkeerde toegang tot het boekhoudprogramma. Op grond van het voorgaande kan worden volstaan met een gegrondverklaring zonder oplegging van een maatregel.

4.7 Op grond van al het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

·         verklaart de klacht in het eerste, onder 3.1 weergegeven, onderdeel gegrond in voege als hiervoor omschreven;

·         legt ter zake aan betrokkene geen maatregel op;

·         verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.J. van Lee, voorzitter, mr. M.B. Werkhoven en mr. W.M. de Vries (rechterlijke leden) en drs. R.G. Bosman RA en prof. dr. G.C.M. Majoor RA (accountantsleden) in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2012.

_________                                                                            __________

secretaris                                                                                voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:                                              

Ingevolge de artikelen 43 Wtra en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 kunnen/kan klaagster en/of betrokkene, dan wel de voorzitter van het NIVRA of de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een ondertekend beroepschrift, dat de gronden van het beroep dient te bevatten, bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA ’s-Gravenhage.